De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
Schermen in de KB
| |
[pagina 13]
| |
In een van de mooiste ‘vechtboeken’ die ooit zijn verschenen bracht Gerard Thibault zijn virtuele schermacademie voor het voetlicht. Het kloeke werk in groot-folio formaat, met niet minder dan 46 platen die op één na een hele opening beslaan, werd in 1630 gedrukt door de Leidse Elzeviers. Hoewel er al eerder veel schermboeken in druk verschenen waren, in Italië en Spanje, en zelfs in Nederland, is dat van Thibault het eerste van Nederlandse herkomst en in ieder geval het indrukwekkendst.Ga naar eind1 Het is een van de oudste gedrukte schermboeken in de rijke schermcollectie van de Koninklijke Bibliotheek.
boven Portret van Gerard Thibault in de Academie de l'espée, naar een ontwerp van de Leidse schilder David Bailly.
| |
Schermen: oorlogsvoering, zelfverdediging, duelleren, kunst of sport?De geschiedenis van het schermen is nauw verbonden met de militaire geschiedenis.Ga naar eind2 In de Romeinse tijd en in de Middeleeuwen was het man-tegen-man gevecht onderdeel van de reguliere oorlogvoering. Worstelend, of in een gevecht met knots, lans, dolk of zwaard, werd geprobeerd de tegenstander uit te schakelen. Ten tijde van de Renaissance veranderde dat. Natuurlijk werd op het slagveld nog steeds man tegen man gevochten en maakten sabels tot in de negentiende eeuw deel uit van de uitrusting van de soldaat of agent. Maar vechten werd ook een kunstvorm, een spel dat een edelman diende te beheersen, zoals hij ook sierlijk moest kunnen dansen. Schermles hoorde bij de opvoeding en werd een verfijnde kunst die door een aristocratische en geletterde schermmeester gedoceerd werd. Zoals De La Fontaine Verwey het verwoordt in zijn belangrijke artikel over Thibault: ‘De Renaissance stelde de schermkunst onder de gezamenlijke hoede van Mars en Minerva’.Ga naar eind3 Oorlogsvoering, zelfverdediging, duelleren, kunst of sport: aanvankelijk was er dus geen onderscheid tussen het doel van de gevechtstraining en van de vechtboeken. Dat is ook te zien in de classificatie van schermboeken. Sommige zijn in de KB ondergebracht in de rubriek ‘Sport en spel’, andere bij ‘Militaire wetenschappen’. In die laatste rubriek zijn ook de verschillende uitgaven te vinden die gemaakt zijn ten tijde van de professionalisering van het leger door stadhouder Maurits van Nassau in het begin van de zeventiende eeuw. Hierbij valt te denken aan de verschillende uitgaven en vertalingen van de Wapenhandelinghe van roers, musquetten ende spiessen van Jacob de Gheyn en van de Nassausche wapen-handelinge van Adam van Breen. In een recent overzicht van vroegmoderne schermboeken uit de Lage Landen sluiten Bert Gevaert en Reinier van Noort dit type expliciet uit, omdat het ‘military drilling instructions’ zouden zijn.Ga naar eind4 Er is inderdaad een onderscheid: in de boeken van De Gheyn en Van Breen worden statische afbeeldingen gegeven over het hanteren van wapens en opstellen in het gelid, en gaat het niet over tweegevechten. In het overzicht van Gevaert en Van Noort wordt een aantal schermhandschriften genoemd die afkomstig zijn uit het bezit van prins Maurits en die nu in de KB te vinden zijn, zoals Pieter Bailly's Cort bewijs van t'rapier alleen.Ga naar eind5 Het aantal Nederlandse schermtraktaten in handschrift of druk is sowieso klein. En daarin zijn veel buitenlandse invloeden te zien, zoals we ook bij Thibault tegen zullen komen. De schermhandschriften in de collectie van Maurits hebben een relatie met oorlogvoering en zelfverdediging van de adel, maar ook burgers kregen steeds meer belangstelling voor het schermen, niet alleen als verdediging, maar ook als ontspanning en tijdverdrijf.Ga naar eind6 Vanaf de zestiende-eeuw wordt schermen tevens als sport beoefend, waaronder dan ook toernooien met grote feesten worden verstaan. | |
Schermboeken in de KBWas het aantal Nederlandse schermboeken beperkt, in het buitenland, bijvoorbeeld in Italië, Duitsland en Spanje, werden er heel wat gepubliceerd. In zijn schermbibliografie somt Henry W. Pardoel alleen al 1887 ‘Fencing | |
[pagina 14]
| |
manuals’ op uit de periode 1300-1996.Ga naar eind7 Daarnaast noemt hij ook boeken en tijdschriftartikelen over allerlei andere aspecten van de schermsport, in totaal oplopend tot bijna vierduizend onderwerpen. Die vroege handleidingen zijn lang niet allemaal in Nederland te vinden. Van Achille Marozzo's Arte dell'armi (eerste uitgave 1536) bijvoorbeeld heeft de KB alleen een editie uit 1568. Andere standaardwerken zoals het Trattato die scienza d'arme van Camillo Agrippa zijn, ook met een latere editie, aanwezig in de UB Leiden. Maar het vroege werk van de twee belangrijke Spaanse schermmeesters Jerónimo de Carranza en Luís Pacheco de Narváez, Compendio de la filosofia y destreza de las armas, komt überhaupt niet in een Nederlandse bibliotheek voor. Dat geldt ook voor de eerste editie van het schermboek van de Italiaanse meester Salvator Fabris, De lo Schermo, overo scienza d'arme, dat in 1606 in Kopenhagen verscheen met gravures van de Vlaming Jan van Halbeeck. De Duitse vertaling Italiänische Fechtkunst, die Isaac Elzevier in 1619 in Leiden drukte, is alleen in de UB Leiden te vinden, en dat is dan ook de enige Nederlandse bibliotheek die één van de vele edities van Salvator Fabris bezit. Met de eerder genoemde schermhandschriften uit het bezit van prins Maurits verwierf de KB wel een prachtig geïllustreerd handschrift van Fabris' werk: Dichiaratione per intendere le ragioni sopra le quali é fondata la scientia della spada, geschreven in de eerste jaren van de zeventiende eeuw, vermoedelijk speciaal voor de stadhouder.
Twee sierlijke schermers uit Pieter Bailly, Cort bewijs van 't rapier alleen. Dit vroegzeventiende-eeuwse schermhandschrift maakte deel uit van de collectie van prins Maurits en bevindt zich nu in de KB [KW 72 F 37].
Geïllustreerd handschrift van de Italiaanse schermmeester Salvator Fabris, Dichiaratione per intendere le ragioni sopra le quali é fondata la scientia della spada uit het begin van de zeventiende eeuw. Ook dit manuscript uit de collectie van prins Maurits is opgenomen in de KB [KW 73 J 38].
In het algemeen blijkt het bezit aan vroege schermboeken in Nederland bescheiden. De KB bezit naast de genoemde traktaten uit de collectie van Maurits en het werk van Thibault enkele vroege gedrukte schermboeken, de meeste met afbeeldingen, zoals Traicté ou instruction pour tirer des armes van G. Cavalcabo (Rouen 1597); Les arts de l'homme d'epée van G.C. de Saint-Georges (drie edities: Den Haag 1680, 1686 en 1695); La science des personnes de cour, d'epeé et de robe van De Chevigni (twee edities: Amsterdam 1729 en 1752); Traité des armes van P.J.F. Girard (Den Haag 1740); L'academie de l'homme d'épée van P.J.F. Girard (Den Haag 1755) en L'art des armes van G. Danet (Parijs 1766). Het lijkt erop dat in Nederland minder belangstelling voor schermboeken was, terwijl er wel in veel plaatsen schermscholen waren. Uit de twintigste eeuw zijn wel veel boeken over schermen in de KB te vinden, vooral doordat in 1998 de bibliotheek van het NOC*NSF in de KB-collectie opgenomen werd. | |
Gerard Thibault en de schermkunstHet boek van Thibault verscheen in 1630 - juist in de tijd dat de schermsport zich begon los te maken van het krijgsbedrijf en de zelfverdediging. Onder invloed van de Renaissance had zich een wetenschappelijke benadering van het schermen ontwikkeld, die ook gedoceerd werd aan universiteiten door schermmeesters, vooral onder invloed van de eerdergenoemde Italiaanse en Spaanse meesters als Achille Marozzo, Camillo Agrippa, Jerónimo de Carranza en Luís Pacheco de Narváez. Zij waren wiskundigen, architecten of ingenieurs, academici die de vechtkunst niet vanuit de praktijk, maar vanuit de theorie wilden beoefenen. Deze benadering sloot natuurlijk uitstekend aan bij het academische onderwijs, wat in Leiden tot een bijzondere situatie leidde. In de Faliede Bagijnkerk werd | |
[pagina 15]
| |
een aantal universitaire faciliteiten ondergebracht die nu niet zo gauw meer in één gebouw gehuisvest zouden worden. Op de bovenverdieping bevond zich de universiteitsbibliotheek, terwijl studenten op de begane grond zich onder andere konden oefenen in de edele schermkunst of een anatomische les konden bijwonen.Ga naar eind8 De schermschool was in 1594 opgericht met Ludolf van Ceulen als schermmeester. Hij was wiskundige en doceerde ook aan de Nederlandstalige Ingenieursschool. Die was op instigatie van prins Maurits in 1600 in Leiden gesticht om studenten op te leiden in toegepaste wetenschappen, vooral landmeetkunde en vestingbouw. Zo kwam hier alles samen: de wiskunde, het wetenschappelijke schermen voor studenten en de militaire aspiraties van de stadhouder. Op de prent die Jan Cornelisz Woudanus in 1610 maakte van de schermschool in de Faliede Bagijnkerk, is de wiskundige aanpak van het schermen te zien: op de vloer is een cirkel getekend, die gebruikt werd om de leerlingen de bewegingen met de degen op gecontroleerde wijze aan te leren. Deze latere schermboeken, die via de collectie van de NOC*NSF in de KB zijn terechtgekomen, tonen verschillende manieren om schermers weer te geven.
G. Visser, Schermen, Amsterdam, 2e dr. [1969]
L.J.M.P. van Humbeek, Handleiding voor het sabelschermen, Amsterdam [1905] Eric Mathieu en Elton Eisden, Schermen met de floret, Best 1986
Kasper Kardolus, Schennen. Een kunst inde sport, Zoetermeer [1989]
Deze wiskundige benadering is het verst doorgevoerd in het prachtwerk dat in 1630 van de pers kwam bij de Leidse Elzeviers: de Academie de l'espée van Gerard Thibault. Een fantastisch plaatwerk waarin tot in detail iedere pas en beweging op wetenschappelijke wijze is uitgewerkt. De auteur was omstreeks 1574 in Antwerpen geboren als zoon van een koopman en een adellijke weduwe.Ga naar eind9 Thibault koos net als zijn vader het koopmansvak en was rond zijn dertigste wolhandelaar in Spanje, in Sanlúcar de Barrameda, de geboorteplaats | |
[pagina 16-17]
| |
Op alle platen in de Academie de l'espée zijn de opeenvolgende schermposities gerelateerd aan de ‘mystieke cirkel’, zoals hier op Tabula XXXII. Ze lezen haast als een strip.
| |
[pagina 18]
| |
van de eerdergenoemde schermmeester Jerónimo de Carranza. In Antwerpen had Thibault schermles gehad van Lambert van Someren. In Sanlúcar zette hij zijn lessen voort en maakte hij kennis met de schermmethode van Luís Pacheco de Narváez, die gebaseerd was op de zogenaamde ‘mystieke cirkel’. Het concept van de cirkel als basis van het schermen was al ouder en komt bijvoorbeeld ook bij Marozzo voor. Maar Thibault perfectioneerde het systeem met een cirkel, gebaseerd op de verhoudingen van het menselijk lichaam.Ga naar eind10 Terug in Nederland maakte hij furore met zijn methode. Zijn overwinning in een schermwedstrijd in 1611 trok de aandacht van prins Maurits, die hem uitnodigde voor een demonstratie aan het hof, samen met andere schermmeesters. Weer wist hij de eerste plaats te behalen, waarop hij een prijs ontving uit de handen van Maurits. Hij vestigde zich als schermmeester in Amsterdam en bewoog zich in de upper dass, zoals zijn album amicorum laat zien.Ga naar eind11 Kooplieden (Jan Ysbrantsz Kieft), regenten (Pieter Pauw), dichters (Bredero), wetenschappers (Anna Maria van Schurman), schermmeesters (Cornelis van Someren) en kunstenaars (Michel Le Blon) schreven langere of kortere bijdragen in dit album. Overigens bleef hij niet in Amsterdam. Van 1615 tot 1617 verbleef hij aan het Kleefse hof, daarna weer in Amsterdam en vervolgens in Leiden, waar hij zich in 1622 aan de universiteit inschreef. | |
Academie de l'epéeOndertussen had hij besloten een boek te maken om ruimere bekendheid te geven aan zijn schermmethode. Dat moest een plaatwerk worden dat alle andere schermboeken zou overtreffen. In 1615 begon hij met de voorbereidingen, maar het werk zou nog lang niet verschijnen. Het is dan ook een uitgave die veel voorbereiding gevraagd moet hebben: het bevat veel prachtige, gedetailleerde gravures en teksten. Om het boek te financieren gaf hij vermoedelijk demonstraties aan verschillende vorstenhoven; dat leidt De La Fontaine Verwey tenminste af uit de negen bladen met wapens van de beschermers van het boek. Naast de demonstratie aan het Haagse hof presenteerde hij zich kennelijk ook aan de hoven in Frankrijk, Kleef en Brunswijk.Ga naar eind12 Wanneer het werk precies het licht zag is onduidelijk. Op de titelpagina staat het jaartal 1628 en op het bericht aan de lezer wordt vermeld dat het in 1630 verscheen. Daar worden ook de Elzeviers als drukker genoemd. Dit bericht ontbreekt overigens in het KB-exemplaar.
Gravure door Michel Le Blon met hetzelfde schildje dat op de titelpagina van de Académie de l'espée voorkomt. Thibault gebruikte deze gravure als hij een bijdrage maakte voor een album amicorum, zoals hier in dat van schermmeester en kunstenaar Cornelis de Glarges, Leiden jaren 1620 [75J48].
Op deze afbeelding uit Arte dell'armi (Venetië 1568) is te zien dat ook Achille Marozzo de cirkel als basis gebruikte bij zijn schermmethode [KW 600 G 27].
Het voorwerk bestaat in de meeste exemplaren uit vier bladen: de titel, een portret van Thibault, het Franse en Nederlandse privilege en de opdracht. De titelpagina - zie de eerste illustratie bij dit artikel - werd gesneden door de Friese graveur Schelte van Bolswert. Het is een uitnodigende prent, vol symbolische verwijzingen naar wat komen gaat: aartsengel Michael die de wellust neerslaat, goden als Minerva, Mars en Hercules en twee hangende schildjes.Ga naar eind13 Het ene schildje toont een persoon op een cirkel in een vierkant, die aan Da Vinci's bekende tekening van de Vitruvius-man doet denken, maar tevens appelleert aan de schermmethode van Thibault. Op het andere schildje zijn wiskundige instrumenten afgebeeld. In het midden staat de uitgebreide titel op een titelschild, geflankeerd door een zuilengalerij. | |
[pagina 19]
| |
Zowel de aartsengel als de beide schildjes komen voor op een kleine gravure die de levensfilosofie van Thibault samenvat, gesneden door de Amsterdamse graveur Michel Le Blon. Daar wordt de voorstelling geflankeerd door figuren die de kwaliteiten die een schermer moet bezitten: deugd, rede, moed, wijsheid, gematigdheid en standvastigheid. Thibault deelde deze prent uit aan leerlingen en vrienden en gebruikte hem als hij voor iemand een bijdrage in een album amicorum maakte.Ga naar voetnoot14 Voor de tekst op het titelschild is al in 1623 een ontwerp gemaakt door niemand minder dan Constantijn Huygens. Hij stuurde Thibault vier varianten, waaruit blijkt dat Huygens goed op de hoogte was van de inhoud van het boek.Ga naar voetnoot15 Maar de kracht van de Academie de l'epée ligt in de platen waarop Thibault zijn schermmethode uitlegt. Dat begint met de relatie tussen het menselijk lichaam en de door Thibault gebruikte methode zoals op Tabula II te zien is. Daarin staat een menselijke figuur, gebaseerd op Dürer, in een cirkel, gevat in een vierkant, met een wiskundige verdeling. Op de volgende prenten worden telkens posities en handgrepen uitgelegd. Steeds is een menselijke figuur afgebeeld die een bepaalde beweging uitvoert, waarbij de arm en de hand altijd nauwkeurig weergegeven zijn. Op de cirkel op de grond, gevat in een vierkant, is de beweging van de voet aangegeven met lijnen en letters. De beweging luistert nauw: als de schermers zich precies houden aan de aangegeven punten, kunnen ze elkaar niet treffen. Maar als ze teveel opzij stappen gaat het mis en kunnen ze geraakt worden. Het boek bestaat uit twee delen: het eerste heeft het schermen met louter een degen tot onderwerp, het tweede bespreekt het schermen met een degen en een dolk of schild in de andere hand. Het bevat 46 prenten, meest dubbelbladen, gesneden naar ontwerpen van Thibault door een team van graveurs onder leiding van Crispijn van de Passe de Jonge. Stuk voor stuk zijn het precieze, gedetailleerde en goed uitgevoerde afbeeldingen die steeds bepaalde schermposities behandelen, gesitueerd in een klassieke omgeving. Het boek was echter zo complex en doordacht, dat het volgens sommige tijdgenoten volstrekt onbegrijpelijk was.Ga naar voetnoot16 Maar bij grondige bestudering blijkt de techniek van Thibault wel degelijk onverslaanbaar te zijn, zoals hij zelf trouwens bij verschillende wedstrijden heeft laten zien. Thibault heeft het verschijnen van zijn meesterwerk niet meer meegemaakt: hij overleed in 1627, drie jaar voordat het boek uitkwam.Ga naar voetnoot17 Alom wordt het beschouwd als het mooiste schermboek aller tijden én als een mijlpaal in de boekgeschiedenis. Het grote formaat, het prachtige papier, de superbe platen en de uitgebalanceerde typografie - alles werkt op een goede manier samen. Toch heeft het boek in de schermsport minder impact gehad dat Thibault zich had voorgesteld. Dat komt vermoedelijk enerzijds doordat het te groot en te kostbaar was, anderzijds doordat sommigen Thibaults uitwerking nonsens vonden.Ga naar voetnoot18 Bovendien legde de Spaanse methode waarop Thibault zich baseerde, het af tegen de Italiaanse. De schermsport ontwikkelde zich verder en nieuwe benaderingen deden opgang. Dat laat onverlet dat het boek van Thibault een monument voor de schermsport en de boekgeschiedenis is.
rechterpagina Op de tweede plaat van het eerste boek van de Academie de l'espée legt Thibault uit hoe zijn ‘mystieke cirkel’ zich verhoudt tot het menselijk lichaam.
|
|