gende oplossing: de fouten hadden natuurlijk in de tekst gecorrigeerd moeten worden. En dat was achteraf, na het drukken van alle vellen, niet onmogelijk, zij het omslachtig en tijdrovend - en dus kostbaar. De meest voorkomende procedure was de ‘cancel’, in Frankrijk ‘carton’ genoemd, in Nederland soms ‘verbeterblad’: één of enkele bladen binnen een vel werden met de gewenste verandering opnieuw gezet en gedrukt. Om de binder te instrueren werd een teken op het uit te snijden blad gemaakt, terwijl vaak het nieuwe, op het overgebleven strookje in te plakken blad eveneens gemerkt werd, bijvoorbeeld door een asterisk onderaan het blad af te drukken (zie afbeelding).
Evenals bij errata was het vaak de auteur die deze wijzigingen wenste en ook in dit geval werkte hij met uitschietvellen. Auteurs gaven vaak de voorkeur aan cancels boven errata-lijstjes, bijvoorbeeld Rousseau en Voltaire, maar uitgevers waren terughoudend met het oog op de kosten. De cancel werd in alle exemplaren van de oplage aangebracht, tenminste in principe, want ook hier kon er een verbinding meteen perscorrectie zijn; in dat geval gold het alleen voor die bladen die niet tijdens het drukken een correctie op de pers ondergaan hadden.
Cancels komen tot circa 1900 regelmatig voor. Volgens een brief uit 1519 (ep. nr. 1053) kende Erasmus de procedure al, maar vond hij haar nogal kostbaar. Voor de zestiende eeuw geeft het eerder genoemde boek van Mortimer enkele voorbeelden, in de achttiende eeuw zien we cancels in het bijzonder bij Franse auteurs (soms geëist door de censuur). Het komt ook voor in bibliofiele drukken, bijvoorbeeld bij John Baskerville en William Morris, waar de drukker meende zich geen fouten te kunnen permitteren. Opvallend is dat drukkershandboeken met gedetailleerde instructies voor het drukproces er uiterst zelden over spreken; een uitzondering is Antoine-François Momoro, Traité élémentaire de l'imprimerie (Parijs 1793).
Wanneer cancels niet in alle exemplaren zijn uitgevoerd, kunnen de onderlinge verschillen zo groot zijn dat men spreekt van een andere ‘uitgave’ van een editie. Het bekendste voorbeeld hiervan is de titeluitgave, een schijnbare herdruk: het titelblad werd uitgesneden en vervangen door een andere, met een ander jaartal en/of een andere drukkers- of uitgeversnaam. Zo kwamen restanten van een oplage opnieuw op de markt. Het komt zelfs in de twintigste eeuw voor, bijvoorbeeld bij de derde druk van de verhalenbundel Moedwil en misverstand van Willem Frederik Hermans: De Bezige Bij nam in 1965 de overgebleven exemplaren over van de druk uit 1963 van Ad. Donker.
[Jean de la Caille], Histoire de l'imprimerie, Parijs 1689, p. 26: pencorrectie. Collectie auteur.
Er waren nog enkele andere mogelijkheden om na het drukken veranderingen aan te brengen in de tekst. De drukker kon besluiten één of enkele woorden opnieuw te zetten en te drukken en die over de gedrukte versie te plakken. Dat gebeurde bijvoorbeeld in de laatste regel van Vondels toneelstuk Maeghden, in de eerste druk (Amsterdam, Abraham de Wees, 1639). In een aantal exemplaren is daar - ongetwijfeld op instigatie van de auteur - op een strookje een betere woordkeus gedrukt en over het oorspronkelijke woord geplakt, een variant die overigens in de volgende drukken is gevolgd.
Een enkele keer komt het voor dat (een deel van) een woord met een mes werd weggekrabd en vervangen door een gestempelde correctie. Een bekend voorbeeld is het tweede titelblad van de eerder genoemde Poliphilus, in 1499 in Venetië gedrukt door Manutius. Eveneens bij uitzondering besloot een drukkerspatroon wet eens een verandering met de pen aan te laten brengen in alle exemplaren. Het komt al in de incunabelperiode voor (onder meer bij Manutius), en zelfs een enkele keer in de twintigste eeuw. Een mooi voorbeeld van een pencorrectie vinden we in de bekende Histoire de l'imprimerie van Jean de la Caille (Parijs 1689), waar de naam van de drukker ‘Zeiner’ (Zainer) als ‘Leiner’ gezet was (zie afbeelding).
In dit stukje zijn alleen een paar hoofdlijnen van het corrigeren aangegeven. In de drukkerswereld was de dagelijkse gang van zaken altijd complexer dan historici denken. In geografisch en chronologisch opzicht zien we methoden en gewoontes voortdurend verschillen: ‘all printing houses were alike in being different’, concludeerde de grote Engelse boekhistoricus D.A. McKenzie. Over correctie is veel geschreven; ik noem hier alleen het hoofdstuk ‘A house of errors’ in David McKitterick, Print, manuscript and the search for order 1450-1830 (Cambridge University Press, 2003).