De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
[pagina 61]
| |
Dit jaar wordt herdacht dat 350 jaar geleden in Amsterdam de eerste gedrukte Armeense Bijbel het licht zag, een gebeurtenis die door de UNESCO is opgenomen in de lijst van de gedenkwaardige ‘Anniversaries’ van 2016. Deze Bijbel geldt als een hoogtepunt in de geschiedenis van de Armeense boekdrukkunst.
rechts Petrus Plancius maakte in 1590 deze nogal utopische kaart van Armenië, waarin hij het Paradijs situeerde. Tenzij anders vermeld zijn de illustraties bij dit artikel afkomstig uit de Bijzondere Collecties van de UvA.
Een groot deel van het Armeense volk leefde in een diaspora die zich uitstrekte over Azië en Europa, later ook over Amerika. Ook vandaag de dag wonen er meer Armeniërs in het buitenland dan in het thuisland. Ondanks hun geografische verstrooiing hebben de Armeniërs evenals de Joden door de eeuwen heen hun identiteit in stand weten te houden. De taaie levenskracht van hun traditie is vooral te danken aan het vasthouden aan de eigen taal en de eigen godsdienst. De Armeense taal en de Armeens-Apostolische kerk waren vanouds de bindende factoren van de gemeenschappen in de diaspora. Ook het Armeense schrift maakt deel uit van die culturele identiteit. Volgens de overlevering ontwierp de geestelijke Mesrop Mashtots aan het begin van de vijfde eeuw het Armeense alfabet van 36 letters en vertaalde hij vervolgens met een groep leerlingen de Bijbel in het Armeens. | |
De odyssee van Mateos TsaretsiIn het millennium na de introductie van het alfabet werden de Bijbel en andere godsdienstige teksten overgeleverd in fraai geïllumineerde manuscripten, veelal vervaardigd door monniken in afgelegen kloosters in de Armeense bergen. Rond 1500, een halve eeuw na de uitvinding van de boekdrukkunst, zagen de Armeniërs het belang van de nieuwe technologie in voor de verspreiding van hun traditionele geschriften. Een man die zich Jakob de Zondaar (Hakob Meghapart) noemde, drukte in 1512 in Venetië het eerste Armeense boek, de Urbatagirk ofwel het Vrijdagsboek. In de anderhalve eeuw daarna ontstonden in verschillende landen Armeense drukkerijtjes, waaraan slechts een kortstondig bestaan beschoren was. Ze beschikten niet over de financiële en technische middelen om een complete Bijbel te kunnen drukken, het uiteindelijke doel van de typografische inspanningen. Die bekroning was pas mogelijk in 1666, in Amsterdam. Informatie over het opzetten van de Armeense drukkerij in Amsterdam is te vinden in de colofons van de boeken die daar werden gedrukt. Deze zijn zeer uitvoerig en bestrijken vaak ettelijke pagina's. Bijzonder informatief zijn de colofons van Hisus ordi [Jezus de zoon] van 1660, het eerste in Amsterdam gedrukte Armeense boek, van een Boek der Psalmen (1661) en van een Boek der Historiën (1669). Uit de soms tegenstrijdige verhalen in deze colofons laat zich het volgende opmaken. Mateos Tsaretsi (ca. 1600-1661) was een klerk van de katholikos Philippos I, het hoofd van de Armeense kerk van 1633 tot 1655. In het laatste jaar werd hij opgevolgd door Hakob IV, die tot 1680 de kerkvorst van de Armeense christenen zou blijven en die in zijn jonge jaren het drukkersvak had geleerd in de Perzische stad Nieuw Julfa. Kort na zijn aantreden gaf de nieuwe katholikos aan Tsaretsi de opdracht in Italië een drukkerij op te zetten, met als voornaamste doel het drukken van de Armeense Bijbel. In mei 1656 vertrok Tsaretsi vanuit Smyrna (Izmir) en na een weinig voorspoedige reis van veertig dagen arriveerde hij in Venetië, waar hij tot zijn teleurstelling geen geschikte drukker kon vinden. Toen hij besloot verder te reizen naar Rome, was daar juist een pestepidemie uitgebroken en waren alle wegen afgesloten. Hij was gedwongen nog eens veertien maanden werkeloos in Venetië te blijven, totdat hij eindelijk zijn | |
[pagina 62]
| |
reis kon voortzetten. Ook in Rome bleek hij zijn opdracht niet te kunnen uitvoeren, niet bij gebrek aan capabele drukkers, maar omdat de rooms-katholieke kerk het drukken van andersgezinde geschriften op alle mogelijke wijzen tegenging. De ‘Propaganda Fide’, het Vaticaanse departement voor de missie, had gedecreteerd dat iedereen die de Armeniërs hielp bij het uitoefenen van het drukkersvak zwaar gestraft zou worden.
Het eerste voortbrengsel van de Armeense drukkerij in Amsterdam: Hisus ordi {Jezus de Zoon], 1661.
Tsaretsi bleef acht maanden in Rome. Hij wendde zich tot de kardinalen in de Curie en zelfs tot de paus in eigen persoon met het verzoek een drukkerij te mogen opzetten, maar kreeg steeds nul op het rekest. Teleurgesteld besloot hij te vertrekken naar het protestantse Amsterdam, dat betere mogelijkheden bood dan het katholieke Rome. In de Republiek der Verenigde Nederlanden was het aanhangers van andere godsdiensten wel toegestaan om religieuze boeken uit te geven. Bovendien was Amsterdam rond het midden van de zeventiende eeuw de grootste boekenstad ter wereld, met de best ontwikkelde typografische infrastructuur. | |
Armeense eerstelingen in AmsterdamTsaretsi arriveerde in de loop van 1658 in Amsterdam. Op 27 november van dat jaar sloot hij een overeenkomst met de stempelsnijder en lettergieter Christoffel van Dijck (ca. 1600-1669), waarbij deze zich verplichtte voor de som van f1404 drie sets Armeense drukletters te vervaardigen; het contract, tot stand gekomen dankzij de bemiddeling van een Armeense tolk, is bewaard gebleven in het Amsterdamse Stadsarchief. Als voorbeeld voor Van Dijck dienden de letters in een handschrift van Movses Tatevatsi, van 1629 tot 1632 de katholikos van de Armeense kerk.
Het begin van Genesis, met zes houtsneden van Cornelis van Sichem II. Armeense Bijbel, Amsterdam, Heilig Echmiatsin en Sint Sargis, 1666.
Verder kocht Tsaretsi de blokken van een serie houtsneden met bijbelse taferelen en waarschijnlijk ook die van een aantal typografische ornamentjes, zogenaamde fleurons. De houtsneden waren door Christoffel van Sichem II (1581-1658) vervaardigd voor de uitgever Pieter | |
[pagina 63]
| |
Jacobsz Paets en waren gebruikt in een katholieke Bijbel van 1657. Van Sichem overleed in 1658, kort voordat Tsaretsi in Amsterdam arriveerde. De verkoper van de houtblokken was mogelijk zijn zoon Christoffel van Sichem III (1618-1659), die kort daarna ook zou overlijden. Een andere mogelijkheid is dat Tsaretsi de houtblokken verwierf uit de nalatenschap van de uitgever Paets, die eveneens rond deze tijd overleed. Daarnaast had Tsaretsi de beschikking over sierinitialen in de vorm van vogels en andere dieren, en over ornamenten om het begin van een hoofdstuk te markeren. Deze sierelementen in de stijl van Armeense handschriften had hij kennelijk meegenomen. Tsaretsi had zijn drukkerijtje ondergebracht in een huis aan de Krom Boomssloot, in de wijk achter de Nieuwmarkt waar de Armeniërs woonden. In december 1660 begon hij met het drukken van Hisus ordi, om de drukletters van Van Dijck uit te proberen. Hij werkte met Nederlandse zetters die geen kennis hadden van de Armeense taal of het Armeense schrift. Bij de aanvang van de werkzaamheden moet Tsaretsi al ziek zijn geweest, want op zaterdagavond 22 januari 1661, om 11 uur 's avonds, overleed hij. Op dat moment was hij nog niet klaar met het drukken van het 24ste van de 38 katernen van het boek. Het werk werd overgenomen door de koopman Avetis Ghlichents, die al enkele jaren in Amsterdam woonde. Glichents voldeed de schulden waaronder het bedrijf gebukt ging en werd zodoende de nieuwe eigenaar. Hij gaf de drukkerij de naam ‘Heilig Echmiatsin en Sint Sargis’: Echmiatsin was (en is) de zetel van het hoofd van de Armeense kerk en Sint Sargis was het klooster in Ushi, waarvan zijn broer Oskan Erevantsi destijds abt was. Glichents bepaalde dat eventuele winst uit de drukkerij naar deze twee kloosters in Armenië gezonden moest worden. Als dank voor het redden van de onderneming zou Ghlichents' naam voortaan vermeld worden in de colofons van de aldaar gedrukte boeken: ‘Avetis, de grondlegger van deze drukkerij’. Ook nadat de drukkerij in 1669 verplaatst werd naar Livorno en later naar Marseille, is de naam ‘Heilig Echmiatsin en Sint Sargis’ blijven bestaan.
Openingspagina van Genesis met twee houtsneden van Cornelis van Sichem II. Biblia Sacra, dat is de geheele Heylighe Schrifture ... Amsterdam, Pieter Jacobsz Paets, 1657.
Ghlichents wist in 1661 Hisus ordi te voltooien, zij het niet zonder fouten. In aanmerking nemend dat hij geen typografische opleiding had gehad en de gedrukte tekst letter voor letter moest vergelijken met het origineel, kan men slechts bewondering opbrengen voor het resultaat. Hij schreef een brief aan zijn broer Oskan Erevantsi in Ushi, waarin hij deze met klem verzocht zo spoedig mogelijk naar Amsterdam te komen om de leiding over de drukkerij over te nemen. In datzelfde jaar 1661 drukte Ghlichents nog een klein brevier met een liturgische kalender. Omdat Oskan Erevantsi zijn taak als abt niet onmiddellijk kon neerleggen, stuurde hij zijn leerling Karapet Andrianatsi alvast naar Nederland. Deze bereikte Amsterdam nog in 1661 en ging meteen over tot het drukken van een Boek der Psalmen, waarmee hij uitvoering gaf aan een project van Tsaretsi. Nog steeds als oefening begon hij op 11 augus- | |
[pagina 64]
| |
tus 1662 met het drukken van een brevier, dat uitkwam in een oplage van 3000 stuks. De voor de begrippen van die tijd hoge oplage illustreert dat de drukkerij bedoeld was om de gehele Armeense diaspora te bedienen. Na de voltooiing van dit boek vertrok Avetis Ghlichents op zakenreis, waarschijnlijk ook in de hoedanigheid van ambulant boekhandelaar. Vanuit Livorno en Izmir stuurde hij financiële ondersteuning naar zijn drukkerij. In Livorno ontmoette hij ook zijn broer Oskan Erevantsi, die onderweg was naar Amsterdam. | |
De Bijbel ter perseZoals gezegd was het hoofddoel van de drukkerij en haar eigenlijke reden van bestaan het drukken van de Armeense Bijbel. Na het overlijden van Tsaretsi droeg katholikos Hakob IV deze taak over aan Oskan Erevantsi (1614-1674), abt van het klooster Sint Sargis in Ushi. De geestelijke beschikte over de benodigde kwaliteiten en kwalificaties voor zo'n omvangrijke en verantwoordelijke opdracht: hij kende meerdere talen, waaronder Latijn, en had vele jaren gewerkt aan een tekstkritiek van de Bijbel. Oskan noemde zich ‘Erevantsi’, dat wil zeggen: afkomstig uit Jerevan, de Armeense stad waar zijn vader geboren was. Later was deze gaan wonen in het Perzische Julfa, het centrum van de zijdehandel en de woonplaats van talrijke Armeniërs. In 1606 dwong sjah Abbas I de complete Armeense bevolking van Julfa, onder wie de ouders van Oskan en Avetis, te verhuizen naar Isfahan. Daar ontstond een Armeense voorstad die de naam ‘Nieuw Julfa’ kreeg. In 1623 vestigde de VOC daar haar Perzische hoofdkantoor en rond dezelfde tijd verschenen de eerste Armeense kooplieden in Amsterdam. Oskan Erevantsi vertrok in september 1662 uit Echmiatsin, nadat hij met de katholikos de typografische wending van zijn loopbaan had besproken. Bijzonderheden over zijn leven en werk zijn te vinden in de colofons van de boeken die onder zijn leiding werden gedrukt. Zo schreef hij: ‘het land van mijn volk achterlatend, ging ik op reis naar Europa met het doel de Armeense Bijbel te drukken, en na grote ontberingen en moeilijkheden overwonnen te hebben, bereikte ik de grens van Italië, in de buurt van Livorno.’ Daar had hij in de loop van 1663 een ontmoeting met zijn broer Avetis, die hem het eigendom van de drukkerij in Amsterdam overdroeg. Oskan zette zijn reis naar Nederland niet meteen voort, want hij beschikte nog niet over voldoende geld voor het drukken van de Bijbel. Hij stuurde vanuit Livorno een brief naar Karapet Andrianatsi in Amsterdam en gaf hem opdracht stempels te laten snijden voor neumen (Armeens: khaz), een oude vorm van muzieknotatie. In de hoop op financiële ondersteuning maakte hij een reis naar Rome, maar evenals Tsaretsi kreeg hij in het Vaticaan nul op het rekest. Na terugkeer in Livorno verwierf hij ten slotte de middelen die nodig waren om zijn opdracht uit te voeren: drie Armeense kooplieden in Livorno, allen afkomstig uit Nieuw Julfa, zagen in dat er iets gedaan moest worden aan het ‘tekort aan Bijbels onder de Armeniërs’. Zij waren bereid het bijbelproject te financieren.
Intussen was Karapet Andrianatsi in augustus 1664 begonnen met het drukken van een hymnarium. Toen Oskan in Amsterdam aankwam en de leiding over de drukkerij overnam, hielp hij dat boek af te maken en begon daarnaast voorbereidingen te treffen voor het drukken van de Bijbel. Alvorens met het opus magnum te beginnen drukte hij eerst nog twee kleinere boekjes, waarschijnlijk als oefening: een ABC-boekje annex catechismus voor kinderen en een Armeense grammatica. Nadat Oskan de gehele tekst van de Bijbel zetklaar had gemaakt, ging hij op 11 maart 1666 over tot het zetten en drukken. Hij werd terzijde gestaan door een verwant, de novice Ohannes Erevantsi, en door Karapet Andrianatsi die intussen enige jaren ervaring had opgedaan. Zij zetten de Bijbel uit een kleiner lettertype dan Tsaretsi en Ghlichents hadden gebruikt in de eerste boeken van de drukkerij. Die letters, hoewel fraai, waren vanwege hun formaat minder geschikt voor de Bijbel. In dit kleinere lettertype en met een bladspiegel in twee kolommen telt de Armeense Bijbel in kwarto-formaat nog altijd zo'n 1470 pagina's. Op 13 oktober 1668 werd het drukken voltooid: de hele klus had ongeveer tweeënhalf jaar geduurd en de oplage bedroeg 3000 exemplaren. De drukkerij was gevestigd in of bij het huis van Oskan, in de Armeense buurt tussen Nieuwmarkt en Krom Boomssloot. Aangezien de drukker tevens de priester was van de kleine Armeense gemeenschap, diende zijn huis vermoedelijk ook als huiskerk. Ook Theodorus Petraeus uit Flensburg was zijdelings betrokken bij het drukproces. De Deen studeerde oosterse talen bij de hoogleraar Jacob Golius in Leiden en ontwikkelde gaandeweg een fascinatie voor het Armeens. Hij was geregeld te vinden in de Armeense drukkerij in Amsterdam. De lutheraan Petraeus verzorgde de Latijnse vertaling van een Armeens-Latijnse geloofsbelijdenis, die Erevantsi in 1667 uitgaf. In de hoop Golius op te volgen als hoogleraar schonk hij de Curatoren van de Leidse universiteit een fraai gebonden exemplaar van de Armeense Bijbel, voorzien van een speciaal titelblad met opdracht. Helaas mislukte de sollicitatie, waarop hij teleurgesteld vertrok naar Kopenhagen. Een andere geregelde bezoeker van de drukkerij was de uit Aleppo afkomstige Armeniër Shahin Kandi, ook wel gelatiniseerd aangeduid als Candius. Hij dook rond 1657 op in Amsterdam en kreeg via bemiddeling van Golius een baan als kopiist van Perzische, Arabische en Turkse manuscripten voor de Leidse universiteitsbibliotheek (zie over hem ook het artikel van Dorrit van Dalen elders in dit nummer). Kandi was bevriend met Petraeus en woonde een tijdlang met hem in hetzelfde huis. In tegenstelling tot de andere Armeniërs in Amsterdam was hij geen koopman, maar een geleerde die meerdere talen beheerste en gespecialiseerd was in het kalligraferen, corrigeren en redigeren van klassieke teksten. Het laatst bekende bericht van hem dateert van 1669, het jaar waarin Oskan de drukkerij verplaatste naar Livorno. Mogelijk vertrok ook Kandi naar Italië. | |
Goddelijke ademDe tekst van de in Amsterdam gedrukte Bijbel is gebaseerd op een manuscript dat wordt bewaard in het Mesrop Mashtots Instituut voor Oude Handschriften - beter bekend als het Matenadaran - in de Armeense hoofdstad Yerevan. Dit handschrift met het catalogusnummer 180 heeft toebehoord aan de Armeense koning Hetum II en werd voor hem gekopieerd in 1295. Alle aantekeningen en correcties die zijn aangebracht in het | |
[pagina 65]
| |
Het begin van Genesis, in de derde editie van de Armeense bijbel, Venetië, Mkhitar Sebastatsi, 1733. De opmaak en de zes illustraties komen overeen met de eerste editie van 1666. Voor deze folio-editie zijn de houtsneden van Cornelis van Sichem echter nagemaakt in kopergravure.
Hymnarium, Constantinopel, Stephannos Petrosean, 1784. Karapet Andrianatsi verzorgde in 1664 in Amsterdam de eerste editie van dit boek, met houtsneden van Cornelis van Sichem. Voor deze heruitgave uit Constantinopel van 120 jaar later werden zijn houtsneden nagemaakt.
| |
[pagina 66]
| |
manuscript zijn terug te vinden in de gedrukte tekst van Oskan. Hij vergeleek zijn tekst met de Latijnse Vulgaat en voegde enkele boeken uit het Oude Testament toe, die niet tot de Armeense canon worden gerekend: bijvoorbeeld het vierde boek Ezra en het boek Sirach, dat hijzelf vanuit het Latijn in het klassiek Armeens (grabar) vertaalde. Op enkele plaatsen heeft Oskan de tekst van het voorbeeldmanuscript aangepast aan de Latijnse Vulgaat. Het titelblad van de Bijbel - zie de eerste illustratie bij dit artikel - is voorzien van een sierlijst in westerse stijl met vazen en bloemen. De Armeense titel Astvatsashunch ofwel Goddelijke Adem is gedrukt in traditionele sierletters in de vorm van vogels en andere dieren. Opvallend is een letter die gevormd wordt door twee dieren die aan de bovenkant met de staarten aan elkaar verbonden zijn: de lichamen zijn vogelachtig, maar de koppen lijken muisachtig. Afgezien van sierletters (‘vogelletters’) bevat het boek ornamenten aan het begin en einde van hoofdstukken en in de marges, sommige in Armeense, andere in Europese stijl. De ongeveer 160 houtsneden van Christoffel van Sichem II in de Armeense Bijbel zijn eerder gebruikt in de rooms-katholieke Biblia Sacra, in 1657 uitgegeven door Pieter Jacobsz Paets in Amsterdam. Voor generaties Armeniërs waren deze prenten van Nederlandse herkomst een onlosmakelijk bestanddeel van hun Bijbel. Een aantal van de houtsneden is opnieuw gebruikt in de tweede druk van de Armeense Bijbel, in Constantinopel in 1705. En in de derde druk van de Bijbel, verschenen in 1733 in Venetië, zijn nogmaals dezelfde afbeeldingen te zien, maar nu als kopergravures. De prenten van Christoffel van Sichem zetten zozeer de toon in de Armeense iconografische traditie, dat deze beeldtaal zelfs terug te vinden is in de muurschilderingen in de Armeense Allerheiligste Verlosserkerk in Nieuw Julfa, in het huidige Iran. | |
Amsterdam-Livorno-Marseille-AmsterdamTijdens het drukken van de Bijbel liet Oskan zes andere titels verschijnen. Hij luidde een nieuw tijdperk van de Armeense boekdrukkunst in, niet alleen vanwege de hoge kwaliteit van het drukwerk, maar ook omdat hij als eerste niet-religieuze werken uitgaf: een grammatica, een boek met fabels, een aardrijkskundig werk en geschiedkundige werken. De keuze van die publicaties had te maken met een groeiend cultureel zelfbewustzijn onder Armeniërs, dat zich in de tweede helft van de zeventiende eeuw begon te manifesteren. Het drukken van de Bijbel was een geldverslindend project en kennelijk was de steun van de kooplieden uit Livorno niet toereikend. De financiële problemen van de drukkerij waren zo nijpend, dat Oskan zich gedwongen zag de eigendomstitel tijdelijk op naam van Karapet Andrianatsi te zetten, om inbeslagname te voorkomen. In 1669 werden nog twee kalenders gedrukt, maar daarmee kwam een einde aan de eerste Armeense drukkerij in Amsterdam. Oskan verhuisde een deel van de inboedel naar Livorno, waar hij werken uitgaf die door de beugel van de rooms-katholieke censuur konden. In 1672 verplaatste hij de drukkerij naar Marseille, waar hij minder gehinderd werd door censuur. In die stad gaf hij nog een vijftal boeken uit en op 4 februari 1674 zou hij daar overlijden. De drukkerij werd voortgezet door zijn neef en medewerker Soghomon Levonyan. Gedurende al deze verplaatsingen bleef Oskans broer Avetis de drukkerij financieel steunen. In Livorno was Mateos Vanandetsi bij de drukkerij gaan werken om het vak te leren, aanvankelijk als zetter. Hij verhuisde mee naar Marseille, waar zijn naam in drie boeken uit 1683 wordt vermeld als drukker. Toen de omstandigheden daar te moeilijk werden, verplaatste hij de drukkerij weer naar Amsterdam. | |
Reprise aan het IJVanandetsi bestelde in het begin van 1685 nieuwe Armeense drukletters bij de van origine Hongaarse lettersnijder Nicolaas Kis, in verschillende maten en van verschillende types. Kis moet zeer snel gewerkt hebben, want reeds op 21 september van datzelfde jaar verscheen een hymnarium waarvoor de nieuwe drukletters waren gebruikt. Blijkbaar had Mateos een deel van de inventaris meegenomen uit Marseille, want dit hymnarium bevatte dezelfde 49 houtsneden van Christoffel van Sichem en dezelfde ornamenten die in de editie van 1664 waren gebruikt.
Johann Joachim Schröder, Aramean lezouin gandz. Hoc est... Thesaurus linguae Armenicae..., Amsterdam, Heilig Echmiatsin en Sint Sargis, 1711. De antropomorfe sierkapitalen werden gegraveerd door Pieter Schoonebeek.
| |
[pagina 67]
| |
Een jaar later zag ook een missaal het licht. Technisch gezien waren dit goed gedrukte boeken, maar gezien het aantal fouten ontbrak het Mateos aan kennis van de Armeense schrijftaal of aan redactionele vaardigheden. Wellicht om die reden verzocht hij zijn geleerde oom, bisschop Tomas Vanandetsi, de leiding over de drukkerij over te nemen. Tomas kwam met toestemming van de katholikos en in gezelschap van zijn neef Mikayel naar Amsterdam, waarschijnlijk in het najaar van 1693. Een andere neef, Ghukas Vanandetsi, was al eerder in Amsterdam komen werken; hij hielp Mateos bij het corrigeren van een hymnarium uit 1692, opnieuw met de bekende prenten van Van Sichem. Ghukas en Mikayel hadden beiden een goede opleiding genoten en kenden zowel klassiek Armeens als Latijn; behalve als drukkerijmedewerkers traden zij ook op als auteurs en Ghukas eveneens als vertaler. De tweede Armeense drukkerij in Amsterdam produceerde de eerste Armeenstalige wereldkaart. De acht koperplaten van deze schitterende wandkaart van zo'n 1,50 × 1,10 m. werden vervaardigd door de Amsterdamse graveurs Adriaen en Pieter Schoonebeek, die de Armeense belettering zorgvuldig kopieerden. De drukkerij bleef actief tot 1717, eerst onder leiding van Tomas Vanandetsi en na diens dood in 1708 onder die van Ghukas Vanandetsi. Het bedrijf vervaardigde een groot aantal boeken, zowel godsdienstige als wereldse. De zwanenzang in 1717 was een 320 pagina's dik brevier op klein formaat: daarna werd ten gevolge van de hoog opgelopen schulden beslag gelegd op de inboedel van de drukkerij en kwam er een einde aan haar activiteit. Halverwege de achttiende eeuw deden Johannes di Minas (of Hovhannes Amasiatsi), de priester van de in 1714 geopende Armeense kerk aan de Krom Boomssloot, en de koopman Arachiel di Paulo (of Arakei Poghosyan) een poging een derde Armeense drukkerij op te zetten. Zij lieten nieuwe drukletters maken door Johan Michael Fleischmann en drukten daarmee in 1756 een rijmbrief, waarin de Armeense gemeenschap werd opgeroepen mogelijke kopij te doneren. Di Minas vertaalde ook enkele boeken in het Armeens; een handschrift met zijn vertaling van de Logica van de Leidse hoogleraar Franco Burgersdijck (1590-1635) bevindt zich in de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Helaas is het hun om onbekende redenen niet gelukt de drukkerij van de grond te krijgen - het enig bekende drukwerk van de abortieve onderneming is die rijmbrief.
De in Amsterdam gedrukte Bijbel wordt beschouwd als het hoogtepunt van de Armeense boekdrukkunst. Het belang van deze Bijbel valt niet licht te overschatten: het is de belichaming van de Armeense identiteit, geschraagd door eigen taal en geloof. Mede dankzij hun Bijbel zijn de Armeniërs erin geslaagd tot op heden als volk te blijven bestaan, ondanks het feit dat zij eeuwenlang geen eigen staat hebben gehad. Het is terecht dat het 350-jarige jubileum van dit typografische wapenfeit wordt herdacht in Armenië en elders, met name in Nederland.
Een goed overzicht van de geschiedenis van de Armeense boekdrukkunst biedt John A. Lane, The diaspora of Armenian printing 1512-2012, Amsterdam/Yerevan 2012. De Armeense tekst in deze tweetalige uitgave werd verzorgd door de schrijfster van dit artikel.
De in 1714 gebouwde Armeense kerk aan de Krom Boomssloot in Amsterdam. Gravure uit P. Fouquet, Afbeeldingen van de wyd-vermaarde koopstad Amsterdam, Amsterdam ca. 1780.
Een jonge Armeense koopman uit Amsterdam, met een boek in de hand. Mogelijk de zoon van Arachiel di Paulo, die in 1756 een poging deed een derde Armeense drukkerij op te richten. Schilderij van Pierre Frédéric de la Croix, 1749. Musea San Lazarro degli Armeni, Venetië.
|
|