De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 42]
| |
[pagina 43]
| |
Jacob Herman Elfring (1879-1940), uitgever van ‘ondeugende’ tijdschriften, kwam uitvoerig aan de orde in de eerste helft van dit tweeluik.Ga naar eind1 Het bloed kroop waar het niet gaan kon, Elfring ging tegen heug en meug door. Nadat Pan en Bagatel door justitie om zeep waren geholpen, probeerde hij met een compagnon het verboden blad De Zwarte Kat nieuw leven in te blazen. Hierover werd de politie begin september 1931 ingelicht door de Haagse drukker Bernardus Ebele Jacobus van der Meulen, die bezoek kreeg van Elfring en de Amsterdamse uitgever C.J. Koster Azn.Ga naar eind2 Beide heren wilden dat Van der Meulen De Zwarte Kat opnieuw zou gaan drukken in een wekelijkse oplage van 5 à 6000 exemplaren. Ze hadden een financier gevonden en hoopten op medewerking van de drukker. Vergeefs, want Van der Meulen doorzag de opzet en had er geen zin in. Koster en Elfring zouden het blad een paar keer laten verschijnen en dan zeggen dat het niet liep - om vervolgens de resterende exemplaren op te kopen tegen de prijs van oud papier. Lukte dat, dan zouden ze die weer gaan verkopen in de vorm van ‘wonderpakketten’ voor een kwart van de oorspronkelijke verkoopprijs.Ga naar eind3
Paris Almanak (mei 1933). Vermoedelijk het laatste nummer van het laatste blad van J.H. Elfring. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
De Vlinder 1 (1931), nr. 5. Historische Collectie Politie Eenheid Rotterdam. | |
De VlinderKort daarop kwam in een oplage van 1000 exemplaren een nieuw mondain blad op de markt, getiteld De Vlinder. Het duurde niet lang voordat ook in deze samenhang de naam van Elfring viel. Van der Meulen voelde niet voor een doorstart van De Zwarte Kat, maar bleek wel bereid een nieuweling als De Vlinder te drukken. In november 1931 was hij voor die klus aangezocht door Aäron Bobbe, die aan de Oranjelaan 16 in Den Haag de ‘Internationale Couranten- en Tijdschriften Centrale’ exploiteerde.Ga naar eind4 Bobbe had zich voorgedaan als uitgever, met een wat cryptische toevoeging over de financiering: ‘Het is voor iemand uit Rotterdam, maar het geld is goed.’ Inderdaad vermeldt het colofon dat de Nieuwe Uitgeverij, Postbus 1204 te Rotterdam, verantwoordelijk is voor redactie en administratie. Die Rotterdamse postbus was een rookgordijn, want het blad had in alle opzichten een Haags karakter. Geldschieter was de bladencolporteur Joseph Wilkens, die met Bobbe een overeenkomst had gesloten voor de uitgave van het blad. Voor de eerste twee nummers had Wilkens f 430 geïnvesteerd. Toen Bobbe op 20 mei 1932 door de politie werd verhoord over De Vlinder, verklaarde hij dat de kopij voor de eerste nummers hem door Elfring was toegestuurd. Ook had deze hem beloofd dat de inhoud niet zou leiden tot inbeslagname of aanvaringen met politie en justitie. Elfring kreeg zestig gulden voor de door hem aangeleverde kopij, terwijl de winst tussen Bobbe en Wilkens zou worden verdeeld. Wilkens verklaarde echter dat hij tot dusverre alleen nog maar in natura was uitbetaald, dat wil zeggen in nummers van De Vlinder. Een paar maanden later kwam Wilkens op zijn verklaringen terug, want vanwege dreigementen van Bobbe had hij niet de hele waarheid verteld.Ga naar eind5 Volgens hem had Bobbe ook een journalistieke inbreng - samen met Elfring redigeerde hij de inhoud en daarnaast was hij verantwoordelijk voor de correcties. Justitie kreeg naderhand de beschikking over correspondentie tussen Elfring en Bobbe, waaruit hun samenwerking duidelijk bleek. Elfring wees in de eerste brief op Bobbes onervarenheid, waardoor zaken dreigden mis te lopen: ‘Ik geef toe, dat we elkaar geen onkosten behoeven te bezorgen, maar je moet eerst een beetje ervaring opdoen, om dat te vermijden niet waar. Dat geldt bijvoorbeeld die cliché's, die op zich zelf heel mooi zijn, maar nu durft u geen plaatje geven met een bloote borst en U wilt geen plaatje geven, dat een ovale teekening geeft, vergeet niet, dat daardoor de keus wel heel wat moeilijker wordt, want bad- en zomerplaten kan ik ook niet geven in den winter niet waar? Dat maakt wel een beetje een verschil. Dat opspijkeren [?] is nu wel jammer, maar (je moet me niet kwalijk nemen) dat komt uit onbekendheid want mij kan zooiets niet gebeuren. Ik zie het al op het cliché. Ik heb het natuurlijk van te voren ook gezien, maar het geldt hier een allegorische voorstelling van denkbeeldige wezens en ja, ja, als dat ook al niet mag!’Ga naar eind6 Wat betreft bloot was Bobbe behoudender dan Elfring, die in financiële nood verkeerde en de inkomsten uit De Vlinder hard nodig had. Toen Bobbe aankondigde het blad binnenkort te zullen staken, raakte Elfring in paniek. Hij had vooruit gewerkt en kopij geschreven tot en met het negende nummer - een voortijdig einde zou | |
[pagina 44]
| |
hem opzadelen met een forse strop. Hij zat zo krap, schreef hij aan Bobbe, dat hij zelfs de porto voor deze brief had moeten lenen! De Vlinder zou inderdaad een nummer 9 beleven alvorens ter ziele te gaan: overigens niet door toedoen van Bobbe, maar omdat justitie ook ditmaal de stekker eruit trok. Elfrings allerlaatste poging om een ondeugend blad op de markt te brengen dateerde van november 1932: de Paris Almanak, met de ondertitel De mondaine humorist. Als uitgever stond in het colofon vermeld Albion-Edition, Chez Iris, 22 Rue St. Augustin in Parijs, als hoofdvertegenwoordiger voor Nederland en de Koloniën werd opgevoerd Postbus 1024 te Amsterdam. Dit rookgordijn kon niet voorkomen dat de speurneuzen van de politie opnieuw Elfring als drijvende kracht achter het blad zagen. Ten eerste herkende men in de P van Paris de P van Pan, terwijl het binnenwerk nauwelijks verschilde van dat opgeheven tijdschrift. Het laatste nummer van Paris Almanak verscheen waarschijnlijk in mei 1933.Ga naar eind7 | |
Jacques ToulouseElfring werd ook in verband gebracht met andere onzedelijke publicaties. De Amsterdamse boekhandelaar Jan Hilbingh Mulder werd in 1932 verhoord over zijn bemoeienis met De gouden bruiloft van een flagellant, met de verklarende ondertitel: over flagellisme, masochisme en verschillende andere afwijkingen in de liefde. Mulder verklaarde dat het boek was geschreven door Elfring, in de tijd dat hijzelf diens medewerker was: ‘Ik was destijds bij Elfring in betrekking en hij heeft toen op dat boek mijn naam als uitgever geplaatst, waartegen ik destijds geen bezwaar heb gemaakt.’Ga naar eind8 Andere activiteiten van Elfring kwamen in 1933 boven water in een rapport van de rechercheur Hersmis over de Hollandsche Almanak de la Garçonne van de Amsterdamse uitgeverij Selecta.Ga naar eind9 Deze politieman wist te melden dat Selecta werd gedreven door Elfring, die onder het pseudoniem Jacques Toulouse zulke boekjes publiceerde. ‘Uit het geheel komt de schrijfwijze van Elfring, die vaak te Parijs vertoeft, naar voren. De afbeeldingen in dit boekje zijn oude clicheetjes, die vroeger ook wel in het weekblad Pan werden afgedrukt.’ Elfring was dus niet alleen uitgever, maar ook auteur van pikante boekjes. Gewoonlijk compileerde hij die uit buitenlandse publicaties, maar een enkele keer leverde hij een originele bijdrage aan het genre. Zijn Zwoele nachten, liefdesavonturen van een Amsterdamsch naaimeisje is een curieuze pornografische sleutelroman waarin allerlei Nederlandse literatoren optreden. Zo figureert Hendrik Marsman in travestie als het wulpse ‘naaimeisje’ Treesje Marsman, dat wilde nachten beleeft met ‘Menno ten Braak’, wiens alias nogal doorzichtig is.Ga naar eind10 Ook werkte Elfring als Jacques Toulouse mee aan de nagelaten geschriften van Hugo Beersman, pseudoniem van mr. J.A. Rosenveldt. Beersman schreef tal van ondeugende romannetjes die in de jaren twintig door de Amsterdamse uitgeverij Graauw werden uitgebracht. Zijn Als de liefde rijpt werd door Jacques Toulouse voltooid en door Jan Hilbingh Mulder uitgegeven.Ga naar eind11 Door de kleine oplagen en de voortdurende inbeslagnames raakte de boterham van de broodschrijver steeds kariger belegd. In 1931 probeerde Elfring het nog even met een reisbureau aan het Amsterdamse Damrak, waar men busreizen naar de Ardennen en Parijs kon boeken. Aan het einde van dat jaar ging hij al failliet en verhuisde naar Bergen aan Zee. Hij sleet zijn laatste jaren aan de Oudegracht in Alkmaar, waar hij in 1940 overleed. | |
Het Galante Leven
Jacques Toulouse (=J.H. Elfring), Almanak Mondain, Amsterdam, Uitgeverij Selecta, 1931. Collectie auteur.
Cornelis Joseph Marie van Oyen, geboren in 1890, werd in het eerste deel van dit tweeluik opgevoerd als de man achter De Zwarte Kat.Ga naar eind12 Evenals Elfring kon hij de mondaine blaadjes maar moeilijk loslaten. In 1930, toen De Zwarte Kat op het punt stond ten onder te gaan, haalde hij de Haagse drukker Van der Meulen over tot het drukken van een nieuw weekblad met een oplage van 3500 exemplaren. Daarvan waren 1500 bestemd voor België, onder de titel Het Vrolijke Leven en 2500 voor Nederland onder de titel Het Galante Leven.Ga naar eind13 Het Vrolijke Leven ging nog in 1930 ter ziele, Het Galante Leven wist zijn bestaan te rekken tot nr. 51 van de tweede jaargang, dat begin maart 1932 verscheen. Het verschil tussen beide edities was dat Het Vrolijke Leven geen advertenties | |
[pagina 45]
| |
bevatte, want die waren in België verboden. Tijdens een politieverhoor naar aanleiding van geconfisqueerde nummers verklaarde Van Oyen: ‘Ik heb vele van die stukjes zelf geschreven of uit een vreemde taal vertaald. De cliché's krijg ik uit Parijs. Ik zoek deze uit verschillende Fransche bladen uit. De onderschriften van die plaatjes zijn of uit het Fransch vertaald, of door mij verzonnen.’Ga naar eind14 Zijn werkwijze kwam dus grotendeels overeen met die van Elfring. De advertenties voor Het Galante Leven kreeg hij van de colporteur Van Beek, die hij in zijn Haagse winkel ontving, of hij haalde ze zelf op bij de adressen die hij kende van advertenties in andere bladen. Buiten Den Haag kwamen ze van verschillende boekhandelaren en advertentiebureaus.
Het Galante Leven 2 (1931), nr. 38. Historische Collectie Politie Eenheid Rotterdam.
Het Galante Leven 1 (1930), nr. 21. Strand- en zomernummer. ‘Dit nummer bevat een cabaretliedje’. Historische Collectie Politie Eenheid Rotterdam.
Van Oyen verklaarde niemand van de adverteerders te kennen. ‘Ik weet niet, dat de stellers dier advertenties deze stellen met het doel om met degenen, die daarop ingaan ontucht te plegen. Ik weet niet, dat de dames die zich als masseuse, manicure e.d. uitgeven en in mijn blad adverteren, zich aan ontucht overgeven. Ik ben mij niet bewust dat ik door het opnemen van deze advertenties in Het Galante Leven de ontucht van anderen met derden bevorder, omdat precies dezelfde advertenties voor massage en dergelijke in gewone dagbladen voorkomen. De advertenties uit Parijs krijg ik van mijn agent aldaar, de heer R. Cérisole, 42 Rue Mauberge te Parijs.’Ga naar eind15 Na deze aanvaring met de politie doopte Van Oyen het tijdschrift om in Cupido, dat tot 1940 bleef bestaan. | |
Advertenties
Detail van de advertentiepagina van De Zwarte Kat 3 (1925), nr. 30. Collectie auteur.
Gewoonlijk waren advertenties de juridische stok om de pornografische hond te slaan. Zo adverteerde Pan in augustus 1924 met bijzondere films ‘voor heeren’, die in Den Haag zouden worden vertoond. Via schriftelijk contact konden de gegadigden de datum, het adres en de toegangsprijs te weten komen. Een inspecteur van de Haagse politie deed zich voor als gegadigde en betaalde | |
[pagina 46]
| |
het entreegeld van f 30. In zijn kielzog kwamen nog drie betalende inspecteurs mee, die zich bij zeven andere heren voegden. Om het krantenverslag van deze besloten filmvoorstelling aan te halen: ‘Het begon met een serie naaktfiguren en iedere volgende film nam in obsceniteit toe. Er zat climax in de vertoonde schunnigheden en naar een toeschouwer aan het blad vertelde, was het walgelijk om aan te zien. Toen een zevental films afgedraaid waren stond plotseling de chef der zedenpolitie op en zeide den operateur, dat het nu wel genoeg was. Deze was even verbaasd en antwoordde: “Mijnheer, het mooiste komt nog!” De man begreep er niets van, dat zijn bezoekers het geheele program niet wilden zien. Daarop haalde de inspecteur zijn politiepenning voor den dag en maakte zich toen bekend. Den operateur was het alsof hij door den grond zonk. Hij had nog wel tegen de heeren gezegd, dat men zeer voorzichtig moest zijn daar de films in het buitenland in beslag waren genomen en nu stond de politie in eens voor zijn neus!’Ga naar eind16 Ook in Amsterdam konden op verschillende adressen films in beslag worden genomen. | |
MasseusesOp den duur maakten bijna alle advertenties reclame voor massage. Zulke massages hadden bij nader onderzoek weinig uit te staan met geneeskundige handelingen, ‘doch blijken een gecamoufleerd aanlokken door prostituées en huis-van-ontuchthouders te zijn. Nimmer bleek dat bedoelde vrouwen eenig geldig diploma voor massage bezaten. Dat in deze massage-advertenties veelal tevens de soort massage, b.v. Russische-, strenge-, Fransche-, enz. aangeboden wordt heeft de beteekenis dat daar bepaalde vormen van flagellatie te verkrijgen zijn en dat de aanbiedster genegen is tot allerlei perverse daden.’ Op de adressen waar zulke massages en/of verkapte taallessen werden aangeboden vonden volgens de politie de meest verschrikkelijke uitspattingen plaats. Urine drinken en fecaliën eten waren gangbare perversiteiten. ‘Tevens heeft men in vele van deze huizen allerlei martelwerktuigen, zoals karwatsen, Spaansche rieten, kurken met naalden, Christuskruisen, waaraan men de slachtoffers vastbindt om gegeeseld te worden. Ook is het al voorgekomen, dat men in een dergelijke woning een kind van 3 jaar aanbood, waarmee de klanten ontucht konden plegen.’Ga naar eind17
Cupido 1 (1932), nr. 14. Collectie auteur.
Cupido 1 (1932), nr. 10. ‘Alleen voor meerderjarigen’. Collectie auteur. In beslag genomen brieven van mensen die reageerden op advertenties maken iets zichtbaar van deze geheime wereld van vraag en aanbod. Hun uitingen doen in seksuele openhartigheid nauwelijks onder voor de contactadvertenties die vijftig jaar later in bladen als Chick en Candy zouden verschijnen. Op de advertentie ‘Heer zoekt relatie met heer, liefst beschikkend over auto, daar hij zou willen leeren autorijden’ kwam bijvoorbeeld de volgende reactie binnen: ‘Een paar malen reeds heb ik een meisje gehad en door heel intiemen omgang haar lichaam en geest geheel en al doorvoeld, maar steeds kreeg ik op den duur een afkeer van dat heel erg vrouwelijke. Ik heb ook een vriend gehad en ook met hem lichamelijk genot gesmaakt. Sinds langen tijd woon ik bij een broer van mij. Toen mijn schoonzuster zwanger was, kon ik door haar aangemoedigd vrijelijk en beslist wel iederen dag gemeenschap met haar hebben en vertoefde ik dan ook wel een uur per dag bij haar in bed en hadden soms | |
[pagina 47]
| |
wel naakt de volledigste uitstorting van de geslachtsdelen. Ik wil wat anders, ik wil een vriend, een man, dat is wat ik zoek en liefst ook wat meer.’Ga naar voetnoot18 Een heer op zoek naar een dame die binnenkort moeder zou worden bleek in heel Nederland zwangere vrouwen op te speuren om er tegen betaling ontucht mee te plegen. Een andere heer zocht correspondentie met een jongedame, maar hoefde haar niet te zien - hij wilde slechts een vrijbrief om haar steeds te kunnen schrijven. ‘Zijn brieven waren voor een fatsoenlijk mensch niet om te lezen. De grofst zinnelijke uitspattingen werden met platte ordinaire bewoordingen beschreven en wel zoo dat men van de tegennatuurlijke handelingen walgde.’Ga naar voetnoot19 | |
CupidoOp zaterdag 5 november 1932 stapte rechercheur B.M. Molenkamp binnen in het pand Sarphatipark 89 te Amsterdam, waar volgens een advertentie in Cupido manicure-pedicure Miss Enny Russische lessen gaf. Molenkamp deed zich voor als een wat onnozele klant die zijn Russisch wilde bijspijkeren. Toen Miss Enny merkte dat hij werkelijk Russische les wilde, hielp ze hem uit de droom: ‘Wel neen meneer, het beteekent niets anders dan perversiteiten, slaag met de karwats of iets dergelijks, waarop sommige heeren gesteld zijn, en waardoor zij sexueel bevredigd worden. Cupido is toch een mondain blad en de lessen en de massage, welke er in aangeboden worden, is niets anders dan ontucht. Uw vrienden hebben er een grapje van gemaakt, maakt U er ook maar een grapje van en blijft U maar lekker bij mij.’ Die ontknoping kan voor Molenkamp amper een verrassing zijn geweest, want een paar dagen eerder, op 3 november 1932, had hij een soortgelijke ervaring opgedaan. Ditmaal ging het om een Duitse jongedame die Russische, Franse en Duitse lessen gaf aan de Spuistraat 223 in Amsterdam. ‘Zij onderrichtte mij, dat alle advertenties in Cupido dezelfde betekenis hadden en dat het allemaal adressen waren van publieke huizen. Volgens haar behoefde ik voor Russische lessen naar geen enkel adres in Cupido te gaan, want zij kende ze alle en het waren alleen maar huizen van ontucht. “Je moet toch wat in zoo'n advertentie zetten”, zeide de blondine nog. Nadat ook zij mij uitgenoodigd had nog eens terug te komen maar dan ter wille van de liefde, werd ik uitgelaten.’Ga naar voetnoot20 Het opsporen van adverteerders in mondaine bladen leidde soms tot juridische vervolging. Het geval van een zogenaamde ‘planeetkundige’ van 41 jaar, bij wie een 22-jarige ongehuwde dochter en een driejarig kleindochtertje inwoonden, leidde maar liefst tot vier strafzaken. Beide vrouwen bedreven thuis prostitutie en lieten de peuter, soms na toediening van sterke drank, een paar aangeleerde ontuchtige handelingen demonstreren bij mannelijke bezoekers, die het kind aan het geslachtsorgaan mochten betasten. Ook was er een advocaat die per advertentie in Pan een streng kosthuis voor twee ouderloze meisjes zocht, van wie hij de voogd heette te zijn. Het was de man er alleen om te doen met een vrouw over het kastijden van de meisjes te praten, in welke gesprekken hij een eigenaardig genot scheen te scheppen. | |
Bloot beenDe advertenties, anekdotes en korte verhalen waren volgens de justitie aanstotelijk voor de eerbaarheid, maar niet aanstotelijk genoeg om de bladen te kunnen verbieden. Eerdere pogingen in die richting hadden niets uitgehaald, bij gebrek aan wettelijke grond voor zo'n verbod.Ga naar voetnoot21 In augustus 1940, terwijl de Tweede Wereldoorlog in volle gang was, voelde een zenuwarts in ruste zich genoodzaakt te klagen over de blote benen die waren afgebeeld in het pikante blad De Lach. De ‘Rijksdienst betreffende de bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen en van den handel in ontuchtige uitgaven’ betoonde zich weinig geschokt. De verontruste zenuwarts kreeg te horen dat de inhoud van De Lach tot dusverre geen aanleiding had gegeven tot een strafrechtelijk optreden. De gesignaleerde afbeelding had weinig om het lijf en bovendien, in levende lijve waren zulke benen dagelijks op straat te zien. Het viel dan ook niet aannemelijk te maken dat de zinnelijkheid van de jeugd door de gewraakte afbeelding werd geprikkeld. ‘Het is een bekend verschijnsel, dat de uitstalling [van bloot] onder de oudere generatie ergernis wekt, omdat haar verstarde conventioneele opvattingen botsen tegen de tegenwoordige zeden, die als gevolg van grootere vrijheid in menig opzicht zijn ontaard’, aldus de directeur van de Rijksdienst.Ga naar voetnoot22 Toen zich rond 1950 een nieuwe generatie blootbladen manifesteerde, kwamen politie en justitie wel massaal in het geweer. Maar dat is een ander verhaal.Ga naar voetnoot23 |
|