De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 36]
| |
Utopie als achttiende-eeuws spel in Zwolle en Deventer
| |
[pagina 37]
| |
In steden aan de IJssel stonden in het begin van de achttiende eeuw de tekentafels voor een betere wereld. Zo'n drie eeuwen na de verschijning van Utopia zagen daar nieuwe ontwerpen van een ideale samenleving het licht. In 1708 publiceerde de Zwolse chirurgijn Henrik Smeeks zijn Beschryvinge van het Magtig Koningryk Krinke Kesmes: zynde een gedeelte van het onbekende Zuidland. Vermoedelijk zes jaar later volgde de Deventer hoogleraar Simon Tyssot de Patot met zijn anoniem verschenen Voyages et Avantures de jaques Massé.
Simon Tyssot de Patot, gravure van C.L. Duflos. Collectie Deventer Musea.
Nicolaas Witsen, gravure van Jacob Houbraken, [ca. 1750]. Rijksmuseum Amsterdam.
Bij alle in het oog springende verschillen tussen beide reisverhalen - het een in het Nederlands, het ander in het Frans; het een met vermelding van de naam van de auteur, het ander anoniem - zijn er ook overeenkomsten. Verbeelding en verstand, lectuur en ervaring waren voor beide schrijvers de elementen waarmee ze hun utopia's samenstelden. Smeeks (1645-1721) en Tyssot de Patot (1655-1738) speelden met hun imaginaire romans hoog spel. Met merkbaar veel plezier en volle inzet betraden ze niet alleen ongekende landen, maar met hun ontwerpen van betere werelden kritiseerden zij ook de door hen gekende landen. Daarmee overschreden zij de grenzen van wat destijds aan de IJssel betamelijk was. Wat voor Smeeks en Tyssot een mengeling van spel en ernst was, was voor gezaghebbende burgers van Zwolle en Deventer alleen maar schandelijke goddeloosheid. Wie waren deze vindingrijke mannen aan de IJssel? Waarom traden zij in hun verbeelding zo ver buiten de stadsmuren? Langs welke lijnen liep die verbeelding? Wat waren de regels van dit gevaarlijk spel? Hoe kwam aan het spel een einde? In deze bijdrage wil ik op deze vragen een antwoord proberen te geven. | |
Henrik Smeeks en Simon Tyssot de PatotDe namen van Henrik Smeeks en Simon Tyssot de Patot zijn nog eens zo lang geleden afgestoft. De identiteit van de juiste Smeeks - er waren meer kandidaten - is in 1975 door P.J. Buijnsters vastgesteld.Ga naar eind1 Voor Tyssot lag het moeilijker: op de titelpagina van zijn Voyages et Avantures ontbreekt elk spoor van de auteur. Door heel wat lezers, onder hen Voltaire, werd de hoofdpersoon Jaques Massé als de schrijver aangezien. Iets soortgelijks overkwam Krinke Kesmes: in een catalogus van het boekenbezit van de Groninger veellezer Jan van Bolhuis lijkt het of ‘Crinke Kesmes’ ‘door de Heer de Pasos’ geschreven is.Ga naar eind2 Juan de Posos is de naam die de hoofdpersoon van Krinke Kesmes zich in de loop van zijn avontuurlijk leven aanmat. Bij beide reisverhalen verdween de schrijver achter zijn hoofdpersoon. Naar de naam van de schrijver van Voyages et Avantures werd door tijdgenoten veelvuldig gegist. Al in de laatste decennia van de achttiende eeuw viel daarbij vaak de naam van Simon Tyssot de Patot. In 1972 hakte Aubrey Rosenberg in zijn Tyssot-monografie de knoop door.Ga naar eind3 Zo'n twintig jaar later werd het debat weliswaar opnieuw geopend door R.H. Vermij, die meende dat Tyssot onmogelijk de auteur van Voyages et Avantures kon zijn, maar de gezaaide twijfel kon niet verhinderen dat hij alom als de auteur wordt beschouwd.Ga naar eind4 Over Smeeks is niet veel bekend. Het meeste wat we weten is te danken aan zijn eigen loslippigheid. Bijvoorbeeld over zijn pogingen om gehoor te vinden bij de Amsterdamse burgemeester Nicolaas Witsen, een man die macht en geleerdheid verenigde en bijzonder gevoelig was voor nieuwe ontwikkelingen in de wetenschap. Wie Smeeks' handexemplaar van Krinke Kesmes doorneemt, krijgt de indruk dat hij een betweterige Willie Wortel was: hij had overal verstand van en zag alom uitwegen uit moeizame kwesties.Ga naar eind5 Naar eigen zeggen had hij zijn opvattingen over de exploitatie van het Zuidland ‘in eigen handen’ van burgemeester Witsen ‘overhandigt’. Op soortgelijke wijze had hij zich in Amsterdam gemeld om | |
[pagina 38]
| |
zijn stellingen aangaande de Texelstroom ‘goed of geen geld’ te demonstreren, maar het een zowel als het ander was blijkbaar op een mislukking uitgedraaid. Aan zijn zoon Barend liet hij weten dat de erkenning was uitgebleven, omdat het hem ‘an geboorte faald’. Bovendien schreef hij in het Nederlands en had hij nauwelijks contacten met de geleerden van zijn tijd. De deuren die voor Smeeks gesloten bleven gingen voor Tyssot de Patot open, althans even. Toen Tyssot aan Witsen in een brief meedeelde dat hij graag zijn Deventer professoraat inruilde voor een vergelijkbare positie in Amsterdam, kreeg hij aanvankelijk geen antwoord. Kennelijk dacht Witsen dat Tyssot een Fransman was, een slag volk waaraan hij een gezonde hekel had. Tyssot reisde daarop brutaalweg naar Amsterdam en liet zich plompverloren aandienen bij Witsen. Hij vertelde dat hij als hugenoot toch echt in Londen was geboren en dat deed het ijs smelten. Hij mocht een klein uurtje gaan zitten om zijn ambities en ideeën uiteen te zetten, maar kreeg een dag later te horen dat Witsen niets voor hem kon betekenen. Vond de Amsterdamse regent Tyssot net zo'n vreemde vogel als Smeeks? Beide Overijsselaars keerden onverrichterzake terug naar respectievelijk Zwolle en Deventer. Smeeks weet de Amsterdamse mislukking aan zijn geringe komaf, maar Tyssot liet zich op dergelijk ressentiment niet betrappen: hij had zijn handen vol aan Deventer vijanden die zijn loopbaan aan de Illustere School dwarsboomden. Tyssot was van het schoolmeesterschap opgeklommen tot een professoraat in de wiskunde, wat niet naar de zin was van lokale geleerden als Gisbert Cuper, een goede vriend van Nicolaas Witsen. Volgens de intellectuele zwaargewichten van Deventer beheerste Tyssot het geleerde Latijn onvoldoende en was het een ernstige tekortkoming dat hij in het Frans schreef en doceerde. Men ging schoorvoetend akkoord met zijn hoogleraarschap, waarbij echter officieel werd vastgelegd dat het rectoraat voor hem taboe was. Tegen de achtergrond van hun gezapige IJsselsteden lijken Smeeks en Tyssot eenzame wolven met een hang naar escapisme. Tyssot zocht voor zijn vernedering door de curatoren van de Illustere School compensatie in adellijke gezelschappen in de omgeving van Deventer. Daar vond hij in vrijmoedige conversatie een alternatief voor de Deventer afdeling van de Republiek der Letteren. In die adellijke gezelschappen was het Frans de voertaal. In Zwolle en Deventer schreven Smeeks en Tyssot zich een betere wereld en beide burgers van de Republiek boetseerden daarvoor een imaginair koninkrijk. Overijsselse uitgevers waagden zich niet aan hun reisverhalen, Hollandse wel. In Amsterdam gaf Nicolaas ten Hoorn Krinke Kesmes uit; Jaques Massé leek in Bordeaux te zijn uitgegeven, maar vermoedelijk was Den Haag de plaats van verschijning en Thomas Johnson de uitgever. Latere edities van Jaques Massé noemen trouwens Utopia als oord van uitgave. | |
Krinke Kesmes
Portret van Gisbert Cuper (1644-1716) door Jan de Baen (uitsnede). Links achter hem de Deventer stedenmaagd, rechts mythologische standbeelden. Foto Christie's, Londen.
Titelpagina van een latere editie van Smeeks, Krinke Kesmes, Amsterdam, Samuel Lamsveld, 1755. Bijzondere Collecties van de UvA.
De erfenis van Utopia speelt een rol in Smeeks' Beschryvinge van het magtig Koningryk Krinke Kesmes, waarin vele geschiedenissen worden verteld. De personages zijn onophoudelijk nieuwsgierig naar de verhalen van anderen - steeds hebben ze ‘inkt, pen en papier’ onder hand- | |
[pagina 39]
| |
bereik om die verhalen te noteren of over te nemen uit geschreven bronnen - en onophoudelijk zijn ze doende hun eigen verhalen mee te delen. In de acht hoofdstukken van het boek is de hoofdpersoon en verteller een Nederlander wiens echte naam niet wordt prijsgegeven. Hij is van geringe en roomse komaf en neemt in 1674 als soldaat dienst in het regiment van de graaf van Hoorn, wat hem die zomer op zee brengt. Aan boord wordt hij de beschermeling van een assistentscheepschirurgijn die evenmin een naam heeft, maar van wie onthuld wordt dat hij in Overijssel is geboren. De verteller noemt hem zijn oude vriend en goede meester. Deze mentor studeerde op het schip ‘byna geduirig’ en beschikte over een verzameling reisboeken ‘van de eerste reisen der Hollanders naar Oostindien, dien ik voor tijdverdrijf las’. Die lectuur om de tijd te doden ontwikkelde zich weldra tot een ‘lust tot leesen’. Lezen en reizen gaan hier nog gelijk op. Jaren later, in 1696, loopt de verteller zijn oude vriend tegen het lijf in Amsterdam. Deze laat hem weten dat hij heeft geprobeerd bij ‘een zeer voornaam en beroemd wijs Heer in de Regeeringe’ een luisterend oor te vinden voor zijn inzichten aangaande het Zuidland, de bestrijding van scheurbuik en de bescherming van de Noord-Hollandse kust, maar vergeefs. Het betoog over de scheurbuik verdient bijzondere opmerking, omdat daarin twee benaderingen met elkaar geconfronteerd worden: aan de ene kant zijn er ‘Chimische en Philosophische stellingen’ en aan de andere kant staat de ‘waare ervaarentheid’. Niet de Cartesiaanse benadering geniet de voorkeur, maar: ‘De ervarenheid is hier, als ook in de meeste doeningen, de beste leermeesteresse’. Het is niet moeilijk om in de zeevarende Overijsselse chirurgijn Smeeks te herkennen, maar hij is niet de hoofdpersoon.
Titelprent van de eerste editie van Smeeks, Krinke Kesmes, Amsterdam, Nicolaas ten Hoorn, 1708. Bijzondere Collecties van de UvA.
Die rol is weggelegd voor de jongeman die zich verliest in reisboeken en die na reizen in Spanje en Spaanse koloniën een Spaanse naam aanneemt: Juan de Posos. Hij waagt zich aan een verkenning van het Onbekende Zuidland, dat een uitgestrekt binnenland blijkt te hebben. Met enige metgezellen onderneemt De Posos een expeditie landinwaarts en na verloop van tijd stuiten de ontdekkingsreizigers op een stad. Nog buiten de muren worden ze begroet door vredelievende en beschaafd geklede Zuidlanders. De rest van het boek bestaat grotendeels uit wat de titel belooft: Beschryvinge van het magtig Koningryk Krinke Kesmes, een land waar veel dingen beter zijn geregeld dan in de Republiek. Ideaal is dat intolerantie in Krinke Kesmes is uitgeroeid en dat uitingen van geleerde of andere autoriteiten niet klakkeloos worden aanvaard. Ideaal is ook dat jongens en meisjes die met elkaar willen trouwen, vooraf de gelegenheid krijgen elkaar ongekleed te zien. El Ho, een op Krinke Kesmes gelande Nederlander die optreedt als De Posos' gids, deelt hem deze bijzonderheid mee en voegt daaraan toe: ‘Ik had in de Utopia van Morus ook zulks geleesen, dog meenden dat het verçierd was; maar nu bevond ik het de waarheid te zijn, dat mij zeer verwonderde.’Ga naar eind6 | |
Jaques MasséIn imaginaire reisbeschrijvingen gaan lezers onder de hoede van een denkbeeldige reisleider naar oorden waar gewone reizigers niet durven komen. Zo ook in Tyssots Voyages et Avantures. De reiziger die de lezers meevoert naar onbekende contreien heet Jaques Massé en is omstreeks 1621 geboren. Na een scholing tot chirurgijn (!), waarbij hij zich verdiept in het werk van Descartes, maakt hij een aantal reizen. Op een daarvan lijdt hij in 1644 schipbreuk, maar samen met andere schepelingen weet hij zich te redden. De schipbreukelingen strijken neer op een onbewoond eiland - althans, op het eerste gezicht lijkt het onbewoond. Jaques Massé en twee kameraden verlaten na enkele dagen de anderen, zij laten het strand het strand en dringen door in het binnenste van het eiland. De expeditie vraagt het uiterste van het drietal en een van hen, Du Puis, overleeft de tocht niet. De twee anderen belanden uiteindelijk in het rijk van koning Bustrol, waar ze van de ene verbazing in de andere vallen en hun ontberingen al gauw zijn vergeten. Zij blijven er vijf jaar en de koning blijkt net zo geïnteresseerd in Europa als zij in deze uitermate ordelijke eilandwereld. In het utopische koninkrijk voeren Massé en zijn metgezel La Forêt gesprekken met een rechter, een priester en met de koning. Zo ging het ook in Krinke Kesmes: in de dialogen wordt de verantwoordelijkheid voor de kritische standpunten verdeeld tussen reizigers en inwoners. In de gesprekken komen bijna alle thema's aan bod die in Europa goed zijn voor controverse: de geschiedenis, de tijdrekenkunde, het bestuur, de rechtspraak en de godsdienst. De eilanders blijken fervente deïsten en alles wat Jaques Massé vertelt over het christendom en de bijbelse geschiedenis wekt de lachlust van zijn toehoorders. De Europese gast moet trouwens | |
[pagina 40]
| |
voorzichtig zijn: in het verleden is het eiland ooit bezocht door een monnik, maar diens gepreek en bekeringsijver golden als godslastering en de missionaris werd dan ook zwaar gestraft. De omgekeerde wereld! Uniek voor Tyssots reisverhaal is dat Massé niet alleen een utopia bezoekt - en weer verlaat - maar ook een dystopia, namelijk het werkelijk bestaande Goa. Massé belandt na zijn vertrek van het eiland in deze Portugese kolonie in India, waar de Inquisitie met harde hand regeert. Hij heeft de pech dat een grapje van hem verkeerd valt, wordt gevangen gezet en veroordeeld tot de galeien. In de gevangenis maakt hij kennis met een Chinees die zegt in geen enkele godsdienst te kunnen geloven. Niettemin bidt deze Chinees, lenzenslijper van professie, tot God. Hij is het Opperwezen namelijk erkentelijk dat het hem heeft geleerd anderen te behandelen zoals hijzelf hoopt door anderen behandeld te worden. | |
SpelIn beide reisverhalen is een belangrijke rol weggelegd voor het spel. Allereerst het spel van de verbeelding: de schepping van een wereld die zou kunnen bestaan. De regels brengen met zich mee dat de meespelende lezers hun disbelief opschorten en tijdelijk geloven in de waarheid van het verhaal: jaartallen, locaties, boektitels, allemaal verwijzingen naar buiten de fantasie bestaande werkelijkheden. Dat Smeeks en Tyssot het spel van de verbeelding beheersen blijkt uit de omstandigheid dat heel wat lezers de hoofdpersonen vereenzelvigden met de schrijvers: De Posos en Massé waren volgens hen niet alleen de bezoekers van respectievelijk Krinke Kesmes en het rijk van Bustrol, maar ook degenen die hun ervaringen te boek stelden. In de tekening van die nieuwe werelden wordt impliciet kritiek geleverd op bekende werelden. De reizigers stellen met een zekere verbazing vast dat het in de door hen bezochte oorden heel anders toegaat dan in hun land van herkomst. De verbazing die de reizigers delen met de lezers overbrugt in zekere zin de afstand tussen de fantasie van de schrijver en de realiteitszin van de lezer. Bij het spel hoort ook dat de reizigers niet volledig verantwoordelijk kunnen worden gehouden voor het doorbreken van taboes en het slopen van heilige huisjes. De Posos en Massé zijn niet degenen die zelf nieuwe en gevaarlijke denkbeelden aandragen - zij stuiten er op in een andere wereld die óók blijkt te functioneren en die op sommige terreinen meer geluk oplevert. Een meer doortrapte variant is dat de reizigers door lieden die zij ontmoeten als het ware worden ingewijd in een ander type kennis. De Chinees die Massé in Goa tegenkomt is een lenzenslijper en de goede verstaander begrijpt meteen dat deze oosterling verwant is aan de lenzenslijper Spinoza. In beide reisverhalen zijn het de gesprekspartners van De Posos en Massé die heterodoxe inzichten aandragen. In de ontmoetingen worden gevaarlijke dingen gezegd, maar de reizigers die ze aanhoren en zogenaamd optekenen kunnen onschuldig uit de ogen kijken.
Titelpagina van de eerste editie van Tyssot de Patot, Voyages et Avantures de Jaques Massé, ‘Bourdeaux, Jaques l'Aveugle, 1710’. Latere drukken vermelden als oord van verschijning ook ‘Utopie’. Bijzondere Collecties van de UvA.
Latere editie van Tyssot de Patot, Voyages et Avantures de Jaques Massé, ‘Cologne, Jaques Kainkus, 1710’. Als titelprent een ‘Portrait du philosophe Jaques Massé’, zogenaamd afkomstig uit de bibliotheek van Bolingbroke, de Engelse staatsman en denker die bekend stond om zijn atheïstische denkbeelden. Particuliere collectie.
Bij het spel hoort het gebruik van anagrammen. In de naam ‘Krinke Kesmes’ laat zich een anagram ontdekken van de naam van de auteur. Anagrammen spelen ook een rol in een eerder verschenen Zuidzeeroman: in 1682 verscheen Historie der Severamben in het Nederlands, een vertaling van L'Histoire des Sévarambes (1677-1679) van Denis Vairasse. De kapitein die de reis maakt heet Siden en in het tweede deel staat de geschiedenis van Sevarias centraal, in beide namen laten zich Denis en Vairasse herkennen. Over Vairasse is overigens vrijwel niets bekend, een aanwijzing dat deze auteur in zijn maskerade meer succes had dan Smeeks. In Tyssots Voyages et Avantures wordt ogenschijnlijk niet met anagrammen gespeeld, maar het boek is met zoveel raadsels omgeven dat de lectuur haast een gezelschapsspel wordt. Volgens de titelpagina is het oord van verschijning ‘Bourdeaux’, wat lijkt op, maar niet gelijk is aan Bordeaux; de uitgever is Jaques l'Aveugle ofwel Blinde Sjaak, van wie niemand ooit heeft vernomen; 1710 wordt | |
[pagina 41]
| |
opgegeven als jaar van verschijning, maar naar alle waarschijnlijkheid kwam het boek pas in 1714 uit. Een andere en latere druk is eveneens verschenen in 1710, en wel in Keulen - vanouds een fictief verschijningsoord - en bij een uitgever met de omineuze naam ‘Jaques Kainkus’. Zulke mystificaties droegen bij aan het spel. Interessant zijn ook de namen van de reisgezellen van Massé: ze zijn genoemd naar mannen met wie Tyssot de Patot, blijkens zijn Lettres Choisies, correspondeerde. In de bij zijn leven uitgegeven correspondentie ontkent Tyssot de schrijver van Jaques Massé te zijn, maar hij verwijst zo vaak naar de roman, het ontstaan ervan en de onmiskenbare kwaliteiten, dat zijn auteurschap zich gemakkelijk laat raden. Het heeft er alle schijn van dat de verwijzingen voor insiders, zoals de vrienden van zijn conversatieclubje, onderdeel waren van het spel. | |
Einde van het spelHoe aangenaam het spel voor de schrijvers en ingewijde lezers ook was, het einde ervan was onafwendbaar. Voor Smeeks kwam dat einde heel snel. Een eervolle en waarderende bespreking in een tijdschrift had als gevolg dat in Zwolle met argwaan kennis werd genomen van het spel van deze stadgenoot. In 1709 werd het vonnis al geveld: het boekje was goddeloos en de schrijver moest zich verantwoorden voor stellingen die met Spinoza in verband werden gebracht. Tyssot kon het spel langer rekken. Toen zijn grote vijand Gisbert Cuper in 1716 overleed, meende hij dat hij tóch rector kon worden van de Illustere School in Deventer. Zijn intreerede had hij al gereed en toen ging het alsnog mis. In 1723 publiceerde hij dit ‘Discours’ in het journal Littéraire, uitgegeven door de Haagse uitgever Thomas Johnson die ook Jaques Massé op de markt had gebracht. Aan het ‘Discours’ ging een inleiding vooraf waarin een anonieme supporter van Tyssot onder meer meedeelt dat de gekrenkte hoogleraar ook romans had geschreven. In deze geschriften en in zijn Lettres Choisies legde Tyssot zijn maskers af, althans grotendeels. Hij liet zich, toen het spel bijna uit was, ook nog portretteren. In Deventer werd de verbinding met Voyages et Avantures niet gelegd, maar de gevolgen van zijn publicaties zonder dekmantel waren noodlottig genoeg. Tyssot werd ontslagen en stond voortaan In Deventer te boek als een ongewenst personage. In 1728 vertrok hij naar de vrijplaats IJsselstein en overleed daar in 1738, op 83-jarige leeftijd. Game over!
In Homo Ludens, zijn analyse van het spelelement in de cultuur, noemt Johan Huizinga de herhaalbaarheid een van de kenmerken van het spel.Ga naar voetnoot7 Dat gold niet voor Smeeks en Tyssot zelf, want voor hen was het spel geëindigd in teleurstelling en opgedrongen ernst. Maar voor schrijvers is er altijd een herkansing: het spel begint opnieuw wanneer andere lezers zich verdiepen in oude utopia's. In studies over utopische literatuur en de radicale Verlichting zijn Smeeks en Tyssot de Patot intussen vertrouwde verschijningen geworden. Voor de internationale reputatie van Krinke Kesmes was het een handicap dat de tekst behalve in het Nederlands slechts in een Duitse vertaling beschikbaar was. In 1995 verscheen een Engelse vertaling - The Mighty Kingdom of Krinke Kesmes - die Smeeks' werk een groter bereik bezorgde. Voyages et Avantures was geschreven in de wereldtaal van destijds en werd ook nog eens vertaald in het Engels en Duits, wat de buitenlandse faam ten goede kwam. Vreemd genoeg werd Tyssots reisverhaal daardoor in Nederland steeds bekender, maar met de neergang van de kennis van het Frans ook steeds ontoegankelijker. Met de publicatie van de vertaling van Voyages et Avantures als Reizen en avonturen wordt de toegankelijkheid hersteld. Het spel kan door de lezers van nu weer gespeeld worden.
Simon Tyssot de Patot, Reizen en avonturen van Jaques Massé, Hilversum 2016. Vertaling door Lizette van Eijkeren, met een woord vooraf van Jonathan Israel en een inleiding van Peter Altena.
Pierre de Mesange [= Simon Tyssot de Patot], La vie, les avantures et ie voyage de Groenland [...], Amsterdam, Etienne Roger, 1720. In deze latere roman van Tyssot belandt de hoofdpersoon Pierre de Mesange in een onderaards koninkrijk in Groenland, bewoond door de afstammelingen van kolonisten die vierduizend jaar geleden uit Afrika zijn vertrokken. Met zijn constructie van een onderaards utopia liep Tyssot ruim twintig jaar voor op Ludvig Holberg (zie het artikel van Erik De Bom). Bijzondere Collecties van de UvA.
|
|