| |
| |
| |
Het ‘gouden boekje’ van Thomas More
Een kleine drukgeschiedenis van Utopia, 1516-1750
Marcus De Schepper
Kaart van Utopia, Leuven 1516.
Vijfhonderd jaar geleden liet de Engelse humanist Thomas Morus (1478-1535) in Leuven Utopia verschijnen. Het zou twee genres genereren, de utopie en de dystopie, en voortleven als filosofisch en politiek idee en als adjectief (‘utopisch’). Verhaal en inhoud van Utopia en Morus' maatschappelijke, religieuze en pedagogische opvattingen komen elders aan bod. De focus van dit artikel ligt op de verschijningsvorm(en) en de geografische verspreiding van het gedrukte boek. Hoe dit relatief korte tweedelige werkje de Europese intelligentsia bereikte wordt geschetst met vooral aandacht voor de rol van de Nederlanden, de Zuidelijke in de zestiende, de Noordelijke in de zeventiende en achttiende eeuw.
| |
Editio princeps: Leuven 1516
Het ontstaan van Utopia is goed gedocumenteerd. In september 1515 verblijft Morus bij Pieter Gillis in Antwerpen en ‘ontmoet’ daar de Portugese wereldreiziger Hythlodaeus, die hem vertelt over een onbekend eiland met merkwaardige bewoners. Eind maart 1516 is de tekst van Boek II klaar, evenals de inleiding van Boek I. Midden 1516 schrijft hij de rest van Boek I en het besluit van Boek II. Op 3 september stuurt Morus het manuscript van wat hij dan nog Nusquama (‘Nergensland’) noemt aan Erasmus en vertrouwt hem de opvolging van het drukproces toe. Tevens vraagt hij om te zorgen voor aanbevelingen van geleerden en invloedrijke lieden. In oktober bericht Erasmus aan Morus over Gillis, die een opdrachtbrief schrijft aan de Mechelse mecenas Hieronymus Busleiden (1470-1517), en over de Leuvense drukker Dirk Martens, die blij is met de drukopdracht en al illustraties laat ontwerpen. Tussen 15 en 31 december komt Utopia van de pers, een kleine kwarto van 54 bladen. Begin januari 1517 arriveren de eerste exemplaren in Engeland.
Morus was geen onbekende voor Dirk Martens, die in 1516 al twaalf jaar zakelijk contact had met Erasmus - en dat nog zeven jaar zou hebben, resulterend in zo'n 61 Erasmus-edities. In 1512 had Martens de herdruk verzorgd van
| |
| |
Erasmus' Lof der zotheid, opgedragen aan Morus. Na Utopia zou hij in 1519 nog twee edities van Morus' Lucianus-vertalingen publiceren. Utopia was mogelijk bedoeld als strena of nieuwjaarsgeschenk (vergelijk het Franse ‘étrenne’). Het boek kende, ook al vanwege productiekosten (illustraties!) waarschijnlijk een lage oplage (300?). Het is in romein gedrukt, met wat gotiek in de titels.
‘Utopisch’ alfabet, Leuven 1516.
De tekst bleek verrassend en nieuw te zijn voor de lezers en dat gold nog veel meer voor de parateksten, met name de kaart van Utopia en het Utopisch alfabet. De kaart, bedoeld om de tekst geloofwaardiger te maken, toont een hoefvormig eiland in semi-vogelperspectief met de rivier Anydrus (‘Water-loos’) in de vorm van een Griekse omega, op de achtergrond een heuvelachtige kustlijn met stadstorens, op de voorgrond een kogge met kraaiennest en een wimpel met de letters ‘N’ en ‘O’, evenals een kleiner zeilschip. De nogal grof gesneden kaart is anoniem en ook de betekenis van de letters is onduidelijk. Martens vond illustratie belangrijk, maar het boek moest wel betaalbaar blijven voor een groot publiek.
Ook het Utopische alfabet spreekt tot de verbeelding, met lettertekens die een reeks elementaire geometrische vormen (cirkel, boog, driehoek, rechte hoek, vierkant) bevatten, in verschillende richtingen georiënteerd, eventueel aangevuld met diakrieten. Het geheel is geïnspireerd door oosterse talen en reisverhalen in contemporaine drukken als Bernhard von Breydenbachs Peregrinatio in terram sanctam (1486-1502), Calcoen (Antwerpen 1504; Vasco da Gama's reis tot Calicut, 1502-1503) en Balthasar Springers Die reyse van Lissebone... na... Naguaria... voorbi Callicuten (Antwerpen 1508). De vermelding van ‘gymnosofisten’ legt een link naar India: er zijn geen sporen van Sanskriet in het ‘Utopisch’, maar wel van het Malyāḷam, de Dravidische taal van Kerala.
Morus' Utopia is van meet af aan een wonderlijk, buiten-gewoon boek, dat al snel diens faam als humanist zal vestigen en de westerse visie op wereld en maatschappij lang zal beïnvloeden. Voor Dirk Martens werd dit boek zijn meesterwerk, voor het Leuvense humanisme een grote bijdrage aan het werelderfgoed. Wereldwijd zijn een dertigtal exemplaren van deze eerste editie bewaard gebleven. Wie zo'n boek wil bemachtigen, moet daar zo'n half miljoen euro voor over hebben (£ 350.000) - zie nummer 31 in Catalogue 111 (Fiftyrare books and manuscripts) van de Londense antiquaar Peter Harrington.
| |
Latijn: Parijs 1517
Titelpagina van de eerste druk van Utopia, Leuven, Dirk Martens, 1516. Tenzij anders aangegeven zijn de illustraties bij dit artikel afkomstig uit de Universiteitsbibliotheek Leuven
Morus was een perfectionist die aan zijn teksten bleef sleutelen, vaak tot ongenoegen van zijn drukkers. Zijn humanistische teksten waren bedoeld voor een Europees intellectueel publiek en dienden door bekende humanistische uitgevers te worden gepubliceerd. Daarom ook was de eerste druk bij Erasmus' vertrouwde drukker Martens ver- | |
| |
schenen, maar Morus was toch niet helemaal tevreden: ‘dit boek had zijn eiland niet mogen verlaten’, schreef hij in januari 1517 aan de in Londen verblijvende Italiaanse koopman Antonio Bonvisi (†1558). Een tweede, gewijzigde, druk was dus meer dan wenselijk. Ditmaal koos Morus voor de ruimere Franse markt. De jonge Engelse theoloog Thomas Lupset (1495-1530) was werkzaam als corrector in Parijs en ging voor hem aan de slag.
Frankrijks grootste intellectueel, de invloedrijke graecus en jurist Guillaume Budé (1468-1540), was al op 21 februari 1517 door Erasmus aangespoord om Utopia te lezen. Hij was meteen zeer onder de indruk van Morus' gedurfde visie en schreef Lupset een lange brief, bedoeld als voorwoord bij de nieuwe uitgave. Die brief zou de interpretatie van het boek heel lang sturen. Morus had Budé aan het denken gezet over de maatschappelijke ordening. Budé, die de sociale ongelijkheid in zijn praktijk als jurist had ondervonden, kwam tot het besef dat het juist de Utopiërs zijn die Christus' voorschriften in de praktijk brengen. Het bestaan van een ethische staat is derhalve een hoopgevend signaal voor de mensheid. Beatae vitae exemplar (‘toonbeeld van gelukkig leven’) noemt hij Morus' filosofisch geschrift.
Titelpagina van de laatste door Morus zelf herziene uitgave (Bazel, Johann Froben, november 1518).
Wat de auteur in augustus 1517 vernam over de voortgang in Parijs stelde hem evenwel niet gerust. Blijkbaar was Lupset toch niet zo competent, maar de wagen rolde verder. Op 15 september meldde Lupset aan Erasmus dat het boek ter perse ging. Het lag begin oktober in de boekhandel en droeg het uitgeversmerk van Gilles de Gourmont (actief 1499-1533). Het was gedrukt bij Jean II du Pré en Jacques Le Messier. Deze uitgave zag er ook anders uit dan de Leuvense: in de titels stond ‘elegans’ in plaats van ‘festivus’. de ‘spelletjes’ (alfabet, gedicht in Utopisch, kaart) waren verdwenen, en er was een tweede brief van Morus aan Pieter Gillis toegevoegd. Het formaat was ook anders: een handzame octavo, op verzoek van Budé, en geen kwarto.
Erasmus kon op 5 maart 1518 niets anders aan Morus melden dan dat het boek ‘vol fouten’ stond. Overigens had hij in de loop van 1517 reeds aan Morus en Gillis gevraagd om correcties en wijzigingen te verzamelen om in Bazel een betere uitgave te laten verschijnen. De tekstversie van de Parijse uitgave werd nooit herdrukt, maar Budé's interpretatieve brief werd in latere uitgaven als inleiding gebruikt en gaf het boek een christelijk-humanistische toets, die het anderhalve eeuw zou behouden.
Kaart van Utopia door Ambrosius Holbein, Bazel 1518.
| |
Latijn: Bazel 1518
De vraag naar Morus' werk was groot in het Duitse taalgebied. Zo schreef Maarten Luther op 19 februari 1518 aan zijn vriend Johann Lang: ‘Capito zegt dat Utopia ter perse is in Bazel - koop er een voor mij op de Frankfortse beurs - Utopiam Morinam sitio’ [ik dorst naar Morus' Utopia].
In maart 1518 had Johann Froben reeds een nieuwe uitgave van Utopia uitgebracht, bezorgd door Beatus Rhenanus (1485-1547). De hoofdtitel was omlijst met een houtsnede van Hans Holbein (1497-1543). met
| |
| |
boven een ‘Veronica’ en onder een ‘Lucretia’, reeds gebruikt in eerdere uitgaven van Erasmus. Het begin van Utopia heeft een randlijst met putti. De tekst van deze uitgave werd in 1519 in Florence nagedrukt en vormde de basis voor de moderne standaarduitgave door E. Surtz en J.H. Hexter in 1965.
Eén editie bleek al gauw onvoldoende en de handige Froben begon meteen aan een tweede. Daarin werden tevens enkele correcties aangebracht. Het zou de laatste uitgave worden waarbij Morus enigszins betrokken was. Het boek was eind november klaar en werd samen met Morus' en Erasmus' Epigrammen in december 1518 op de markt gebracht. Titellijst en randlijst waren ditmaal gelijk: met putti en met Frobens uitgeversmerk. Deze uitgave werd het model van de tekst in de meeste latere drukken, vooral die in Leuven, Keulen en Bazel.
Beide Froben-drukken zijn veel verfijnder, renaissancistischer van uitzicht dan de Leuvense (en zeker dan de ongeïllustreerde Parijse). Froben voegde houtsneden en sierinitialen toe. Ook het Utopisch alfabet is hier aanwezig. Het meest valt de kaart van Utopia op. Die werd nu ontworpen door Ambrosius Holbein (ca. 1494-na 1519), oudere broer van Hans. Het is een kopie in spiegelbeeld van die in de Leuvense druk uit 1516, maar wel aangepast. De belangrijkste innovatie is de toevoeging van een stuk land vooraan met drie personages, onder wie de verteller Hythlodaeus, die naar het eiland kijken. Op de wimpel van het schip is naast ‘N’ en ‘O’ ook een ‘R’ te zien - maar dat helpt niet verder om de betekenis te ontsluiten. Typisch voor Holbein zijn de festoenen met gebladerte, die bovenaan zijn bevestigd. Eén wijziging berust op een foute tekstinterpretatie: de wachttorens zijn vervangen door kerken! Deze ‘versierde’ uitgave was duidelijk bestemd voor een selecter publiek, in een hogere prijsklasse. Morus' status werd verhoogd, maar Utopia werd nog geen ‘populair’ boek.
Titelpagina van de tweede Leuvense druk van Servaas van Sassen, 1548.
Thomas More. Portret naar Hans Holbein de Jongere, 1527. National Portrait Gallery, Londen.
Mogelijk is er meer aan de hand met deze kaart. Recentelijk werd gesuggereerd dat Ambrosius Holbein hier reeds, vijftien jaar vóór het beroemde schilderij De ambassadeurs (1533) van zijn broer Hans, speelt met een anamorfose (een vervormde tekening die er vanuit een bepaald perspectief realistisch uitziet). De vorm van het eiland Utopia wijst op een schedel met de havenmonding (ostium) als mond en de wallen met (kerk) torens als kaaksbeen met tanden. Dit ‘doodshoofd’ zou een allusie zijn op de auteur (mors en Morus) en dus een memento mori/Mori vormen, als visueel pendant van het beatae vitae exemplar (‘toonbeeld van gelukkig leven’) dat de leefwijze van de Utopiërs kenmerkt.
Frobens uitgave is ‘modern’, met Morus' brief aan Gillis uitlopend in de door Aldus geprefereerde zandlopervorm, en de hoofdtekst beginnend met een houtsnede en een speelse initiaal. De ‘Italiaanse’ setting toont Hythlodaeus (als wijze man), Morus en Gillis (beiden met het hoofddeksel van een geleerde), en Morus' dienaar John Clement.
| |
Latijn: Leuven 1548 en Keulen 1555
Deze tweede Leuvense editie werd gedrukt door Servaas van Sassen (Diest 15XX - Leuven 1557) voor rekening van de weduwe van Arnold Birckmann (Agnes Stein von Gennep, Keulen 15XX-1580, verwante van de Keulse drukker Jasper von Gennep). De uitgave is genealogisch verbonden met Martens' editio princeps én met de hierna te noemen Keulse editie van 1555: Van Sassen/Sassenus was Martens' schoonzoon, echtgenoot van diens vóór 1527 overleden dochter Barbara; hij hertrouwde in 1535 met Anna van Amersvoet, schoonzus van de Keuls-Antwerpse uitgevers Franz († 1529) en Arnold Birckmann († 1542).
Vergeleken met Martens' eerste druk van Utopia heeft Sassenus een aantal parateksten weggelaten, zoals de brief en het gedicht van Joannes Paludanus, evenals de illustraties - de kaart van Utopia en het Utopisch alfabet. Morus' tweede brief aan Pieter Gillis, voor het eerst verschenen in de tweede druk (Parijs 1517), ontbreekt in deze Leuvense herdruk. De hoofdtekst en Gillis' brief aan Busleiden zijn in cursief gedrukt, de titel en de andere parateksten in romein.
Het Leuvense exemplaar komt uit de bibliotheek van Casperius Gevartius (Antwerpen 1593-1666), stadssecretaris en vriend van Peter Paul Rubens die zijn portret schilderde. Gevartius - neolatijns dichter, editeur van Statius en de laatste grote stadshumanist van de Zuidelijke Nederlanden - maakte enkele aantekeningen in zijn exemplaar. Zo noteerde hij in de marge van p. 4 ‘Frobenianae officinae celebritas’ bij Erasmus' brief van 25 augustus 1517 aan Johann Froben (Allen 635), d.i. Erasmus' voorwoord voor de derde editie van Utopia (Bazel, maart 1518).
In 1555, enkele jaren na de Leuvense Sassenus-druk, verscheen een editie
| |
| |
in Keulen. Het is de zesde zelfstandige Latijnse druk van Utopia en de derde in het Duitse rijk na de twee Bazelse van maart en november-december 1518 bij Johann Froben (resp. de derde en de vierde Latijnse druk). Deze Keulse editie is nagenoeg identiek aan de Leuvense van 1548 en er ook ‘genealogisch’ mee verwant, met dien verstande dat de parateksten anders geschikt zijn en dat het privilege voor de Nederlanden (uiteraard) weggelaten is. De tekst is in cursief, met in de parateksten ook wat romein.
De uit Venlo afkomstige uitgeversfamilie Birckmann was in de zestiende eeuw (1503-1585) toonaangevend in Keulen en in de Nederlanden, maar had bijvoorbeeld ook van 1504 tot 1530 een vestiging in Londen, en een eigen agent aldaar in de jaren 1561-1568.
Na deze Keulse uitgave verscheen Utopia in het Duitse rijk nog tweemaal in de zestiende eeuw: in 1563 in Bazel bij Nicolaus Episcopius, in een humanistische verzamelband met Morus' Lucubrationes, en in 1591 in Wittenberg bij Johann Kraft. ‘Smdygmxirnhdrh Mxisofm’, alias Gregor Wintermonat in het Utopisch alfabet, publiceerde in 1612 een integrale Duitse vertaling bij Henning Grosse te Leipzig; daaraan voorafgaande verscheen er enkel een Duitse vertaling van Boek II door Claudius Cantiuncula in 1524 bij Johann Bebel te Bazel.
| |
Morus voor katholieken: Leuven 1565-1566
Een eerste bundeling van Morus' Latijnse werken verscheen in 1563 te Bazel bij Nicolaus Episcopius (Lucubrationes). Een tweede, Leuvense, bundeling werd gedrukt door Joannes Bogardus en bestaat in vier ‘issues’ (oplagen): 1565a voor Bogardus, 1565b voor Petrus Zangrius, 1566a voor Bogardus, en 1566b voor Zangrius. Het gaat dus niet om vier verschillende drukken! De in 1565 gedrukte oplage werd gedeeld door twee uitgevers, Bogardus en Zangrius, en een deel ervan werd nog eens ‘geactualiseerd’ door de oorspronkelijke datum 1565 te vervangen door 1566. De vier ‘issues’ verschillen dus enkel op de titelpagina (uitgeversnaam en - merk, jaartal), maar zijn voor het overige helemaal identiek. Joannes Bogardus (Leuven 15xx - Dowaai 1627) was in Leuven actief van 1562 tot 1597, maar verplaatste van 1572 zijn bedrijf naar de recentelijk door Filips II gestichte universiteit van Dowaai, waar hij tot 1627 uitgaf. Petrus Zangrius was actief in Leuven in de periode 1559-1623, en nam daar Bogardus' marktaandeel over.
Deze Opera zijn vooral bedoeld als een bundeling van de Latijnse teksten van een groot katholiek auteur, bestemd voor de Europese markt en allicht ook voor de vele Britse katholieke ballingen op het Europese vasteland. In deze Leuvense uitgave(n) ontbreken illustraties (kaart van Utopia, Utopisch alfabet), evenals enkele parateksten (het Utopisch gedicht en zijn Latijnse vertaling, de tweede brief van Morus aan Pieter Gillis, maar vooral het ‘voorwoord’ van Erasmus, namelijk diens opdrachtbrief aan Johann Froben). Nieuw zijn: een privilege voor de Nederlanden, epitaphia op Morus, diens brief uit de gevangenis, een attestatie van kerkelijke censuur en een brief van Beatus Rhenanus aan Willibald Pirckheimer (overgenomen uit de Bazelse uitgaven van 1518 en 1563 van Morus' Epigrammata). De volgende Latijnse werken van Morus zijn hier gebundeld: Utopia, Epigrammata, Historia Richardi Regis, Responsiones ad Lutherum, Expositio Passionis Christi, Precationes ex Psalmis collectae, en de vertalingen uit Lucianus. De tekst van Utopia is gedrukt in twee kolommen, in cursief en romein (ff. 1r-18r).
Titelpagina van de verzameluitgave door Joannes Bogardus, Leuven 1566.
Morus' Latijnse werken verschenen nog eenmaal gebundeld in 1689 bij Christian Gensch te Frankfurt (Main) en Leipzig.
| |
Latijn: Amsterdam 1629
In 1629 verscheen de eerste zelfstandige druk van Utopia in de Noordelijke Nederlanden. Het was een duidelijk commercieel initiatief van de ‘coming man’ in de Nederlandse uitgeverij Willem Jansz Blaeu (1571-1638). Begonnen als cartograaf en globemaker werd hij al snel een uitgever met gouden handen. Hij publiceerde wetenschappelijke en literaire uitgaven voor de lokale én de internationale markt. Zijn zoon Joan zou de belangrijkste atlasuitgever van zijn tijd worden en de firma Blaeu wilde de Moretussen verdringen in de katholieke delen van Europa, onder meer met de uitgave van de Acta Sanctorum. De Utopia in zakformaat werd ook al meteen uitgevoerd in twee ‘issues’ (oplagen): een voor de protestantse markt, met als adres ‘Amsterdam, Blaeu’, en een voor de katholieke markt, met als schuiladres ‘Keulen, Cornelius van Egmond’. Blaeus Amsterdamse concurrent Joannes Janssonius bracht in 1631 een piraateditie op de markt, nauwkeurig gekopieerd naar Blaeus Amsterdamse uitgave.
In de loop der jaren was de titel van Morus' werk verschoven van ‘gouden boekje’ naar ‘Utopia’ en werd het werk aangepast aan een katholiek of protestants publiek. Dat is bv. te merken aan de expliciete verwijzing in de titel van deze ‘Keulse’ uitgave naar de Index van verboden boeken. De gegraveerde titel verwijst mogelijk naar de welvaart die door de Nederlandse koopmansgeest wordt voortgebracht. De uitgave van Willem Blaeu werd ook het model voor de eerste Latijnse editie op Engelse bodem, die van 1663 in Oxford, door William Hall voor Francis Oxlad.
| |
| |
Titelpagina van de anonieme Nederlandse vertaling, Hoorn, Isaac Willemsz van der Beecken Marten Gerbrantz, 1629. Bijzondere Collecties van de UVA.
Begin van de tekst in de Nederlandse vertaling, Hoorn 1629. Bijzondere Collecties van de UVA.
| |
Nederlandse vertalingen 1553-1700
‘Op eenen tijt als ick ghesonden was als Oratoer in commissien van treffelijcke en (de) groote saken des rijcks [...] ben ick [...] ghecom (m) en te Brugghe in Vlaenderen [...]. In desen middelen tijden ben ick tot Antwerpen gereyst [...] daer zijnde heb ick groote conversatie ghehadt met M. Peeter Gielis [...] een ma(n) certeyn weerdich om tot grootere(n) staette comme(n)/ want hy was beghift met veelderley gaue(n) des gheests en (de) verstant/ gheleert in alle scientien en (de) wetentheyt/ eerbaer in maniere(n)/ ghetrou/ oprecht en(de) ongeueyst van herte(n) [...]. In summa al dat men in een wijs en(de) goet eerlijck man soude mogen beghere(n)...’.
Titelpagina van de Nederlandse vertaling door François van Hoogstraten, Amsterdam, Wilhem Linnigvan Koppenol, 1700. Bijzondere Collecties van de UVA.
Zo begint de eerste Nederlandse vertaling van Utopia, in 1553 te Antwerpen verschenen. De naam van de vertaler blijft onbekend. Iets meer weten we over drukker-uitgever Hans de Laet, in Antwerpen actief van 1545 tot 1566. Hij drukte en publiceerde een honderdtal boeken, meest in het Nederlands. Zijn uitgave kenmerkt zich door een nononsense aanpak: geen parateksten, geen illustraties, handig octavoformaat. Op 29 oktober 1550 had hij een tienjarig privilege gekregen voor deze vertaling. In 1553 bracht hij die op de markt (met adres ‘in den Salm’), en net voor het verstrijken van de tienjarentermijn probeerde hij het nog eens met de resterende exemplaren, nu voorzien van een nieuwe titelpagina (met adres ‘in die Rape’) en het jaartal 1562. Opmerkelijk is dat de Nederlandse titel afwijkt van de Latijnse. De standaardverwijzing naar ‘de beste staat van het gemenebest’ is verdwenen. Alle aandacht gaat meteen naar ‘Utopia’. Maar vooral een toevoeging valt op: ‘seer profijtelijc [...] bysondere den ghenen die heensdaechs een Stadt ende ghemeynte hebben te regeren’. Utopia is nu een praktisch boek, met nuttige tips voor stadsbestuurders.
De Nederlanden waren de bakermat van Utopia. De tekst werd er geconcipieerd (in Brugge en Antwerpen), het verhaal werd er gesitueerd (Antwerpen) en het afgewerkte boek werd er gepubliceerd (Leuven). In deze welvarende en geletterde regio zal het zeker een aandachtig lezerspubliek hebben gevonden. Na de scheiding in de Nederlanden (1585) werd in het Zuiden de Utopia niet herdrukt, maar in het Noorden verscheen, alweer anoniem, de eerste Nederlandse vertaling opnieuw. Tussen 1629 en 1634 werden daarvan bij Isaac Willemsz van der Beeck en Marten Gerbrantz in Hoorn meerdere edities uitgebracht, alle in klein formaat. De tekst was licht gemoderniseerd en aanvaardbaar gemaakt voor protestantse gelovigen: Morus' voorbehoud bij bepaalde religieuze rituelen werd aangedikt en ‘katholieke’ elementen werden afgezwakt of verwijderd. Opmerkelijk is dat in de Hoornse uitgave, in tegenstelling tot de Antwerpse, een aantal van de Latijnse parateksten is vertaald: de brieven van Morus, Erasmus, Budé, Busleiden en Gillis, en ook de gedichten van ‘Anemolius’, Geldenhouwer en Grapheus - alle trouwens ook aanwezig in Blaeus Latijnse Utopia van 1629.
Zo mogelijk nog merkwaardiger is het anonieme voorwoord (‘Aen den Christelijcken weet-gerighen Leser’, p. 3-6), geschreven door een calvinistische anonymus, op een sobere, vermanende toon, met verwijzingen naar het Oude Testament, met bijbelse termen, en met een afsluitende oproep tot gebed. De gereformeerde lezer wordt eraan herinnerd dat enkel gehoorzaamheid aan Gods wetten een goede staatsordening tot stand kan brengen. Morus' ironische opmerkingen aan het eind worden nagenoeg weggecensureerd voor het beoogde publiek. De katholieke censuur is door een calvinistische vervangen. Ook Utopia diende zich te schikken naar de nieuwe protestantse identiteit van de Nederlandse Republiek. Utopia wordt derhalve voorgesteld als een oude republiek-zoals die van de Bataven uit de oertijd, door Hugo Grotius en Johan de Brune tot voorloper en model geproclameerd.
| |
| |
De klemtoon lag op gezagsgetrouwe en hardwerkende burgers, daarover mocht geen misverstand bestaan.
Voor een nog ruimer lezerspubliek verscheen er tenslotte in 1677 in Rotterdam een geheel nieuwe vlotte vertaling door de geletterde drukker en beroepsvertaler François van Hoogstraten (1632-1696). Een herdruk daarvan verscheen in 1700 bij Wilhem Linnig van Koppenol in Amsterdam.
| |
Franse vertalingen 1550-1715
In het politieke en intellectuele bewustzijn van Frankrijk heeft Utopia steeds een rol gespeeld, getuige de talrijke verwijzingen in literaire en filosofische teksten. Morus zelf wilde al meteen na de Leuvense druk uit 1516 een Parijse uitgave, voorzien van Budé's inleidende brief die de waardering van het werk lang zou bepalen. Zoals vaker bij spraakmakende boeken in Frankrijk, verschenen van Utopia meerdere vertalingen. Je(h)an Le Blond d'Evreux (1502-1553), poeta minor en vertaler van Valerius Maximus, Johann Carion en Francesco Patrizi, was een fervent voorstander van het gebruik van de Franse taal. In 1550 verscheen te Parijs bij Charles L'Angelier zijn vertaling La description de l'isle d'Utopie ou est comprins le miroer des republicques du monde, & l'exemplaire de vie heureuse, gebaseerd op de Parijse uitgave van 1517, inclusief Budé's brief met diens nadruk op christelijke wetten en waarden. Le Blonds vertaling wordt door kenners getypeerd als fidèle et élégant. De boodschap van de tekst werd overgebracht, eerder dan de letterlijke verwoording, met als doel l'utilite & proffit de la republique. Daarom werden moeilijke begrippen geparafraseerd en verouderde maar duidelijke termen naar voren geschoven.
Le Blonds vertaling werd (zonder naamsvermelding of parateksten) in 1559 in Lyon bij de protestantse drukker Jean Saugrain heruitgegeven in een bewerking van een ‘M.B.A.’, door velen geïdentificeerd met Barthélemy Aneau (1505-1561), rector van het Collège de Lyon en eveneens een vruchtbaar auteur en vertaler. De nadruk wordt hier gelegd op het uitzonderlijke, ja unieke karakter van Utopia, en de vertaling toont verwantschap met Aneau's utopische fictie Alector (1560).
Een heel andere Franse versie van Boek II komt voor in L'Estat, description et gouvernement des royaumes et republiques du monde (Parijs 1585) van Gabriel Chappuys (1546-1611), een bundeling van teksten over het staatsbestuur. Chappuys' vertaling blijkt een discrete adaptatie te zijn van de Italiaanse versie van Boek II, zoals opgenomen in Del governo de i regni et delle republiche cosi antiche come moderne libri XVIII (Venetië 1561) van Francesco Sansovino (1521-1586). Chappuys' verzameling politieke geschriften was bedoeld als discussiestof tijdens de Franse burgeroorlogen onder Hendrik III (Hugenoten, Ligue). Nog in 1611 verscheen er een nieuwe vertaling van Sansovino's bundel door de verder onbekende ‘F.N.D.’, aangepast aan het nieuwe autoritaire politieke klimaat onder Hendrik IV.
Titelpagina van de Franse vertaling door S. Sorbière in de editie van Joan Blaeu, Amsterdam 1643.
Een geheel nieuwe Franse vertaling verscheen in 1643 bij Joan Blaeu in Amsterdam. Deze vloeide voort uit de pen van de protestantse vrijdenker en arts Samuel Sorbière (1615-1670) en was bestemd voor een kosmopolitisch lezerspubliek met belangstelling voor politieke filosofie (Descartes, Hobbes). Sorbière verbleef van 1642 tot 1650 in Nederland, werkte als arts in Leiden en publiceerde (1647) en vertaalde (1649) er De cive van Thomas Hobbes. Na zijn terugkeer in Frankrijk werd hij in 1653 katholiek. In 1660 benoemde Lodewijk XIV hem tot historiograaf en in 1664 werd hij lid van de Royal Society of London for the Improvement of Natural Knowledge, de latere Britse Academie. In 1667 vertrok hij naar Rome en reisde hij rusteloos door Italië en Frankrijk tot zijn dood in 1670. Zijn vertaling van Utopia is opgedragen aan de Franstalige edelman Frédéric Magnus Wild et Rhingrave de Salm (1607-1673), gouverneur van Sluis, verwant aan de Oranjes en gehuwd met een nicht van kardinaal Richelieu. Sorbière was op dat ogenblik huisleraar van Magnus' kinderen. Voor Sorbière is Utopia een fabel, vol met nuttige lessen voor vorsten. Kort daarna zou Sorbière helemaal vallen voor de politieke opvattingen van Thomas Hobbes, die hij in de Republiek der Nederlanden zou propageren.
De naaktschouw vóór het huwelijk in de uitgave van Pieter van der Aa, Leiden 1717.
De gegraveerde titelpagina van Sorbières vertaling illustreert ook de veranderde wereld waarin het boekje verscheen. Afgebeeld is een duidelijk ‘Hollandse’ tuin met koop- | |
| |
mannen en geleerden die kaarten bestuderen om nieuwe wegen naar rijkdommen te vinden. De afbeelding is geïnspireerd op de houtsneden in Frobens uitgave van 1518, die in een ‘Italiaanse’ setting Hythlodaeus (als wijze man), Morus en Gillis (beiden met het hoofddeksel van een geleerde), en Mores dienaar John Clement presenteerde. Hetzelfde ogenschijnlijk, maar wel in een andere context: het Nederland van de Gouden Eeuw tegenover de Noordelijke Renaissance net vóór het begin van de Reformatie.
Dit portret van Thomas Morus werd opgenomen in Nederlandse vertaling door François van Hoogstraten (Rotterdam 1677 en Amsterdam 1700). Hier is sprake van persoonsverwisseling: deze gravure van Arnold Houbraken stelt Alexander Morus (1616-1670) voor, een dominee van Frans-Schotse afkomst die in de jaren 1650 een tijdlang in de Republiek verbleef.
Ruim een halve eeuw later las het Frankrijk van de Verlichting bij voorkeur wat André Prévost omschreef als de trop fameuse traduction de Nicolas Gueudeville uit 1715. De benedictijner monnik Gueudeville (1652-1721) verloor in 1680 zijn geloof, ontsnapte uit de abdij van Jumièges in Normandië en zocht in 1688, als leraar Latijn, een goed heenkomen in Nederland. Hij sloot zich aan bij de protestantse geleerden die na de herroeping van het Edict van Nantes (1685) massaal naar Nederland waren gevlucht. Hij ontwikkelde zich tot een radicaal vrijdenker en vurig tegenstander van het absolutisme, wat ook blijkt uit zijn vertaling. Gueudevilles vertaling, uitgegeven door Pieter van der Aa in Leiden in 1717 en in 1730, is de eerste die rijkelijk geïllustreerd is. De uitgave bevat zestien gravures van de hand van de Leidse graveur Frans van Bleyswyck (1671-1746). Diens stijl is sterk door het Franse classicisme geïnspireerd, maar heeft, vooral bij de interieurs, een Hollandse allure. De hier getoonde illustratie, in het boek afgedrukt naast p. 225, is de enige die door Bleyswyck werd gesigneerd. Het betreft een scene uit de Utopia waarin verteld wordt dat in Utopia verloofden elkaar voor het huwelijk naakt mogen zien, om latere ontgoochelingen te vermijden.
| |
Overzicht
Tot 1750 verschenen er ruim vijftig uitgaven en vertalingen. Het verschijningsritme verloopt in onregelmatige golven, waarbij de Latijnse tekst een blitzstart neemt met vijf edities in drie jaar. De editio princeps zag in december 1516 het licht in Leuven, in een tijdperk waarin de ene ontdekkingsreis volgde op de andere. De vele parateksten versterkten het waarheidsgehalte en het geloof in het bestaan van Utopia. Begin oktober 1517 verscheen in Parijs een gewijzigde uitgave, in maart 1518 volgde een derde druk in Bazel en in november van dat jaar, eveneens in Bazel, een vierde - de laatste die door Morus werd gecorrigeerd. In juli 1519 werd Utopia herdrukt in Florence in een verzamelband met Morus' Latijnse vertalingen van Lucianus. Na zijn dood verschenen er nog Latijnse uitgaven in Antwerpen en Leuven (1548), Keulen (1555), Bazel (1563; een verzamelband met zijn Lucubrationes), Leuven (1565-1566, in zijn verzamelde Latijnse werken) en Wittenberg (1591).
Tijdens Morus' leven verscheen slechts één vertaling in een volkstaal: een Duitse van Boek II in 1524 in Bazel. De Italiaanse vertaling door Ortensio Landi werd in 1548 te Venetië gedrukt, de Franse door Je(h)an Ie Blond verscheen in 1550 te Parijs. Een bewerking hiervan door Barthélemy Aneau kwam in 1559 uit in Lyon. In 1585 publiceerde Gabriel Chappuys zijn vertaling van Boek II in Parijs, die in 1598 werd herdrukt. In 1551 verscheen in Londen de Engelse versie van Ralph Robinson, met herdrukken in 1556 en 1597. De Nederlandse vertaling uit 1553 te Antwerpen bij Hans de Laet werd in 1562 heruitgegeven. Pas in 1637 verscheen er een Spaanse vertaling in druk te Córdoba.
In de periode 1600-1750 verscheen Utopia hoofdzakelijk in grote uitgeverscentra in Duitsland (boekenbeurs van Frankfort), Engeland (Londen) en Nederland (Amsterdam, magasin de l'univers). De Latijnse tekst werd gepubliceerd in Frankfort (1601, 1670 & 1689), Hanau (1613, en in 1619 in de omvangrijke humanistische compilatie Amphitheatrum sapientiae Socraticae joco-seriae van Caspar Dornavius), Milaan (1620), Amsterdam (in 1629 twee uitgaven: Amsterdam en ‘Keulen’, en één in 1631), Oxford (1663), Helmstedt (1672) en Glasgow (1750).
Duitse vertalingen verschenen in Leipzig (1612) en Frankfort (1704), Engelse in Londen (1624, 1639, 1684, 1685), Dublin (1737) en Glasgow (1743), Franse in Amsterdam (1643, 1717, 1730) en Leiden (1715), Nederlandse in Hoorn (1629, 1630, 1634), Rotterdam (1677) en Amsterdam (1700), en een Spaanse in Córdoba (1637). In de loop der jaren verschoof de titel van ‘gouden boekje’ naar ‘Utopia’ en werd het werk aangepast aan een katholiek of protestants publiek.
| |
Selectieve bibliografie
Van alle Latijnse edities 1516-1566 bestaan digitale versies, evenals van de Duitse. Franse en Italiaanse vertalingen uit de zestiende eeuw (o.m. te vinden via de USTC: www.ustc.ac.uk). De Nederlandse uitgaven van 1553 en 1562 zijn nog niet gedigitaliseerd. Een Hoornse druk van 1630, uit de collectie van de UB Gent, is te lezen op Google Books. |
Cave, Terence (ed.), Thomas More's Utopia in Early Modern Europe. Paratexts and contexts, Manchester 2008 |
Devereux, E.J., ‘Thomas More and his printers’, in: A.A. MacDonald, P.A. O'Flaherty & G.M. Story (eds.), A Festschrift for Edgar Ronald Seary. Essays in English tanguage and literature presented by colleagues and former students, [St. John's, Nfld.] 1975, p. 40-57 |
Gibson, R.W & J. Max Patrick, St. Thomas More. A preliminary bibliography of his works and of Moreana to the year 1750. With a Bibliography of Utopiana, New Haven/London 1961 |
Lakowski, Romuald lan, ‘A bibliography of Thomas More's Utopia’, Early Modern Literary Studies 1.2 (1995) 6, p. 1-10 [www3.telus.net/lak0wski/Utopbibo.html] |
Prévost, André, L'Utopie de Thomas More. Présentation, texte original, apparat critique, exégèse, traduction et notes, préface de Maurice Schumann, Paris 1978 (met facsimile van de Frobenuitgave, november 1518) |
Smith, Constance, ‘Locations for the updated Gibson [nos. 1-44]’, An updating of R.W. Gibson's St. Thomas More: a preliminary bibliography. Sixteenth Century Bibliography 20, [St. Louis, Mo] 1981, p. 20-29 |
Spaans, Ronny & Terence Cave, ‘The Dutch translation: austerity and pragmatism’, in: Thomas More's Utopia in Early Modern Europe. Paratexts and contexts, ed. by Terence Cave, Manchester 2008, p. 104-109, 219-231, 284 |
Surtz, Edward & J.H. Hexter, The complete works of St. Thomas More. Volume 4 [Utopia], New Haven/London 1965 |
Utopia [1516], A Scolar Press facsimile, Menston 1966 |
|
|