| |
| |
| |
Nieuws
Hemsterhuis terug in Den Haag: KB verwerft unieke collectie
Ad Leerintveld
De Koninklijke Bibliotheek is erin geslaagd de ‘Sammlung Maas’ aan te kopen, een ongekend rijke collectie rond de filosoof François Hemsterhuis (1721-1790). De verzameling, bijeengebracht door Joachim Maas uit Keulen, bevat handschriften, gedrukte werken, luxe exemplaren van zijn publicaties, tekeningen van zijn hand, boeken uit de bibliotheek van prinses Amalia van Gallitzin, portretten van tijdgenoten, maar ook reproducties naar oude meesters door Cornelis Ploos van Amstel, met eigenhandige opdrachten aan zijn vriend Hemsterhuis.
François Hemsterhuis, geboren in Franeker, woonde bijna zijn hele leven in Den Haag. Hij werkte bij de Raad van State, was een vertrouweling van stadhouder Willem V en had daardoor toegang tot de hoogste Haagse kringen. In 1775 leerde hij prinses Amalia van Gallitzin kennen, voor wie hij als leraar optrad en met wie hij zijn verdere leven correspondeerde. Hemsterhuis staat vooral bekend om zijn opvattingen over de schoonheid. Zie voor meer achtergrond op www.kb.nl/themas/filosofie/frans-hemsterhuis.
Door Hemsterhuis getekende klassieke vaas ‘La Dorique’.
| |
Handschriften, boekbanden, gedrukte werken
Het belangrijkste handschrift in de collectie Maas is een nooit gepubliceerd, door Hemsterhuis eigenhandig geschreven traktaat over de beste vorm voor de voet van antieke vazen. Als illustraties behoren daa rbij getekende voorbeelden van dergelijke vaasvoeten en vazen, sommige gesigneerd ‘F.H’. Andere handschriften zijn brieven van Jacobi en Fürstenberg aan prinses Gallitzin. Een brief van Amalia van Gallitzin draagt nog het onbeschadigde lakzegel dat Hemsterhuis voor haar ontworpen heeft.
Detail van Hemsterhuis' tekening van de vestingwerken van Bergen op Zoom, 1747. In de linker benedenhoek de signatuur ‘F.H.’ Foto's bij dit onderwerp: Jos Uljee / Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Hemsterhuis had de gewoonte om fraai gedrukte en mooi gebonden exemplaren van zijn filosofische Lettres aan te bieden aan zijn vrienden en relaties. Deze luxe edities zijn gebonden door de Haagse boekbinders Micke of Van Os. De KB bezat al een aantal daarvan, maar dankzij de collectie Maas zijn daar veertien bijzondere exemplaren aan toegevoegd. Daaronder boeken met een door Hemsterhuis eigenhandig geschreven opdracht, bijvoorbeeld aan Aernout Vosmaer, zijn collega-directeur der ‘Vorstlyke Natuur- en Kunstkabinetten en Diergaarde’ van stadhouder Willem V, aan zijn vriend François Fagel, en een exemplaar met op het voorplat in goud gestempeld de naam ‘prinzess Amalia van Gallitzin’.
Portret van Amalia van Gallitzin als Pallas Athene. Potloodschets, gesigneerd Φ.E. E⊓OIE(=F.(H) E. EPOIEI = F.H. heeft dit gemaakt).
Dankzij deze presentexemplaren kan het netwerk van Hemsterhuis' vrienden en bekenden nader in kaart worden gebracht. Erg behulpzaam is daarbij een door Hemsterhuis bijgehouden lijst, waarin hij per uitgave aantekende aan wie hij hoeveel exemplaren van welke publicatie in welke vorm (gebonden in rood, groen of geel marokijn bijvoorbeeld) had geschonken. Bij Maas' documentatie bevindt zich een kopie van deze nu te Münster bewaarde lijst.
De collectie Maas bevat ook alle edities van werken van Hemsterhuis, vaak in exemplaren die door uitvoering of provenance bijzonder zijn. Uit de bibliotheek van Amalia van Gallitzin wist Maas een Plato-uitgave te verwerven met haar eigenhandige aantekeningen. Dit zou best eens het exemplaar kunnen zijn geweest dat Hemsterhuis en Gallitzin samen hebben gelezen in het Niethuis in Loosduinen, toen hij haar ‘Socrates’ en zij zijn ‘Diotima’ was.
| |
Tekeningen
Hemsterhuis was een tijdlang ingenieur, zoals blijkt uit een opmerking van hem in een brief aan Amalia van Gallitzin, maar zijn biograaf Leendert Brummel (1897-1976) heeft daarover geen feiten kunnen achterhalen. Groot was dus de verrassing toen de collectie Maas een gedetailleerde tekening van de vestingwerken rond Bergen op Zoom in 1747 bleek te bevatten. Linksonder is deze tekening gesigneerd ‘F.H.’. De tekening vormt het bewijs dat Hemsterhuis op 26-jarige leeftijd als ingenieur heeft gewerkt.
Bij de tekeningen bevinden zich ook talrijke bladen met antieke motieven, vaak op urnen of vazen. Verrassend zijn ook de vele natuurstudies. Bijzonder voor de boekwetenschap en voor de kennis van Hemsterhuis zijn de vele getekende vignetten van zijn hand, die in gedrukte vorm zijn opgenomen in zijn werken, met name in Lettre de la sculpture. Van deze laatste uitgave zijn ook proefdrukken van de illustraties bewaard gebleven.
Ontroerend en intiem zijn de portretschetsjes die hij maakte van zijn muze, Amalia van Gallitzin. De gravure van haar als Pallas Athene was bekend, maar niet de tekeningen die eraan ten grondslag liggen.
| |
Ploos van Amstel
Over de verhouding tussen de Amsterdamse verzamelaar, tekenaar, uitgever en handelaar Cornelis Ploos van Amstel (1726-1798) en Hemsterhuis is druk gespeculeerd. Dat de heren vrienden waren blijkt uit Ploos' persoonlijke geschenken aan Hemsterhuis, die nu via de collectie Maas in de openbaarheid komen. Dat is onder andere een luxueus gebonden exemplaar van Ploos' Aanleiding tot de kennis der anatomie in de tekenkunst (Amsterdam 1783). De eigenhandig door Ploos genoteerde opdracht begint met de aanhef: ‘Geoffreerd aan mijnen waardste vriend’.
Dit kostbare boek heeft Amalia van Gallitzin meegenomen uit de nalatenschap van Hemsterhuis en het bevat dan ook haar ex libris. Het is via haar dochter Mimi terechtgekomen in de bibliotheek van Schloss Dyck. Bij de verkoop van deze bibliotheek verwierf Maas dit werk.
De collectie Maas bevat maar liefst veertien bladen met door Ploos volgens een geheim procedé gedrukte reproducties van tekeningen naar oude meesters. Al deze reproducties dragen op de achterzijde een handgeschreven opdracht aan Hemsterhuis door Ploos van Amstel. Een voorbeeld is het hier afgedrukte boertje naar Van Ostade. Het Rijksmuseum heeft in zijn prentenkabinet behalve deze staat ook andere proefdrukken van deze reproductie.
| |
| |
| |
Ten slotte
De Duitse Amalia von Schmettau (1748-1806) trouwde met de Russische diplomaat Dmitri Alekseević prins Gallitzin (1738-1803) en noemde zich na haar huwelijk prinses Amalia van Gallitzin. Geïntrigeerd door deze prinses begon Joachim Maas ruim dertig jaar geleden alles over haar en haar Münster Kreis te verzamelen. Getroffen door haar vriendschap met Hemsterhuis maakte Maas van de Haagse filosoof algauw een tweede doel binnen zijn verzamelgebied. In alle stilte bracht hij zo een unieke collectie hemsterhusiana bijeen. Het stemt tot vreugde dat deze collectie nu terug is in Den Haag, de stad die Hemsterhuis maar zelden verliet. De aankoop was mogelijk dankzij financiële steun van de Vrienden van de Koninklijke Bibliotheek, het Prins Bernhard Cultuurfonds (mede mogelijk gemaakt door het Dijkstra-van Doorn Fonds en het Engelbert van Bevervoorde-Van Heyst Fonds) en het Dr. Hendrik Muller's Vaderlandsch Fonds. ‘Deze aankoop vormt een perfecte aanvulling op de Hemsterhuiscollectie die reeds in het bezit was van de KB en betekent een onverwachte stimulans voor verder onderzoek’, aldus dr. Jacob van Sluis, kenner bij uitstek van Hemsterhuis.
‘Boertje met kruik’. Kleurendruk door Cornelis Ploos van Amstel naar Adriaan van Ostade. Op de achterzijde een handgeschreven opdracht aan Hemsterhuis.
| |
Hendrik Brinkman, 1930-2016
Frank Rutten, Antiquariaat Brinkman
Na een kort ziekbed is Hendrik Brinkman, stichter van Antiquariaat Brinkman, op 9 maart van dit jaar op 85-jarige leeftijd overleden. Hij werd op 9 oktober 1930 geboren in Leeuwarden en ging na zijn HBS-opleiding naar Amsterdam om sociologie te studeren. Deze studie maakte hij niet af. Samen met zijn vrouw Siska nam hij in de zomer van 1954 de tweedehands boekwinkel ‘De Boekenhoek’ over aan het Singel 319, volgens de legende vooral omdat het pasgetrouwde stel woonruimte nodig had. Geleidelijk kreeg Antiquariaat Brinkman vorm. Op den duur verdrongen wetenschappelijk boeken het algemene assortiment en nam het belang van de verkoop per catalogus toe ten opzichte van de winkelverkoop.
In de ontwikkeling van het bedrijf speelde de hechte samenwerking met de begaafde antiquaar Michiel Huizenga een grote rol. Vanaf 1976 trokken Brinkman en Huizenga samen op en maakten ze gemeenschappelijke catalogi. Toen Huizenga op negentigjarige leeftijd terugtrad, heeft Antiquariaat Brinkman zijn bedrijf overgenomen. Brinkman is vooral een verzendantiquariaat, maar Hendrik heeft zijn winkel altijd in ere gehouden omdat hij leefde op het sociale contact met klanten en collega's.
In 1984 ging hij een compagnonschap aan met mij, Frank Rutten, en in een zeer goede samenwerking hebben we dat voortgezet tot eind 2010. Toen nam hij, tachtig jaar oud, afscheid. Kort na zijn terugtreden werd hij getroffen door enkele zware herseninfarcten, met een gedeeltelijke verlamming en een leven in een rolstoel tot gevolg. Hij droeg dit lot in het algemeen filosofisch en blijmoedig. Na een paar nieuwe attaques is hij binnen twee dagen rustig overleden.
Hendrik Brinkman noemde zich geen antiquaar, maar boekhandelaar. Hij handelde niet in ‘het oude boek’ maar in uitverkocht wetenschappelijk werk. Hij was er trots op dat zíjn boeken werden gebruikt door academici over de hele wereld.
Toen ik Hendrik twee weken voor zijn dood vroeg hoe het met hem ging, zei hij: ‘Ik heb een mooi leven gehad.’ Onze gedachten zijn bij zijn vrouw Siska, zijn steun en toeverlaat in al die jaren, en bij zijn kinderen en kleinkinderen.
| |
Kees Helder, 1944-2016
Twee dagen na Hendrik Brinkman overleed op 71-jarige leeftijd Kees Helder van antiquariaat De Boekenboom in de Amsterdamse Spuistraat. Afgezien van zijn boekwinkel genoot hij bekendheid door de vrijdagse Boekenmarkt aan het Spui, waarvan hij een van de initiatiefnemers was. Sinds vijfentwintig jaar had hij een vaste plaats op die markt. Tot twee jaar geleden placht hij op vrijdagmorgen met een handkar zijn handel van zijn winkel naar het Spui te brengen, een exercitie die aan het einde van de middag werd herhaald in omgekeerde richting en met minder boeken.
Afgezien van een breed aanbod in literatuur en wetenschap specialiseerde Kees Helder zich in esoterica, waarvan hij volgens kenners de beste verzameling van Amsterdam had. Hij was een bekende verschijning op de Boekenmarkt aan het Spui en velen wisten de weg naar zijn smalle en overvolle winkel aan de Spuistraat te vinden. Hij combineerde zijn liefde voor boeken met zijn liefde voor schilderen, bij voorkeur aquarellen die hij in de vrije natuur maakte. Zijn collega's van de Boekenmarkt aan het Spui organiseerden op vrijdag 18 maart een spontane herdenking, (svdv)
| |
Leidse erfgoedcollecties nu digitaal bereikbaar via de catalogus
André Bouwman
Goed nieuws voor historici, oriëntalisten en sterrenkundigen! Onlangs hebben de Universitaire Bibliotheken Leiden ongeveer 850.000 scans - afkomstig uit een twintigtal conserverings- en digitaliseringsprojecten - via haar catalogus ontsloten. Hiermee is een interessant deel van de Leidse Bijzondere Collecties met enkele muisklikken bereikbaar geworden voor onderwijs en onderzoek.
Sinds 1997 heeft UBL ruim twintig literaire, historische en internationaal-relevante collecties uit de periode 1840-1950 laten conserveren en digitaliseren. Met overheidssubsidie, veelal in het kader van het nationale conserveringsprogramma Metamorfoze, werden brieven, archiefstukken en bijzonder drukwerk waar nodig behandeld, zuurvrij geborgen en beschreven. Tevens werd de informatie op een alternatieve drager vastgelegd. Aanvankelijk gebeurde dit door hoogwaardige microverfilming, maar sinds 2007 is deze conversiemethode vervangen door digitalisering. In 2014 heeft UBL de microfilmcollecties uit de oudere projectfase ook laten digitaliseren. Dit verklaart waarom een deel van de scans in kleur is uitgevoerd en een deel in zwart-wit.
| |
| |
| |
Ontsluiting via catalogus en beeldbank
De digitalisering van al deze collecties genereerde vanaf 2008 vele tienduizenden scans. Voor de beschikbaarstelling daarvan, in samenhang met de beschrijvende metadata, is evenwel geen overheidssubsidie beschikbaar. Het heeft UBL dan ook enkele jaren gekost om haar infrastructuur zo in te richten dat dergelijke aantallen verwerkt kunnen worden. Centrale beschikbaarstelling via het nationale platform Delpher is geen optie, omdat de meeste collecties handgeschreven teksten bevatten die (vooralsnog) niet via OCR omgezet kunnen worden tot machineleesbare tekst.
Voor elke gedigitaliseerde collectie bevat de online catalogus van UBL (catalogue. leidenuniv.nl) nu een zogeheten collection guide met algemene informatie over inhoud en samenstelling van de collectie, herkomst en aanwijzingen voor het gebruik. Deze collection guides zijn het beste te benaderen via de tab Special Collections, onder gebruikmaking van de code die hieronder bij elke collectie tussen ronde haken is weergegeven.
Een deel van de collection guides bevat een elektronische inventaris met voor elk inventarisnummer een link naar de scans; zie bijvoorbeeld het imposante archief van Nicolaas Beets (ubl121). Voor het andere deel van de gedigitaliseerde (brieven)collecties zijn naast de bestaande bibliografische records aparte records gemaakt (digitalisaatrecords), die via de aanduiding View Online een link bevatten naar de scans. Vaak moet er even gebladerd worden naar de juiste omslag. Zie bijvoorbeeld de brief van R.J. Fruin aan De Erven F. Bohn uit 1861. De catalogus bevat een bibliografisch record én een digitalisaatrecord (met een link naar alle scans van brieven door Bohn ontvangen in 1861).
De scans van de digitale records bevinden zich niet in de catalogus, maar in een aparte beeldbank. Deze beeldbank zal in de loop van 2016 vervangen worden door een systeem met sterk verbeterde functionaliteit.
| |
Digitale collecties voor literatuurhistorici en boekhistorici
De meeste gedigitaliseerde collecties behoren tot de Bibliotheek van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, die als langdurig bruikleen door UBL wordt beheerd. Van groot belang zijn allereerst de papieren van drie beroemde negentiende-eeuwse auteurs, in Leiden opgeleid als predikant: Nicolaas Beets (ubl121), Conrad Busken Huet (ubl255) en François Haverschmidt (ubl252), ook bekend onder zijn dichterspseudoniem Piet Paaltjens.
Jan Tideman (ubl229), in de jaren 1840 een van de eerste academisch geschoolde editeurs van Middelnederlandse teksten, speelde later als redacteur van onder meer het weekblad De Nederlandsche Spectator een prominente rol in de literaire kritiek. Zijn correspondentie en die van de redactie van De Gids (ubl205) - het belangrijkste culturele tijdschrift in negentiende-eeuws Nederland - bieden een interessante inkijk in het literaire leven van die tijd.
Delen van de archieven van enkele toonaangevende Nederlandse uitgevers zijn eveneens gedigitaliseerd: A.C. Kruseman (ubl079), De Erven F. Bohn (ubl012) en A.W. Sijthoff (ubl007). Het gaat hier vooral om correspondenties met auteurs, leveranciers en boekhandelaren; bij Kruseman bovendien om een bijzondere reeks kopijmanuscripten, wier vergelijking met de gedrukte edities ons meer zal leren over de rol van uitgeverijen bij de tekstconstitutie.
Het werk van de Vlaamse codicoloog en filoloog Willem de Vreese is voor de neerlandistiek van niet te overschatten betekenis. De handschriftendocumentatie bewaard in zijn Bibliotheca Neerlandica Manuscripta (ubl244) wordt nog steeds geraadpleegd en voor de vakgeschiedenis is de correspondentie van De Vreese (ubl238) een onmisbare bron.
H.N. Werkman, Alleluia, Heerenveen, De Blauwe Schuit, 1941. Druk uit de collectie De Jong (ubl009).
Ook vier collecties met bijzonder gedrukt materiaal - volksboeken uit het bezit van Gerrit Jan Boekenoogen (ubl055), het topje van de ijsberg aan efemeer drukwerk (ubl257), portretten uit het bezit van de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde (ubl256) en illegaal drukwerk uit de Tweede Wereldoorlog verzameld door Dirk de Jong (ubl009) - zijn nu digitaal raadpleegbaar via de catalogus.
| |
Digitale collecties voor arabisten, sinologen en tibetologen
Het archief van Christiaan Snouck Hurgronje - islamoloog en arabist, adviseur van het Gouvernement van Nederlands-Indië en later hoogleraar Arabisch in Leiden - werd in delen gedigitaliseerd als een van de internationaal waardevolle collecties in Nederlandse bibliotheken. Het betreft Snoucks algemene correspondentie (ubl165), een bestanddeel met foto's, brieven, politieke dossiers en ambtelijke adviezen (ubl215), en een bestanddeel met brieven, politieke dossiers en wetenschappelijke papieren (ubl167). De oosterse handschriften die Snouck verzamelde zullen binnenkort gedigitaliseerd worden.
Het archief van de Kong Koan of Chinese Raad in Batavia (Jakarta) omvat administratieve documenten (ubl209). Dit orgaan van Chinees zelfbestuur onder koloniaal gezag in Nederlands Indië behandelde civiele rechtszaken en kleine strafzaken van Chinezen, registreerde huwelijken tussen Chinezen en beheerde Chinese begraafplaatsen, scholen en tempels. Het archief van de Kong Koan - van eminent belang voor de geschiedenis van de Chinezen overzee - is nu grotendeels digitaal toegankelijk.
De tibetoloog Johan van Manen wist met behulp van lokale medewerkers een groot aantal Tibetaanse blokdrukken en manuscripten op het gebied van boeddhisme en geschiedenis bijeen te brengen (ubl148). Thans zijn ongeveer 2000 documenten gedigitaliseerd.
| |
Digitale collecties voor sterrenkundigen
De Leidse Sterrewacht, opgericht in 1633, is het oudste universitaire observatorium ter wereld. De gedigitaliseerde archieven van deze instelling beslaan grofweg de periode 1837-1945. Het algemene archief (ubl157) bevat correspondentie met curatoren, jaarverslagen en stukken over de gebouwen en instrumenten. Daarnaast zijn er archiefbestanddelen die samenvallen met de directoraten van achtereenvolgens Frederik Kaiser (ubl136), H.G. van de Sande Bakhuyzen (ubl145), E.F. van de Sande Bakhuyzen (ubl146), Willem de Sitter (ubl135) en Ejnar Hertzsprung (ubl156). Hieraan zijn toegevoegd papieren van Frederik Kaiser, H.G. en E.F. van de Sande Bakhuyzen die (elders) berusten in de archieven van de Nederlandse Commissie voor Geodesie (ubl990) en het Marine Elektronisch en Optisch Bedrijf (ubl991). Al eerder beschikbaar was het digitale liber amicorum van H.G. van de Sande Bakhuyzen (ubl155), met foto's van collega's uit binnen- en buitenland aangeboden bij zijn afscheid in 1908.
| |
Pixels of papier?
Met deze digitalisering en beschikbaarstelling via haar lokale systemen hoopt UBL de toegankelijkheid van haar papieren erfgoed voor gebruikersgroepen te vergroten. Dankzij de conservering en zuurvrije berging bevinden de collecties zich nu in een goede conditie. Om fysiek verval tegen te gaan wordt de inzage van dit materiaal beperkt. Toch zullen de collecties ook in de toekomst, na overleg, toegankelijk blijven voor onderzoekers met specifieke vragen die met behulp van digitale versies niet te beantwoorden zijn.
| |
Tentoonstelling MNL250
Op 18 juli 1766 kwamen in de Schuttersdoelen te Leiden elf heren bijeen voor de oprichting van de ‘Maetschappy der Nederlandsche Letterkunde’. Het waren geen eerbiedwaardige middelbare heren met bepoederde pruiken, maar jeugdige academici, twintigers met een passie voor de Nederlandse taal en cultuur. Dat was iets nieuws in een tijd dat het leven in de Republiek nog volledig regionaal georiënteerd was. Belangstelling voor ‘nationale’ cultuur ontbrak totaal, ja kon zelfs gelden als een politiek statement, en daardoor als brandstof voor de rond 1780 hoog oplaaiende ruzies tussen patriotten en prinsgezinden.
| |
| |
Hoe dit clubje nieuwlichters het tweehonderdvijftig jaar volhield en zich ontwikkelde tot een - niet zelden als bedaagd bestempelde - vereniging van thans ruim 1700 leden is het onderwerp van de jubileumtentoonstelling ‘MNL250’. De opening vindt plaats op 9 juni in de Universiteitsbibliotheek Leiden. Volgens haar statuten stelt de Maatschappij der Nederlandse Letterkunde zich nog steeds ten doel om ‘de beoefening van de schone letteren en de studie van de Nederlandse taal- en letterkunde, geschieden oudheidkunde in hun onderlinge samenhang te bevorderen’. Zij doet dat door het houden van letterkundige en wetenschappelijke bijeenkomsten, door het uitgeven van werken en geschriften, door het toekennen van prijzen en door het instandhouden en uitbreiden van haar bibliotheek. De tentoonstelling belicht deze activiteiten met voorbeelden uit verleden en heden.
Universiteitsbibliotheek Leiden, Witte Singel 27 Leiden. Te bezichtigen vanaf 9 juni tijdens de openingsuren van de bibliotheek.
| |
Aandacht voor 'consumptie 'van prenten in het Rijksmuseum
In de prentenzalen van het Rijksmuseum wordt de komende maanden aandacht besteed aan de wijze waarop tussen ca. 1530 en 1900 grafiek werd gebruikt, aangepast, verzameld en verkocht. In het zestiende-eeuwse zaaltje is een mooie keuze uit de handgekleurde houtsneden uit de beroemde Gotha-albums te zien. In de twee zeventiende-eeuwse vertrekken wordt in het ene werk getoond van inkleurders als de Duitse Magdalena Fürst (1652-1717) en de beroemde Amsterdamse ‘meester afsetter’ Dirk Jansz van Santen (1637-1708); in de andere zaal is werk van graveurs te zien dat bedoeld was om verknipt en/of ingeplakt te worden.
In het achttiende-eeuwse kabinetje hangt een keuze uit de grote verzameling opticaprenten van het Rijksprentenkabinet. In het negentiende-eeuwse vertrek staat het verzamelen en verkopen van grafiek centraal. Aan de hand van enkele bladen uit de collectie van prent- en boekhandelaar Simon Emmering (1914-1999) - wiens omvangrijke verzameling op dit gebied is verworven door het Rijksmuseum - wordt de handel en het omgaan met prenten getoond. Op 9 juni 2016 organiseert het Rijksmuseum een internationaal symposium over de ‘consumptie’ van vroegmoderne (d.w.z. zestiende- en zeventiende-eeuwse) grafiek. Informatie hierover is te verkrijgen bij j.luyckz@rijksmuseum.nl. (jfh)
| |
Brieven van Vossius en Clusius in UBL beschikbaar via EMLO en Clusius Correspondence
Hendrik Tavenier, ‘De Schutters Doelen te Leijden’, tekening, 19 × 24,6 cm. 1783. Collectie Bodel Nijenhuis / Universitaire Bibliotheken Leiden.
Detail van een tekening van dierlijke gedrochten in een brief van Esaias le Gillon aan Carolus Clusius, 1406.
De brievencollecties van de filoloog en boekenverzamelaar Isaac Vossius (1618-1689) en de botanist Carolus Clusius (1526-1609) in de Universitaire Bibliotheken Leiden zijn dankzij verschillende projecten ontsloten en gedeeltelijk digitaal beschikbaar. Die van Vossius zijn opgenomen in de database Early Modern Letters Online. EMLO komt voort uit het project ‘Cultures of Knowledge. Networking the Republic of Letters’, dat uitgevoerd wordt aan de universiteit van Oxford. Dr. Robin Buning heeft hiervoor als Scaliger Fellow enkele maanden intensief aan de Leidse brieven gewerkt.
Dankzij een samenwerking tussen het Huygens Instituut en het Scaliger Instituut zijn alle 1600 bekende brieven van de plantkundige Carolus Clusius ontsloten. Bovendien zijn er reeds 1170 brieven digitaal beschikbaar, van 1000 hiervan bestaat een transcriptie en het werk gaat voort. Uiteindelijk zal er een digitale editie ontstaan van Clusius' volledige correspondentie: Clusius Correspondence.
Volgens een globale schatting bevatten de westerse collecties van de UBL ca. 500.000 brieven, met correspondenties van geleerden en literatoren als zwaartepunten. Hiervan zijn meer dan 300.000 brieven ontsloten. De ontsluiting is een werk in uitvoering, dat gestaag vordert dankzij projecten zoals deze en dankzij de inzet van vrijwilligers en stagiair(e)s.
Album amicorum van Janus Dousa (1545-1604) alias Jan van der Does, bevelhebber tijdens het beleg van Leiden, dichter, filoloog, bestuurder en bibliothecaris van de universiteit. De inscripties zijn gemaakt tussen 1563 en 1597.
| |
Vriendenboeken UBL ontsloten
Na een project van meerdere jaren zijn nu vrijwel alle alba amicorum van de Universitaire Bibliotheken Leiden beschreven. Niet alleen volledige alba zijn te vinden via de catalogus, maar ook de afzonderlijke inscripties daarin. Op dit moment bevatten de Bijzondere Collecties van de UBL een collectie van 143 vriendenboeken, variërend van complete gebonden alba tot enkele losse bladen. De collectie beperkt zich hoofdzakelijk tot alba van vóór 1800, aangelegd door (oud-)studenten van de Universiteit Leiden, of alba die op enige andere wijze in verband gebracht kunnen worden met de universiteit of de stad Leiden.
De alba zijn een rijke bron voor cultuurhistorisch onderzoek. Ze informeren over sociale netwerken, literaire modes, ideeën over vriendschap en nog veel meer. Om die reden voert de UBL op dit gebied nog steeds een actief acquisitiebeleid. Zo werd recent een album aangeschaft van het eerder onbekende Leidse studentengenootschap ‘Theelust’ (1797).
De ontsluiting van de alba was de laatste jaren sterk verbeterd dankzij het werk van Kees Thomassen (1950-2015), die bereid bleek om niet alleen gedetailleerde beschrijvingen te maken van alle in de UBL aanwezige alba, maar bovendien van alle afzonderlijke inscripties daarin, zodat thans vele honderden van deze autografen via hun auteur in de Leidse catalogus vindbaar zijn.
| |
Frans Panholzer (1952-2016)
C.J. Aarts
‘Zo jammer’ staat boven de rouwadvertentie voor Frans Panholzer, die ik las in de maandagochtendkrant van 14 maart. Ik heb hem gekend als bevlogen verzamelaar van pamfletten, als bibliograaf, als uitgever, als stencillaar en als bezetter. Dat ‘bevlogen’ paste trouwens bij al zijn hoedanigheden.
Zijn eerste publicatie was Bezetting Maagdenhuis (1971), een inventaris van alle pamfletten betrekking hebbend op de bezetting van het Maagdenhuis in mei 1969. Het was deel 1 van de Aktiereeks, gestencild in dertig exemplaren en voorzien van een linoleumsnede van zijn vriendin Magda van Tilburg. In 1973 verscheen een tweede druk. Er volgden diverse inventarissen en registers van pamfletten, zoals De Oranje-Vrijstaat (1976) en de Pamflettenkatalogus Amsterdam (1994).
Frans was ook de uitgever van de strips die Magda maakte van verhalen uit de klassieke oudheid, een serie die van 1972 tot 1986 verscheen onder de mooie naam Classica signa, van een viertal dichtbundels van Arnold Spauwen en van het proefschrift Misdaad en macht (1980) van Reinjan Pieter Mulder.
Mijn studiegenoot Arnold Spauwen had
| |
| |
zich verschanst achter het pseudoniem Sylvester Owen. In hoog tempo verschenen zijn bundels Een Prinsiade (oktober 1975), De Witte bruid (februari 1976) en Dertig (december 1976) bij Uitgeverij Panholzer. Alle drie getypt op ‘een Triumph electric 31f met het lettertype diamant Ro 209’, gestencild in een oplage van 500 exemplaren, op de omslag ‘de halfronde half vette mediaeval van De Roos van het Drukhuis’ en door Frans Panholzer eigenhandig geniet en liefdevol genummerd (‘Deze bundel kreeg van de uitgever nummer 275’).
De bundeltjes lagen in stapels naast de kassa van Athenaeum Nieuwscentrum voor de aantrekkelijke prijs van f 1,50. Ze vlogen weg, want Sylvester was openhartig en zijn medestudenten nieuwsgierig. Panholzer moest bijdrukken, weer in oplages van 500 exemplaren. Wij, neerlandici uit het nabijgelegen Lambertten Kate-huis, kwamen volop aan onze trekken. Over W.F. Hermans: ‘Een vriend leest mij de Age Bijkaart / van vandaag (alweer bar slecht)’. Over Jac. van Hattum: ‘Jij knuffelt en streelt ze eerst / tot ze duidelijk zichtbaar zijn / opgewonden en dan vangt de wedstrijd aan. / Wie gooit er het trefzekerst / de meeste stalen ringen / om de meest rechtomhoog staande / phalli?’ Over Reve: ‘Maar Jezus, / dat gezeur over Maria de godganse / dag en nooit een verstandig woord / over iets anders, hoe hield Tijger/ dat vol?’ Over zijn uitgever Frans Panholzer schreef hij:
Aan Frans, mijn uitgever
Als dit mijn laatste woorden zijn mochten, jij kunt er wat van. Wij hebben heel goed samengewerkt, inderdaad: poëzie voor iedereen bereikbaar die horen wil en voelen. Veel succes met je proefschrift. Ik leg de pen nu neder. Groeten aan Magda.
Het waren nog niet de laatste woorden van Sylvester Owen. Sub Signo Libelli drukte zijn Zeven kwatrijnen voor Joep (1977). Sylvester zette zijn dichterschap voort onder zijn eigen naam Arnold Spauwen (1946-2013). Er verscheen nog een vierde bundel bij Uitgeverij Panholzer, Sextetten voor Siem (april 1979), en tal van bundels bij andere kleine uitgeverijen.
De tweede Maagdenhuisbezetting vond plaats in april 1978. Frans en ik waren toen al belegen studenten, maar we waren erbij: ik uit nieuwsgierigheid, Frans omdat hij nu eenmaal overal opdook waar pamfletten werden verspreid. We hielpen mee in de drukkerij. Als de pers draaide plukte Frans een pamflet uit de stapel, keurde het aan alle kanten en borg het met twinkelende oogjes op in zijn map. Soms verdacht ik Frans ervan dat hij niet stencilde om actie te voeren, maar om zijn verzameling uit te breiden.
Sylvester Owen, Een Prinsiade. Tweede druk, Amsterdam, Panholzer, 1976.
Sylvester Owen, De Witte Bruid. Amsterdam, Panholzer, 1976.
We hadden allebei een stevige collectie pamfletten van de eerste Maagdenhuisbezetting uit mei 1969. Weet je wat, zei Frans, we gaan die pamfletten herdrukken. Wij kenden onze klassieken. Ook tijdens de Parijse mei-revolutie van 1968 werden pamfletten herdrukt en verspreid van de Commune van Parijs. De bezettende studenten raakten er danig van in de war. Onze herdrukken kon je herkennen aan de ondertekening: Uitgeverij Nostalgia. Het leidde tot het verwijt in de rechtse pers dat de bezetting louter uit nostalgische overwegingen op touw was gezet. Daarom hingen de bezetters spandoeken op met de tekst: ‘Niet uit Nostalgie, maar om de Democratie!’ Wij grijnsden.
Tijdens een etentje op 8 maart met een mede-Maagdenhuisbezetter van het eerste uur, haalde ik herinneringen op aan Frans Panholzer. Ik vertelde over zijn verzameling Maagdenhuispamfletten en over onze ondermijnende activiteiten met Uitgeverij Nostalgia. Maar moeten die pamfletten dan niet naar het IISG, opperde mijn tafelgenoot. Maak je geen zorgen, zei ik, dat is dik in orde. Frans heeft zijn collectie bij de Universiteitsbibliotheek ondergebracht en werkt daar als vrijwilliger noest aan een pamflettencatalogus. Hij had op zeker moment zelfs een kamertje bezet. Zijn onovertroffen catalogus staat daar bekend als ‘De Panholzer’.
Twee dagen later, op 10 maart, stierf Frans Panholzer. Op 14 maart las ik zijn overlijdensadvertentie. ‘Zo jammer’, inderdaad. Frans had vast nog iets willen toevoegen aan zijn catalogus. En ik ben ervan overtuigd dat hij nog een paar pamflettenbibliografieën op stapel had staan. Zo jammer.
| |
Aanwinsten en schenkingen n.a.v. de tentoonstelling Op reis met W.O.J. Nieuwenkamp
Kasper van Ommen
De tentoonstelling Op reis met W.O.J. Nieuwenkamp. Nieuwe Kunst rond 1900, die op 21 januari in de Universiteitsbibliotheek Leiden werd geopend, heeft een aantal belangrijke schenkingen en aankopen opgeleverd. Tijdens de opening ontving de UBL uit handen van Geertje van Erp Taalman Kip-Nieuwenkamp, oud-voorzitter van de Stichting Museum Nieuwenkamp en kleindochter van W.O.J., een viertal prenten (twee litho's, een grote ets en een kleine houtsnede) van haar grootvader ten geschenke. De prenten vormen een waardevolle aanvulling op het grafische werk van Nieuwenkamp dat de UBL beheert.
In de aanloop naar de tentoonstelling wist de bibliotheek de hand te leggen op een in gele inkt afgedrukte houtsnede door Nieuwenkamp van een Boeginese Jonk, die op een veiling van Bubb Kuyper werd aangeboden. Bij veilinghuis Burgersdijk & Niermans werd de map met etsen van Dordrecht door Nieuwenkamp en J.M. Graadt van Roggen gekocht. De etsen, uitgegeven door Frans Buffa en Zonen in 1897, zijn voorzien van een linnen omslag en een door Nieuwenkamp ontworpen titelblad, met daarop afgebeeld een klein etsje van Graadt van Roggen.
rechts
Dordrecht. Zes etsen van W.O.J. Nieuwenkamp en J.M. Graadt van Roggen, Amsterdam, Frans Buffa en Zonen, 1897.
Een van de topstukken in de tentoonstelling is het in 1896 door Nieuwenkamp gelithografeerde kleurenaffiche van het tijdschrift Eigen Haard, dat het omslag van de aflevering van De Boekenwereld van december 2015 sierde. Omdat er geen goed exemplaar in een openbare collectie te vinden was, werd het affiche voor de tentoonstelling als bruikleen afgestaan door een particuliere verzamelaar. Dankzij een tip kon de UBL een aantal weken na de opening een gaaf exemplaar van het zeldzame affiche kopen op een kunstbeurs te Haarlem bij de stand van Galerie Stylo te Bennebroek.
Naar aanleiding van de tentoonstelling ontving de UBL ook een bijzondere schenking van Antiquariaat Minerva in Den Haag: een gaaf exemplaar van het boek Toen ik Indisch student was, in combinatie met de originele ontwerptekening van de band. In 1902 publiceerde dr. A.A. Fokker (1862-1927) onder het pseudoniem Tjeerd Flappuith dit boek, dat verscheen bij de Amsterdamse uitgeverij C.A.J. van Dishoeck. Het bevat tamelijk sentimentele, maar ook humoristische herinneringen aan ‘De Indische’, het Delftse opleidingsinstituut voor Indische ambtenaren waar land- en volkenkunde en inheemse talen werden gedoceerd. Deze instelling was sinds 1875 gevestigd in een voormalige school aan de Oude Delft 69 en had slechts twee collegezalen. Bij een uitbreiding in 1895 werd de oude gevel vervangen door eentje in neorenaissance stijl.
De kunstenaar die het bandontwerp maakte tekende het gebouw met de gevel van 1895. Bij de uitvoering van de band werd echter gekozen voor een afbeelding van de eerdere gevel, omdat deze beter aansloot bij de beschrijving door de auteur. Flappuith schreef: ‘'t ding had 't aanzien van een “half huis”, zooals de menschen zeggen: een deur en daarnaast, rechts als je er voor stond, twee ramen. Boven was een verdieping, en dan kwam de zolder en 't dak. Dat maakte geen indruk zoo van buiten. De eerste de beste nieuwe hoogere burgerschool zag er beter uit.’
De titel De Indische school te Delft in het getekende ontwerp is evenmin overgenomen op de uiteindelijke band. En de auteur, in het ontwerp aangeduid als Jan Flappuith, veranderde in Tjeerd Flappuith. Het boek laat in zijn vormgeving de stijl van rond 1900 zien. Wie de tekenaar van het bandontwerp is geweest blijft vooralsnog een onbeantwoorde vraag.
|
|