De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 54]
| |||||||||||||||||||||
[pagina 55]
| |||||||||||||||||||||
Een van de schrijfsters die dankzij www.vrouwenlexicon.nl vereerd zijn met een digitale ‘biografie’, is Ida Bonten (1813-1869), echtgenote van de Dordtse boekverkoper Pieter Los Gzn. (1815-1888).Ga naar eind1 Onder de publicaties die in het lexicon en elders aan haar worden toegeschreven bevinden zich vier titels die onmogelijk van haar afkomstig kunnen zijn. Bestudering ervan leidt tot de slotsom dat mevrouw Los het slachtoffer is van een ‘identiteitsfraude’ ten gevolge van haar pseudoniem ‘Johannes’. Zelf treft haar geen schuld. Na geconstateerd te hebben dat zij niet de enige was die zich achter de naam ‘Johannes’ verschool,Ga naar eind2 onthulde zij sinds september 1850 haar identiteit door het ‘Woord vooraf’ van haar boeken te ondertekenen met datum, woonplaats en de initialen ‘I.L., Geb. B.’ of door op de titelpagina aan ‘Johannes’ tussen haken ‘I. Los, Bonten’ toe te voegen. De blaam treft dus degenen die over haar hebben gepubliceerd zonder van de inhoud van haar werk kennis genomen te hebben.Ga naar eind3 Het resultaat is dat een diepgelovige schrijfster ten onrechte is geïdentificeerd als de auteur van profane, triviale rijmelarij en van door een man gemaakte gedichtjes. In dit artikel wordt mevrouw Los gerehabiliteerd. Ik probeer haar als schrijfster te karakteriseren aan de hand van haar oeuvre, neem haar pseudoniem onder de loep en sta stil bij de ‘identiteitsfraude’.
Omslag van Maandrozen, ‘door de schrijfster van Lief en Leed (Johannes)’. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Prospectus van Pieter Los voor de bundel De vier kroonen ‘door Johannes’, 1846. Bibliotheek voor het Boekenvak/Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
| |||||||||||||||||||||
Een onderhoudend schrijfsterLos-Bonten schreef poëzie en proza voor kinderen en volwassenen. Haar eerstelingen verschenen in het door haar man uitgegeven tijdschrift Leidsman der jeugdGa naar eind4 en in de periodiek Moeders schoot.Ga naar eind5 Zelf begon zij het tijdschrift Maandrozen,Ga naar eind6 waarvan alleen de eerste aflevering van januari 1850 bekend is. Het leeuwendeel van haar oeuvre bestaat uit novellen (1-5, 10) en romans (6-9), ten dele in de vorm van het egodocument gegoten (3.1, 5.9, 7, 8).Ga naar eind7 De cijfers tussen haakjes verwijzen naar de genummerde bibliografie die bij dit artikel is afgedrukt. In Een jaar levens (7) doet de hoofdpersoon, de jeugdige echtgenote van de Nederlandse gezant in Rusland, in haar dagboek en in brieven aan haar oudere zus verslag van haar leven in St. Petersburg. In Levensstormen (8) presenteert een tachtigjarige, ongehuwd gebleven vrouw haar memoires, die vooral gaan over de lotgevallen van het gezin waarin zij opgroeide. Los-Bonten schrijft onderhoudend. Zij illustreert bijvoorbeeld hoe laster dynamiet onder het huwelijk kan zijn (3.2) en hoe de spanning tussen twee zussen, van wie de een verliefd is op de man die het aanlegt met de ander, de verhoudingen verziekt (8, p. 224-273). Literair vernieuwend zijn haar geschriften niet. In haar ‘egodocumenten’ zijn de maatschappelijk beter gesitueerden aan het woord, terwijl gewone mensen het voorwerp van beschrijving zijn. Kleur geeft zij aan haar relaas met behulp van de veelal aan de natuur ontleende sfeerbeschrijvingen die destijds geliefd waren: ‘Op eenen onstuimigen Decemberavond scheen de maan door de kleine glasruiten, in een ruim eenvoudig vertrek, waarin twee bejaarde lieden bij eene gepolijste ijzeren vuurplaat en een vuur van takkenbossen zwijgend nederzaten.’ (5.1, p. 1) De entourage is de negentiende-eeuwse standenmaatschappij met haar structurele misstanden. Wie een baan had, moest zich een hondse bejegening laten welgevallen en kon pardoes op straat komen te staan. Wanhopige mensen figureren als protagonisten: een triest kamermeisje wier broer zich van het leven berooft (5.11) of fysiek uitgetelde bejaarden die hun dienstwoning moeten verlaten (2.2; 5.1).Ga naar eind8 Welzijn is afhankelijk van het ‘toeval’, de welwillendheid van een goedhartig medemens of de voorspraak van een notabele. Ziekte en dood zijn constanten in de verhalen. In hun voetspoor volgen weduwen, wezen, weduwnaars en vrouwen wier liefde niet met het huwelijk werd bekroond. | |||||||||||||||||||||
Een gelovige vrouwLevensbeschouwelijk had Los-Bonten een duidelijk doel voor ogen. Met haar echtgenoot voerde zij in de Leidsman jonge mensen op ‘den weg ter deugd, dat is, dien tot het ware en duurzame geluk’, en wel door stof te leveren voor hun ‘vorming’ tot ‘waardige leden van de maatschappij der aarde’ en ‘die des hemels’.Ga naar eind12 Haar gehele oeuvre weerspiegelt het geloof van de mainstream van het Nederlandse protestantisme: God is de Voorzienigheid; al wat er gebeurt, ‘ook het schijnbaar toevallige en beuzelachtige’, maakt deel uit van zijn ‘wijs bestuur’ (4.1, p. 82). De twijfel daaraan, gezien het immense leed dat velen treft (4.1, p. 62, 127), wordt gememoreerd, evenals de opstandigheid die zich van een mens meester kan maken (5.11, p. 243). De overhand heeft evenwel het | |||||||||||||||||||||
[pagina 56]
| |||||||||||||||||||||
inzicht dat bij hem, ‘dat liefderijke Wezen, zonder Wiens wil geen haar van ons hoofd kan vallen’, ‘redding’ is (7, p. 225). Hij is een ‘vader’ ‘die de menschenkinderen niet van harte plaagt, maar alleen kastijdt tot hun nut, om hen tot zijnen hemel op te leiden’ (8, p. 224).
Johannes publiceerde haar werk ook bij andere uitgevers dan haar echtgenoot. Lichtpunten en schaduwzijden verscheen in 1851 bij H.J. van Vloten in Alkmaar; Levensstormen. Herinneringen aan den rand des grafs in 1852 bij J.J. van Brederode in Haarlem. De boekblokken zijn lelijk afgesneden; de boeken zijn afkomstig uit leesbibliotheken die ze opnieuw lieten inbinden. Bijzondere Collecties van de UvA.
Gods liefde kan zich ook daarin manifesteren dat hij een mens uit zijn lijden verlost (3.1, p. 49) en verplaatst naar ‘de hemelsche waranden’, waar de herinnering aan het ‘vreugdeloos [aards] bestaan’ snel vervaagt (5, p. 244). Daar wordt ‘opnieuw’ bevestigd wat ‘de aarde heeft losgemaakt en ontbonden’ (8, p. 306): geliefden ontmoeten elkaar weer; smart is er onbekend; ‘onbeantwoorde liefde’ ‘pijnt’ niet meer (8, p. 330), terwijl de maatschappelijke standen er ‘inéénsmelten’. ‘Alle aardsche grootheid’ verschraalt er tot ‘schade en drek’ en ‘de kroonen der overwinning’ blinken er op de schedels van hen, ‘wier slapen op de aarde bebloed waren door de doornenkroon hun Verlossers!’ (5.5, p. 84). De ‘groote meester’ [Jezus] is het voorbeeld dat de gelovige, ‘ofschoon gebrekkig’, navolgt in relatie tot zijn medemensen (4.1, p. 39). Hij beseft dat de Heer zich bedient ‘van menschenhanden en menschenverstand’ om de wonderen van zijn almacht ‘in het helderst licht te plaatsen’ (10, p. 5). De tot voorbeeld strekkende personages kennen de kracht van het gebed (3.1, p. 95). Zij zijn ervan overtuigd dat gelet op diens ‘rekening’ bij God zelfs de grootste boosdoener de ‘schuldvergiffenis’ niet onthouden mag worden. Het evangelische gebod (Matteüs 18:21-23) eist het (4.1, p. 113). Wie het vervult, zal voor Gods ‘regterstoel’ zelf vergeving ontvangen (3.2, p. 212-213). ‘Kerkisme’ | |||||||||||||||||||||
Geschriften van Johannes / Ida Los-Bonten
| |||||||||||||||||||||
Publicaties op naam van ‘Johannes’, ten onrechte toegeschreven aan Ida Los-Bonten
| |||||||||||||||||||||
[pagina 57]
| |||||||||||||||||||||
is de hoofdpersonen vreemd. Wanneer tijdens een buitenlandse reis een protestants meisje in een roomskatholiek land omkomt, wordt de begrafenis geleid door de plaatselijke pastoor (8, p. 196-198). | |||||||||||||||||||||
Bijbelse oriëntatieLos-Bonten waardeert de Bijbel als ‘het beste boek’, een ‘schat’ gelijk (7, p. 208, 332). In overeenstemming daarmee behoren bijbelteksten en bijbeltaal tot het stramien van haar verhalen. Uitspraken als ‘Uw [Gods] wil geschiede’ (Matteüs 6:10) zetten de toon (3.1, p. 96; 5.9, p. 158; 8, p. 277). Die overtuiging doet een grijsaard bij de dood van zijn vrouw zeggen: ‘De Heer, die mij haar gaf, heeft haar mij ontnomen. Zijn naam zij geloofd! [vgl. Job 1:21]’ (5.4, p. 76). Allusies aan de wijze waarop God in de Bijbel getekend wordt, bepalen het beeld. Hij is het die het leven van mensen ‘wonderbaar’ leidt, ‘Die licht schept uit duisternis [vgl. Jesaja 45:7] en het kwaad dat wij tegen ons zelve bedachten, ten goede doet uitloopen [vgl. Genesis 50:20]’ (7, p. 300). Door zijn toedoen kan iemands hart ‘verbrijzeld’ worden [vgl. Ps. 51:19]. In het besef van zijn zonde kan hij tot ‘een beter mensch, een nieuw schepsel [vgl. Openbaring 21:4-5]’ worden (7, p. 327-328). Bijbelteksten worden aangehaald ter typering van de diepere werkelijkheid. Een geneesheer troost de moeder van een overleden peuter door de dood in het perspectief van de opstanding te plaatsen: ‘het dochtertje is niet gestorven, het slaapt [Matteüs 9:24]’ (7, p. 240). Ook bepalen bijbelteksten het gedrag van de personages. Omdat ze zich het woord van Jezus herinnert - ‘Ga heen en zondig niet meer’ (Johannes 8:11) - en omdat ze beseft ook zelf zondig te zijn, is een meesteres mild jegens haar kamermeisje dat haar zwangerschap heeft verzwegen (7, p. 261).
Johannes, Een jaar levens, Alkmaar, H.J. van Vloten, 1852; en Een bezoek in de inrigting voor doofstommen, te Rotterdam, Dordrecht, P. Los, 1854. Bijzondere Collecties van de UvA en Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Door de bijzondere aandacht voor de Bijbel onderscheidt Los-Bonten zich van andere schrijvende protestantse tijdgenoten. Hun focus was vooral de moraal, een onderwerp dat overigens ook bij Los-Bonten prominent aanwezig is. | |||||||||||||||||||||
Sociaal bewogenIn vrijwel elk verhaal wordt het thema ‘rijk en arm’ aangeroerd. Met schrille kleuren wordt de ongekende hardheid van de bezittende klasse getekend. Het evangelische ‘wee u’ (Lucas 6:24) wordt over de rijken uitgesproken en de ‘geldgierigheid’ als de wortel van alle kwaad aangewezen (4.1, p. 56; 5.10, p. 193, 207, 215). Het lot van de rijke, voor wiens huis Lazarus crepeerde (Lucas 16:19-31), wordt geactualiseerd (5.2, p. 38-41; 6; 7, p. 209-210). Jezus' aansporingen om op te komen voor de armen (Lucas 3:11; 18:22) worden aangehaald (3.1, p. 103; 4.1, p. 61). Het antwoord van de schrijfster op de armoede blijft evenwel beperkt tot liefdadigheid: de ergste nood wordt gelenigd door ‘reddende engelen’ (6, p. 31)Ga naar eind13, welgestelde mensen met een besef van ‘noblesse oblige’ (4.1, p. 74-82). Los-Bonten illustreert hoe de rijkdom verdeeld is in ‘zeer vele klassen’ (6, p. 25). Ook de armoede beschrijft zij als een gedifferentieerd fenomeen. Als ‘engel des verderfs! baarmoeder van alle bedenkelijke menschelijke ellende!’ (6, p. 21) is zij de oorzaak van de liefdeloze | |||||||||||||||||||||
[pagina 58]
| |||||||||||||||||||||
behandeling van kinderen, van kinderprostitutie en drankzucht (6, p. 20; 10, p. 18-19). Als ‘fatsoenlijke armoede’ (5.3, p. 67) is zij present bij mensen die in een ‘armoedig kamertje’ wonen, waar de vloer echter ‘helder geschrobt’ is en ‘de overgeblevene ruiten in het venster schoon zijn gewasschen’ (6, p. 31). De fatsoenlijke armen stellen hun vertrouwen op God en zijn dankbaar voor al het goede dat zij ontvangen. Zij behoren tot de ‘onbeschaafde menschen’, maar beschikken over ‘zieleadel’ (2.1, p. 104; 3.1, p. 67-69) en de ware vroomheid (5.7, p. 102-106). Zij hebben ‘zaligheid in 't hart, den hemel in 't verschiet!’. Ook de rijken kunnen daaraan deel krijgen, mits zij ‘hooger schat’ zoeken bij God en vluchten naar ‘Jezus, naar 't bebloede kruishout heen!’ (6, p. 34-35). | |||||||||||||||||||||
Een ‘bevindelijk’ gelovigeLos-Bonten onderscheidt zich van andere schrijvende protestantse tijdgenoten door haar bijzondere aandacht voor het thema ‘zonde’. Enkele van haar personages worden gekweld door schuldbesef. De hoofdpersoon van Een jaar levens (7) wordt verliefd op een Russisch officier die zeer op haar gesteld is. Zij weet zich uiteindelijk te bevrijden van haar zondige verlangens en met zichzelf in het reine te komen. Van een gewoontechristen groeit zij uit tot een waar gelovige. Een van de verhaaldraden van Levensstormen (8) is de ‘zondige liefde’ (8, p. 134) van een van de bijfiguren voor de jeugdige echtgenote van zijn vader. Hij wordt achtervolgd door onrust, want ‘verharding’ tegenover God impliceert het verlies van ‘vrede’ (8, p. 135). Rust vindt alleen de mens die zich onderwerpt aan de wil van God en zich bewust is van zijn zonden. Hij weet dat Jezus die zal ‘wasschen’ in zijn ‘goddelijk bloed’ (8, p. 77), en bezit het echte geloof, een geschenk van God (8, p. 316-328). Met haar concentratie op de Bijbel en personages die tobben over de zonde en het eeuwige behoud, manifesteerde Los-Bonten zich als een representante van de protestantse stroming die momenteel als ‘bevindelijk gereformeerd’ wordt gekwalificeerd en haar aanhang heeft onder de SGP-stemmers en de lezers van het Reformatorisch Dagblad. Zij deelde deze bevindelijke inslag met haar man Pieter Los.Ga naar eind14 | |||||||||||||||||||||
VrouwbeeldIn haar verhalen ‘etaleert’ Los-Bonten haar vrouwbeeld. Het moederschap schetst zij als aantrekkelijk. De ongehuwde staat acht zij evenzeer ‘agtenswaardig’, mede in het perspectief van de toekomstige heerlijkheid van de mens (Matteüs 22:30; 2.1, p. 135-136). Zij onderkent de tragiek die achter het ongehuwd zijn kan schuilgaan. Een ‘oude vrijster’ portretteert zij als een vrouw die is getekend door het verdriet over het verlies van haar verloofde, omgekomen in een ver en vreemd land (4.1, p. 157-159). Falende vrouwen ontbreken niet, maar de voorbeeldige vrouw zet de toon. Zij is ingetogen (3.1, p. 50-55) en vervult fier haar rol binnen het huwelijk. Als ‘eene regtgeaarde echtgenoote’ valt zij haar man niet lastig met persoonlijk ongenoegen, maar ‘torscht [zij] gaarne het gansche wigt der smart’ (4.2, p. 179). Als huwelijkse partner draagt zij met haar man de zorg voor het behoud van ‘het volkomenste vertrouwen’ in beider harten ‘die God vereenigde’ (3.2, p. 178). Wederzijds beïnvloeden man en vrouw elkaar. Door ‘elkaar in het overwinnen van gebreken voorbij te streven’ maken zij elkaar tot ‘betere menschen’ (4.1, p. 114-115). De ‘eerpost’ van toonbeeld van opofferende liefde komt echter alleen haar toe. In haar zorg voor de kinderen wordt ‘de Goddelijke barmhartigheid’ zichtbaar (4.1, p. 88-94). Haar status is die van ‘eene hulpe’ van de man (Genesis 2:18), maar in het betrachten van de door Jezus aangeprezen barmhartigheid, ‘bij uitnemendheid’ haar ‘deugd’, heeft zij een unieke plaats (4.1, p. 54-55). Maatschappelijk demonstreert zij, voor zover zij behoort tot de welgestelden, haar deugdzaamheid door mee te werken aan een liefdadigheidsfonds of-vereniging (7, p. 174, 284-285).
Prospectus van Pieter Los voor Blikken in de hut van oom Tom door Johannes, 1853. Bibliotheek voor het Boekenvak / Bijzondere Collecties van de UvA.
| |||||||||||||||||||||
Literaire arbeid als goddelijke roepingIn enkele van haar geschriften geeft Los-Bonten een inblik in haar persoonlijk leven. Zij verhaalt hoe zij als jonge vrouw blijmoedig de toekomst tegemoet zag, ‘want het pad dat voor mij open lag [...] was zoo lief en zoo vriendelijk’ (10, p. 11). De blijde verwachtingen kwamen echter niet uit. Door een ‘opeenstapeling van smart’ werd zij ‘met de schrikkelijkste stomheid’ geslagen. Het ‘vriendelijke lieftallige oogje’ van haar eerste kind sloot ‘alleronverwachts voor het licht des levens’. Daarna drukte zij voor een tweede keer ‘een versteend lijkje aan het harte’ (10, p. 15). Peilloos was haar verdriet. Zij kwam echter tot het inzicht dat God ‘het zóó en niet anders’ wilde. Aan hem als ‘Vriend’ en ‘Leidsman’ vertrouwde zij zich toe (10, p. 12-13). Door de dood van haar kinderen werd | |||||||||||||||||||||
[pagina 59]
| |||||||||||||||||||||
zij zich bewust van de ‘dierbare heilige pligt’ om te woekeren met de haar geschonken literaire talenten en haar levensvervulling te zoeken, niet in de opvoeding van eigen kinderen, maar als ‘opleidster’ van andere kinderen en volwassenen. Niet ‘eerzucht’, maar roeping bracht haar ertoe om door middel van de schone letteren haar geloofsovertuiging te propageren (3, p. 6-8; 4, p. 6-8). | |||||||||||||||||||||
Het mannelijk pseudoniemLos-Bonten koos een mannelijk pseudoniem, maar deed dat niet ‘om serieus genomen te worden’ - de reden dat volgens Nelleke Noordervliet ‘menig schrijfster’ in de negentiende eeuw zich achter een mannennaam verschool.Ga naar voetnoot15 Haar keuze kwam voort uit de zielsverwantschap die zij voelde met de bijbelse Johannes, de apostel van de liefde. Herhaaldelijk benadrukt zij over de door hem gepropageerde eigenschap te beschikken. In haar hart, zo deelt zij mee, ‘smeult een gloed van liefde voor mijne medemenschen, van den hemel daarin nedergedaald, die zich uitstrekt tot alle schepselen [...], want allen zijn immers mijne broeders en zusters, die met mij de reize hebben aangevangen ten hemel, wier zieleheil mij op het naauwst en innigst ter harte gaat’ (4, p. 7-8; vgl. 5.1). Deze brandende liefde deelde zij met verscheidene van haar personages (bijv. 4.1, p. 93). Ook de rol die ‘Johannes’ speelt in haar verhalen pleit voor de vereenzelviging met de bijbelse Johannes, de zorgzame intimus van Jezus (Johannes 19:26). In een van Los-Bontens verhalen is Johannes de naam van een dominee die een moeder troost bij de dood van haar kind.Ga naar voetnoot16 In een ander verhaal met een predikant in de Johannes-rol schetst de hoofdpersoon, enigszins tegenstrijdig aangeduid als ‘eene kinderlooze moeder’, het bevoorrechte bestaan van een domineesvrouw die zich geheel kan wijden aan de minder bedeelden (5.9, p. 144). Een van de personages, een vrouw wier dochtertje gestorven is, raakt geëmotioneerd bij de voordracht van een passage uit de negende zang van Der Messias van de Duitse dichter Friedrich Gotlieb Klopstock (1724-1803). De boetvaardige duivel Abbadona meent daarin Johannes in plaats van Jezus aan het kruis genageld te zien (7, p. 284-285). Waarschijnlijk is de aangeslagen vrouw een alter ego van ‘onze’ Johannes/Los-Bonten, die zichzelf als een gekruisigd mens beschouwde. Opmerkelijk is dat in de Leidsman behalve ‘Johannes’ ook het pseudoniem ‘Jakobus’ wordt gebruikt. Hij is de auteur van verhalenGa naar voetnoot17 en van bijbeluitleg.Ga naar voetnoot18 Vermoedelijk gaat Los-Bonten of haar echtgenoot schuil achter Jakobus. Dat vermoeden wordt gerechtvaardigd door het feit dat de Leidsman vrijwel geheel door de familie Los werd volgeschreven.Ga naar voetnoot19 Ook wordt het gesteund door wat in de Bijbel over Jakobus en Johannes wordt meegedeeld. De zonen van Zebedeüs vormen een hecht paar (Matteüs 4:21; 10:2; 17:1; 20:20; 27:56). Het is derhalve mogelijk om Jakobus als een tweede pseudoniem van Los-Bonten te beschouwen. Aantrekkelijker is echter de veronderstelling dat Jakobus een pseudoniem was van Pieter Los en dat de pseudoniemen Jakobus en Johannes de geloofsverbondenheid van het echtpaar tot uitdrukking brengen. Verder dan speculatie kan men niet komen.
Van een andere Johannes: Zinrijke bloempjes en beeldjes, Amsterdam, Allart & Van der Made, [1854].
Zeker is evenwel dat Los-Bonten niet de Johannes is van ‘luimige’ poëzie over ‘Een dronkaard bij het lijk zijns makkers’ (11, p. 25-27) of van ‘In't Hemeltje’, een lofdicht op kroegbezoek (12, p. 15-16).Ga naar voetnoot20 Drankzucht was haar een gruwel (10, p. 16-22). Evenmin is zij de Johannes van Zinrijke bloempjes, bestemd ‘ter vorming tot deugd’ van de jeugd (13).Ga naar voetnoot21 Blijkens de inleiding van het boekje zijn deze versjes ‘naar moeders verlangen’ door een vader voor zijn zoontje gemaakt. En ook de Johannes die op zijn Wandelingen door Artis allerlei exotische dieren beschrijft (14) is ten onrechte geïdentificeerd met Ida Los-Bonten. |
|