De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 40]
| |
‘Kinderen, draait maar lustig voort, / Stellig wed ik, dat 't u bekoort!’
| |
[pagina 41]
| |
Beweegbare boeken zijn aantrekkelijk voor kinderen, want ze kunnen ermee spelen, erom lachen en vaak ook ervan leren. Toch was deze bijzondere boekvorm eeuwenlang uitsluitend bestemd voor volwassenen. De eerste voorbeelden zijn incunabelen en zestiende-eeuwse boeken met draaischijven en uitslaande prenten, of met delen van prenten die konden bewegen. Het doel hiervan was ingewikkeldheden als het menselijk lichaam, bewegingen van planeten en de werking van apparaten zo aanschouwelijk mogelijk uit te leggen.
De nieuwe rijschool (Schiedam 1856) was het eerste beweegbare prentenboek in Nederland. Met behulp van insteekprenten konden afbeeldingen van een dier worden gecombineerd met die van een ruiter, met vreemde gevolgen. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Het oudst bekende voorbeeld van een beweegbaar boek is De sphaera mundi (Over de sferen der wereld), een manuscript over astronomische instrumenten uit circa 1230, geschreven door de wis- en sterrenkundige Johannes de Sacrobosco (ca. 1195-ca. 1236).Ga naar eind1 In dit manuscript, waarin de aarde als een bol wordt voorgesteld, zijn twee draaischijven met hemellichamen aangebracht, die beide uit meerdere draaibare lagen zijn samengesteld. Het werk is gebaseerd op de ideeën van Ptolemaeus en Arabische astronomen. De eerste gedrukte editie verscheen in 1472 in Ferrara. Het boek werd eeuwenlang op universiteiten gebruikt, is vele malen met de hand gekopieerd en kent 84 gedrukte edities. In de Nederlanden verscheen het voor het eerst in Antwerpen bij Johannes Richard in 1547. | |
Vormen van beweegbaarheidIn het verlengde van het gewone prentenboek verscheen in de negentiende eeuw het beweegbare jeugdboek. Pedagogen, illustratoren en uitgevers maakten zulke boeken vanwege hun speelse karakter en hun verrassende effecten. Dankzij die kenmerken en ook dankzij hun verscheidenheid zijn ze een groot succes geworden. De bekendste genres zijn: insteekprentenboek, pop-upboek, trekprentenboek, theaterboek, flapprentenboek, jaloezieboek, hoofd-romp-benenboek, draaischijfboek en een boek met luikjes in de illustraties (meestal ramen, deuren of hekken waarachter iets te zien is).Ga naar eind2 Vanwege hun bijzondere karakter en uiteraard ook vanuit een commercieel oogpunt voeren deze prentenboeken vaak woorden als ‘verrassingen’, ‘tooverboek’ of ‘wonderland’ in hun titel. Aantrekkelijke en gevarieerde technieken zijn voor een succesvolle verkoop niet genoeg, ook de onderwerpen en teksten moeten de lezertjes boeien. Dus verschenen er beweegbare boeken met bekende sprookjes, beroemde avonturen, dieren (al dan niet gekleed en handelend als mensen), deugnieten, spelende kinderen, reizen, Sinterklaas, circus, kermis en ijspret. Beroemde negentiende-eeuwse makers van beweegbare boeken, die hier te lande veelal vertaald of bewerkt werden, zijn de Oostenrijker Leopold Chimani (1774-1844), de Engelsen Raphael Tuck (1821-1900) en Ernest Nister (1842-1909) en de Duitser Lothar Meggendorfer (1847-1925). Pedagoog en talenleraar Chimani was - voorzover bekend - de eerste die een beweegbaar boek voor de jeugd ontwierp. Zijn Bunte Scenerien aus dem Menschenleben. Ein Bilderbuch ganz neuer Art, zum Nutzen und Vergnügen bearbeitet verscheen in 1836 in Wenen en werd uitgegeven door een kunsthandelaar.Ga naar eind3 Uit de titel blijkt dat auteur en uitgever van mening waren dat ze een nieuw genre introduceerden. Het is een pop-upboek, bij het openen gaan vier coulissen vanzelf achter elkaar staan.Ga naar eind4 Dit artikel geeft een overzicht van de diverse soorten beweegbare jeugdboeken uit de negentiende eeuw. Als prenten met de hand zijn ingekleurd, wordt dat in de beschrijving aangegeven; bij andere illustraties wordt verondersteld dat ze in kleur zijn gedrukt. Jammer genoeg worden de makers, schrijvers en illustratoren meestal niet in de boeken vermeld. | |
Oudste voorbeeldenIn 1856 verscheen in ons land de eersteling in het genre, getiteld De nieuwe rijschool. Een beweegbaar prenteboek | |
[pagina 42]
| |
met rijmen van A. van der Hoop Jr'szoon.Ga naar eind5 De nieuwigheid blijkt uit de titel en ook uit de berijmde inleiding: Kan de nieuwheid u behagen,
Waar dit werk op roemen mag;
Want, wat we ook in Holland zagen;
Zoo iets kwam niet voor den dag...
De nieuwe rijschool is een insteekprentenboek. Op elk van de zes pagina's staat een afbeelding van een dier - kameel, buffel, paard, bok, leeuw en kat - met een verwisselbare kop en er zijn zes losse ruiters: een Arabier, pikeur, Polichinel, Pierrot, jager en boer. De kop en de ruiter kunnen in elke dierenprent gestoken en bewogen worden. Zo kunnen niet-bestaande dieren met wisselende ruiters worden gevormd, wat een grappig effect heeft. Deze boekvorm is hoogstwaarschijnlijk in Engeland ontstaan.Ga naar eind6 Een andere vroege vorm is het trekprentenboek. Onderdelen van de paginagrote prenten, meestal personen en dieren, zijn met kartonnen strookjes en ijzerdraadjes aan elkaar verbonden en kunnen door middel van een trekstrookje worden bewogen. Een van de bekendste ontwerpers hiervan was Lothar Meggendorfer, wiens beweegbare jeugdboeken in creativiteit, technisch vernuft en drukkunst topstukken zijn. Hij vervaardigde er circa dertig, die ook erg gewild waren vanwege hun humoristische tekenstijl en dito verhalen. Het meest indrukwekkend is zijn pop-upboek uit 1887 over een groot circus, dat in opengeklapte vorm 450 figuurtjes laat zien en dan een halve eettafel in beslag neemt. Het veroorzaakte bij zijn verschijning een sensatie.Ga naar eind7 Voor zover bekend is het eerste Nederlandse voorbeeld van een trekprentenboek De partij van mevrouw de Poes uit 1861.Ga naar eind8 Hierin treden dieren op als mensen, wat kinderen altijd leuk vinden. We zien op de handgekleurde litho's poezen, soms met strikjes of sjerpen om, als etende, dansende en kaartende feestgangers en honden als bedienden in livrei. Ook hiervan is het origineel in Engeland te vinden. Een van de mooiste trekprentenboeken is Kindervreugd. Nieuw beweegbaar prenteboek, dat in 1864 verscheen bij G.Th. Bom in Amsterdam. Het was een bewerking van Kinderlust in lebendigen Bildern, dat een jaar eerder in Stuttgart was uitgekomen.Ga naar eind9 Het bevat prachtige paginagrote handgekleurde prenten en toont kinderen spelend als een orkest, reizigers in een postkoets, een groep soldaten enz. | |
JaloezieboekenEen bijzonder soort trekprentenboek is het jaloezieboek. Door te trekken aan een strook schuift een tweede afbeelding in twee of meer horizontale onderdelen over een eerste afbeelding heen, waarbij de tweede prent meestal voor de clou zorgt. Zo'n boek is Nijgh's Nieuw beweegbaar prentenboek uit 1861.Ga naar eind10 Het boek bevat zes prenten, elk bestaande uit vier stroken. Het gaat steeds over een clown en zijn kameraad die allerlei kattenkwaad uithalen. Op de eerste prent zitten beiden bij een mand, waaronder een rijmpje staat met een uitleg en een aanwijzing:
Detail van Lothar Meggendorfer, Internationaler Circus, Esslingen 1887. Het opengeklapte boek in zijn geheel bevat 450 vrijstaande figuurtjes en bestrijkt bijna een meter.
Dansende katten in De partij van mevrouw de Poes, Rotterdam 1861. Met behulp van een kartonnen trekstrookje konden de figuren op en neer worden bewogen. De overige afbeeldingen bij dit artikel zijn afkomstig uit de collectie van de auteur.
| |
[pagina 43]
| |
‘Kom maatje!’, riep Clown, ‘kom maar handig er bij; 'k Tracteer je van daag op een varkenspastei, Al is 't niet betaald, het zal dunkt me wel smaken.’ Maar toen hij met snijden een aanvang woû maken, Toen kreeg hij... wat lekkers, zoo denkt gij misschien? Wanneer de lezer de raad opvolgt om aan het reepje te trekken, verschijnt de tweede prent met een geopende mand - waarop je geen varkenspastei ziet, maar wegrennende biggen. Een zeldzaam trekprentenboek is De dwergheks. Een boeiend sprookje voor zoete kinderen (circa 1890).Ga naar eind11 Op elke paginagrote afbeelding kunnen twee verwissel-bare onderdelen getoond worden door twee stroken te bewegen. Daardoor verschijnt op de eerste prent de kwaadaardige dwergheks in haar huisdeur en veranderen de twee hoofdpersoontjes in dwergen. Op een andere prent verschijnen door de twee stroken te bewegen een goede fee en een duif in de lucht. | |
Pop-ups
‘Varkens-pastei’ in Nijgh's nieuw beweegbaar prentenboek, Rotterdam 1861.
Pop-upboeken voor kinderen zijn veel ouder dan vaak gedacht wordt. Het oudst bekende Nederlandse voorbeeld is De reizen en lotgevallen van Robinson Crusoë, dat rond 1865 uitkwam.Ga naar eind12 Elke illustratie bestaat uit drie uitgesneden, handgekleurde litho's van diverse grootte die met hun onderkant op enkele centimeters van elkaar | |
[pagina 44]
| |
bovenaan de pagina zijn geplakt en onderling door een heel dun koordje zijn verbonden. De achterste prent toont steeds een landschap, dat dient als decor voor de twee voorste en kleinere prenten met mensen, dieren, dingen en planten. Door aan het koordje te trekken komen alle drie de litho's omhoog, die van voor naar achter een geheel met dieptewerking vormen. Er bestaat een serie van zes boekjes uit circa 1875 met bekende verhalen als De drie beren, Roodkapje en Robinson Crusoë.Ga naar eind13 Op elke paginagrote, matte tweekleurenlitho zit met strookjes een kleinere, opengewerkte, glanzende meerkleurenlitho als bijbehorend onderdeel vastgeplakt. De kleine litho beeldt meestal de hoofdpersoon uit en kan iets naar boven worden gehaald, zodat ook hier diepte in de gehele afbeelding komt. Dat is ook het geval bij Een dag in den dierentuin (circa 1890).Ga naar eind14 Als daar de afbeeldingen met de hand omhoog gezet zijn, komt een staande kooi met een dier tevoorschijn. Alleen de voorkant van de kooi is doorzichtig. | |
FlapprentenboekenDit type heeft tweezijdig bedrukte paginagrote illustraties, die aan de boven-, zij- en onderkanten tweezijdig bedrukte rechthoekige flappen hebben. Hoe de flappen ook worden gelegd, in elke combinatie sluiten ze aan bij de grote illustratie en bij elkaar. Hiermee kunnen vele combinaties worden gemaakt, die een verrassend en soms grappig effect hebben. Elise van Calcar schreef de teksten voor drie van deze ‘wonderboeken’ uit 1873-1875, die aan de orde komen in het artikel van Karin Vingerhoets in dit nummer.
Ondeugende jongen speelt met lucifers en steekt zichzelf en de kat in brand. Afbeeldingen uit het flapprentenboek Wouter Wonderman's wondervolle verrassingen, 's-Gravenhage ca. 1865.
J.J.A. Goeverneur, A.B.C.[...] Alphabet voor kinderen met nieuwe, verrassende prentjes, Schoonhoven ca. 1880. De letters Q, R, S en T met bijbehorende plaatjes van een quadrille, een roodborst, soldaten en een tijger.
Andere ‘wonderen’ ontstaan door het omslaan van halve pagina's, zoals in Wouter Wonderman's wondervolle verrassingen van circa 1865.Ga naar eind15 Het boek bevat acht verhaaltjes, elk van twee pagina's met op elke pagina een grote handgekleurde afbeelding. Op de eerste pagina van elk verhaal is de afbeelding in gelijke helften gesneden. Als je het bovenste gedeelte van die pagina omslaat, de tekst leest en daarna het onderste deel van die pagina | |
[pagina 45]
| |
omslaat, ontdek je op de tweede pagina de clou van het verhaal - een poppetje dat uit een doosje schiet, glaasjes die uit een kast vallen en het haar van een ondeugend jongetje en de staart van een poes die in brand vliegen.
Agatha (Reinoudina de Goeje), Bella en de beer, Amsterdam 1893. In opengeslagen vorm zagen de afbeeldingen eruit als schouwburgscènes met publiek.
Openingstafereel van Aladin of de wonderlamp. Schouwtooneel voor kinderen. Nieuw vermakelijk prentenboek, Haarlem ca. 1875. De rechterpagina van de toneelscène is de voorkant van een boekje met de andere illustraties van het verhaal.
Een vergelijkbare boekvorm is uitgevoerd met driehoekige flappen in het midden van elke paginagrote afbeelding. Een voorbeeld daarvan is Goeverneur's prentenboek met tachtig wisselende tafereelen van J.J.A. Goeverneur uit 1875, met voor kinderen aantrekkelijke onderwerpen als het circus, het strand en het sinterklaasfeest.Ga naar eind16 Ook A.B.C. De poes gaat meê; De hond blijft thuis; - Piep, zeî de muis in 't vóórhuis! Alphabet voor kinderen met nieuwe, verrassende prentjes uit circa 1880, met versjes van P. Louwerse, valt in deze categorie.Ga naar eind17 In het laatste boek staat op elk flapje een letter van het alfabet, met daaronder een afbeelding van iets waarvan het woord met die letter begint (X en Y worden overgeslagen). Heel bijzonder is Het prenteboek met levende beelden uit 1868. Daarin is niet zoals gebruikelijk één vorm van beweegbaarheid toegepast, maar diverse beweegtechnieken zoals uitschuifbare zaken en personages en draaiende onderdelen.Ga naar eind18 | |
TheaterboekenDe serie ‘Agatha's pantomime prentenboeken’ bestaat uit theaterboeken. De schrijfster Agatha, pseudoniem van Reinoudina de Goeje (1833-1899) verzorgde de teksten, veelal bekende sprookjes. Elk boek ziet er ongeopend uit als een toneel met gesloten doek en een gevulde orkestbak. De voorkant en alle pagina's, behalve de laatste, bestaan uit twee helften die kunnen worden omgeslagen. | |
[pagina 46]
| |
Als je de twee kanten van de voorkant omslaat, zie je de eerste scène, verdeeld in twee middendelen met aan beide zijden balkons met theaterbezoekers. Sla je de beide middendelen om, dan zie je de volgende scène met weer die zijbalkons, enzovoort. Een mooi voorbeeld is Bella en de beer uit 1893, dat teruggaat op Beauty and the beast uit hetzelfde jaar van Jeanne-Marie Le Prince de Beaumont.Ga naar eind19
Pagina uit Het vermakelijke wassenbeeldenspel, in kluchtige metamorphosen van menschen en dieren, Haarlem 1877. Met behulp van de horizontale stroken konden onwaarschijnlijke combinaties worden gemaakt.
Een ander voorbeeld van een theaterboek is Aladin of de wonderlamp. Schouwtooneel voor kinderen. Nieuw vermakelijk prentenboek (ca. 1875) met tekst van S.J. Andriessen.Ga naar eind20 Middenin, over beide pagina's, zijn ook een podium met open doek en een gevulde orkestbak afgebeeld. Maar de indeling is anders: opengeslagen toont het boek links een paginagrote prent, die één geheel vormt met de voorkant van een kleiner boekje met pagina's van diverse breedte, dat rechts is aangebracht. Doe je het boekje open, dan zie je Aladin in een grot afdalen. Sla je de tweede pagina om, dan komt de scène tevoorschijn waarin Aladin de wonderlamp vindt. Enzovoort. De laatste afbeelding wordt gevormd door de achterkant van het boekje (links) en de laatste paginagrote prent (rechts). Het bijbehorende prozaverhaal zit helemaal voor- en achterin gebonden. | |
Andere techniekenHet vermakelijke wassenbeeldenspel, in kluchtige metamorphosen van menschen en dieren uit 1877 behoort tot het hoofd-romp-benen-type.Ga naar eind21 Op elk van de twaalf paginagrote chromolitho's staan twee personen of dieren afgebeeld, waarbij elke pagina horizontaal in drieën is gesneden. Door alleen het deel met het hoofd, met de romp of met de benen om te slaan verschijnen de gekste combinaties, vooral doordat er dieren bij zijn. Dolle kinderpret dus! Er valt veel te combineren, zoals een ezel met een jongedame, een hansworst of een Turk. Het boek is gebaseerd op een Engelse uitgave. Er bestaan ook boeken met een draaischijf in de prenten, zoals Kinderen, draait maar lustig voort, Stellig wed ik, dat 't u bekoort! (circa 1880).Ga naar eind22 Elke paginagrote afbeelding bestaat uit vier prentjes, elk van een personage met een gat voor het hoofdje. Op de draaischijf erachter staan verschillende hoofdjes die bij draaiing voor die gaten verschijnen. Het boek gaat terug op een Duitse editie. Weer een andere en zeer bijzondere techniek vinden we in Zes verhalen uit Duizend en een nacht uit circa 1885.Ga naar eind23 Zes doorschijnende chromolitho's zijn met de | |
[pagina 47]
| |
onderkant bovenaan de pagina geplakt. Wordt de prent opgetild en tegen het licht gehouden, dan zie je een of meer personen verschijnen, bijvoorbeeld de veertig rovers van Ali Baba. Leerzaam is inderdaad Wie kijkt er meê? Leerzaam prentenboek (1870) door W. Degenhardt, waarin een thermometer, barometer, klok en windroos van papier met beweegbare papieren onderdelen zitten.Ga naar voetnoot24 Bij Wereldburgers en hunne ontmoetingen (1880) gaat het weer anders.Ga naar voetnoot25 Het boek bevat acht paginagrote afbeeldingen in kleur van personages als een Indiaan, een visser, een Chinees en de gelaarsde kat. In elke prent is een snee gemaakt onder het hoofd en boven de benen, waardoorheen een strook zit met een ander personage erop afgebeeld. Door de strook te verschuiven krijgt de figuur op de grote prent een ander hoofd of andere benen. Het is niet te voorkomen dat je soms tweemaal een romp te zien krijgt. Ten slotte iets geheel anders: het geluidsboek, geïntroduceerd en geproduceerd door speelgoedfabrikant Th. Brandt rond 1860 in de Duitse stad Sonneberg. Het boek zit in een koffertje en bevat zeven dikke bladzijden met kleurenlitho's en teksten, waaronder een technisch geheel van touwtjes en blaasbalgjes in een smalle ruimte is aangebracht. Trek je aan een koordje onderaan elke bladzij, dan hoor je het geluid van het afgebeelde dier - een ezel, haan of koe - en van een kind. De beweging veroorzaakt dus een geluid. De oudste Nederlandse variant van deze boekvorm heet Het sprekende prentenboek (1880) met versjes van W.F. Oostveen.Ga naar voetnoot26 Het was in zijn tijd het duurste beweegbare kinderboek. | |
Enkele conclusiesBeweegbare prentenboeken boeiden kinderen door hun diversiteit, verrassende effecten en vernuftige technieken. En deze boeken zijn niet of nauwelijks moralistisch, zeer uitzonderlijk voor die tijd! Ze waren blijkbaar louter bedoeld om te amuseren en soms ook te informeren, uitgaande van de gedachte dat kinderen doorgaans nieuwsgierig zijn, vol fantasie zitten en dol op afwisseling zijn. Misschien dacht men ook dat niet-lezertjes hierdoor op ludieke wijze met het verschijnsel boek in aanraking werden gebracht. In de tweede helft van de negentiende eeuw kwam de productie van beweegbare kinderprentenboeken op gang. Dat heeft te maken met de behoefte aan huiselijke gezelligheid, de stijgende aandacht voor de ontwikkeling van het kind en de toenemende welvaart bij de middengroepen in die tijd. Ontwerpers en uitgevers, gestimuleerd door eerdere uitgaven, probeerden steeds mooiere en meer vernuftige beweegbare boeken te maken, respectievelijk uit te geven. Voor de onderkant van de samenleving waren in die tijd gewone prentenboeken al onbetaalbaar - laat staan beweegbare prentenboeken, waarvan alle onderdelen met de hand moesten worden vervaardigd en in elkaar gezet. Het hiervoor genoemde trekprentenboek Kindervreugd kostte in 1864 f 2,50, circa tweemaal het dagloon van een arbeider uit die tijd!
Afbeelding uit Kinderen, draait maar lustig voort, Stellig wed ik, dat 't u bekoort! [z.pl., ca. 1880]. De hoofden op de vier plaatjes konden woorden gevarieerd met behulp van een draaischijf.
Zie ook Peter Haining, Movable books, Londen 1979 Pop-up. Het boek in beweging, Haarlem, Stadsbibliotheek Haarlem, 1996 P.J. Buijnsters en L. Buijnsters-Smets, Lust en leering, Zwolle 2001, hoofdstuk 22 |
|