De Boekenwereld. Jaargang 32
(2016)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 22]
| |
Aanstotelijk voor de eerbaarheid
| |
[pagina 23]
| |
De uit de Verenigde Staten overgewaaide dansstijlen, films en jazzmuziek vonden in de roaring twenties een vruchtbare voedingsbodem in de door de Eerste Wereldoorlog geteisterde landen.Ga naar eind1 Die mode kwam in het neutrale Nederland wat later op gang, maar kreeg op den duur toch vorm in een deels nieuwe uitgaanscultuur rond danshuizen, cabarets en bioscopen. In een fatsoenlijk land dat deugden als huiselijkheid en zuinigheid in ere hield zat men natuurlijk niet te wachten op de bijbehorende excessen als drankmisbruik, prostitutie en pornografie. Naturisme, mode, sport en badleven werden in het preutse en puriteinse Nederland evenmin omarmd. Men vreesde aantasting van de openbare orde, de goede zeden en de zondagsheiliging. De overheid reageerde terughoudend op deze vormen van vermaak, die aan strenge wetten werden gebonden.Ga naar eind2 Dit artikel gaat over een aantal tijdschriften uit die periode, die de liefhebbers van dit nieuwe aanbod een hart onder riem staken.
Pan 4/9, 21 augustus 1926. Ook dit omslag is getekend door Hans Borrebach. De tekening verscheen eerder als losse kleurenprent bij de Pan en werd in 1924 ook afgedrukt in de Lili.
Omslagontwerp van Hans Borrebach voor het eerste nummer van Lili, 1924.
| |
OnschuldigDe eerste nummers van zulke bladen bevatten gewoonlijk een manifest dat de nadruk legt op onschuldig plezier. ‘Wie meent, dat zulke reinigende vroolijkheid niet netjes, passend, voegzaam is, kruipe weg met een boekje in een hoekje: een preekenbundel b.v. of het Kamer-verslag, of een drietalige uitgave van het Statuut van den Volkenbond met alle aanhangsels, rapporten en verklaringen. Maar wij, lieve lezeressen en leutige lezers, scharen ons als een dubbele paleiswacht om de elegante, piquante en amusante majesteit van De Zwarte Kat, die met haar grollen en grappen een heirleger van, als ratten aan ons geluk knagende en ons leven bevuilende zorgen verjaagt.’ Op vergelijkbare wijze wil Pan ‘het orgaan zijn van den Natuurlijken Mensch in Nederland. De Natuurlijke Mensch - zooals hij eens was, nog niet door de eeuwenlange prediking der Asceten verstikt, en nog niet door den dwang der Boetepredikers vergroeid en vergroft tot beest.’ Ademden de eerste nummers nog een cabareteske sfeer, op den duur werden de bladen steeds scabreuzer. Justitie schaarde ze onder de noemer pornografie en begon een tegenoffensief. Deze bijdrage volgt de vindingrijke uitgevers, redacteuren en drukkers, evenals de adverteerders die uiteindelijk aan deze bladen de doodsklap hebben toegebracht. Auteurs en illustratoren komen later nog eens aan bod. Dit type tijdschrift kent in Nederland een ruim honderdjarige geschiedenis. Aan het einde van de negentiende eeuw verschenen in Amsterdam tal van humoristisch-satirische blaadjes die een voedingsbodem vonden in de ambiance van café-chantants, variété-theaters en bordelen, bevolkt door artiesten, levensgenieters en prostituees.Ga naar eind3 De meeste titels werden op den duur verboden en uit de kiosken verwijderd.Ga naar eind4 Stond rond de eeuwwisseling het Amsterdamse uitgaansleven centraal, ruim twintig jaar later werd het Haagse mondaine leven in een nieuwe generatie tijdschriften in de schijnwerpers gezet. Vooral uit de periode 1920-1930 zijn meerdere titels bekend met afbeeldingen van schaars geklede dames, met contactadvertenties en erotische verhalen - een format dat zijn aantrekkingskracht ontleende aan een mondaine stad met een bruisend uitgaansleven. Het grote voorbeeld voor deze bladen was Parijs, waar uitgaan al langer tot een cultuur was verheven.Ga naar eind5 | |
PanWie op het idee kwam, het geld fourneerde en de pen opnam valt niet te achterhalen, maar wel is de eerste Haagse uitgever van Pan bekend. Dat was Simon de Vries, wiens in 1923 opgerichte NV Algemeen Advertentiebureau S. de Vries & Co zich ten doel stelde een uitgeversbedrijf en een advertentie- en reclamebureau te exploiteren.Ga naar eind6 Hij vestigde zich datzelfde jaar aan het Spui 2a in Den Haag, waar hij vanaf nummer 10 Pan uitgaf.Ga naar eind7 In tal van kranten verschenen advertenties om het blad onder de aandacht te brengen: ‘Pan is geestig, pikant en is het mondaine weekblad dat door duizenden gelezen wordt. Met teekeningen van Pieck, Hans Borrebach, e.a. ledere week een schitterende bijlage in kleurendruk. Verkrijgbaar bij de Kiosken en Boekhandel. Prijs 25 cent. Ter kennismaking wordt het fraai uitgevoerde Paaschnummer op aanvrage gratis toegezonden.’ Of De Vries | |
[pagina 24]
| |
zelf onder pseudoniem in Pan schreef is niet bekend. Wel weten we dat hij zijn loopbaan begon als letterzetter en dat hij later werkzaam was als journalist en vertegenwoordiger van een uitgeverij.
Het eerste nummer van Pan, 16 juni 1923. Omslagontwerp van Henri Pieck (1895-1972), de tweelingbroer van de meer bekende Anton. Collectie auteur.
Pan 2/24, [z.d., 1924]. Omslagontwerp van ‘Caju’, alias Carel Hendrik (Carlo) Jung, 1898-1965. Collectie auteur.
Overigens hoefde De Vries niet zelf te schrijven, want er waren talenten te over die hun pen graag eens doopten in pikante inkt om onder pseudoniem hun geneugten kenbaar te maken. Bekend is dat de boekhandelaar Jacques Krul enige tijd redacteur van Pan was. Hij was de zoon van een Scheveningse wagenmaker en actief in de anarchistische jongerenbeweging. Krul zou ook bij het pikante blaadje Lili betrokken zijn geweest, een ‘mondain weekblad voor iedereen’ waaraan in 1924 een kortstondig bestaan beschoren was. Daarnaast gaf hij als eigenaar van uitgeverij De Wig in 1928 Albert Londres' Vrouwen als koopwaar uit. Zijn boekwinkel en uitgeverij Pandora waren gevestigd aan de Wagenstraat in Den Haag, waar de politie meer dan eens een inval deed om pornografische lectuur te onderscheppen.Ga naar eind8 | |
ElfringOndanks zijn veelbelovende start werd De Vries in 1924 beboet voor het verspreiden van aanstootgevende geschriften.Ga naar eind9 Een jaar later werd hij zelfs gearresteerd, overigens niet omdat hij misdrijven tegen de zedelijkheid had begaan maar wegens verduistering.Ga naar eind10 Korte tijd later vond het faillissement van zijn bedrijf plaats.Ga naar eind11 De redactie van Pan verhuisde naar Amsterdam en zwierf daar een jaar lang van het ene adres naar het andere, totdat zij vanaf het vijftiende nummer van de derde jaargang een onderkomen vond aan de Herengracht 371 - tevens het adres waar de uitgeverij en verzendboekhandel van Jan Hilbingh Mulder was gevestigd.Ga naar eind12 Deze Mulder zou in 1934 in opspraak komen omdat hij Het verleidelijk model van den kunstschilder, De verliefde winkeljuffers en 'n Snoesje van de ‘realistische’ auteur Hugo Beersman opnieuw uitbrachtruim 2400 exemplaren daarvan werden bij hem in de winkel in beslag genomen. In politieverhoren deed Mulder het voorkomen alsof hij nauwelijks op de hoogte was van de inhoud van die boeken en ook niet goed wist wat pornografie inhield. Zijn geveinsde onschuld strookte niet met de advertenties die hij jarenlang in Pan plaatste en de talloze pikante foto's en boeken die hij daarin te koop aanbood. Mulder was echter niet de drijvende kracht achter Pan. In de loop van 1925 nam J.H. Elfring het blad over van | |
[pagina 25]
| |
Losse kleurenprent bij Pan, 13 januari 1926.
| |
[pagina 26]
| |
De Vries, met de bedoeling - zoals hij later beweerde - het onder een andere redactie een minder platte en aanstootgevende inhoud te geven en het aldus buiten strafvervolging te houden. Tot aan de opheffing van het blad in 1930 zou Elfring aan Pan verbonden blijven. Wie was deze doorbijter? Jacobus Hermanus Elfring (1879-1940) vestigde zich in 1904 als gediplomeerd boekhouder en leraar boekhouden in de Langestraat 94 te Alkmaar.Ga naar eind13 Later komen we hem tegen als mededirecteur van de Coöperatieve Vereniging De Volksbank, een instelling waarvoor in 1913 het faillissement moest worden aangevraagd. In die periode was Elfring ook gemeenteraadslid van Alkmaar. Daarna duikt hij op als directeur van de inbraak- en brandverzekeringsmaatschappij Kinheim, waar hij echter na onenigheid met de aandeelhouders in 1918 werd ontslagen.Ga naar eind14 In datzelfde jaar verhuisde hij met zijn gezin naar Amsterdam en vestigde zich als accountant aan de Spuistraat 283. Daarnaast begon hij aan de Keizersgracht een onderneming die woningbouw tot stand moet brengen, maar ook hierover werd algauw het faillissement uitgesproken.Ga naar eind15
Losse kleurenprent bij De Zwarte Kat, nummer onbekend, vermoedelijk 1927.
Enkele jaren later blijkt zijn interesse in mondaine blaadjes, niet als lezer maar als samensteller, eigenaar en directeur. Ten minste, dat melden de kranten wanneer exemplaren van Pan in beslag worden genomen. Die bladendrang had hij al in zijn Alkmaarse periode, toen hij uitgever was van het onregelmatig verschijnende Alkmaar aan Zee - een blad waarin hij zich heftig verzette tegen allerlei mensen en toestanden met wier actie en bestaan hij zich niet kon verenigen. Uit zijn necrologie blijkt dat Elfring een scherpe geest had en goed kon schrijven.Ga naar eind16 Hij was echter moeilijk in de omgang, omdat hij de neiging had zijn sym- en antipathieën duidelijk kenbaar te maken. Nog maar net neergestreken in Amsterdam plaatste hij bijvoorbeeld in de Schager Courant een advertentie voor zijn brochure Uit het dagboek van een ‘wilde’, waarin hij nog eens uit de doeken deed hoe corrupt het bestuur van verzekeringsmaatschappij Kinheim was.Ga naar eind17 In 1927 publiceerde hij bij J.H. Mulder Gemeenschapsvijand No.1: niet de Joden, maar wij... intellectuelen! Vaderlandsche en andere (ook) dwaze geschiedenis.Ga naar eind18 Ook in Pan kon hij het niet laten zijn ergernissen te ventileren, natuurlijk over het dwarsbomen van zijn blad, maar ook over politieke gebeurtenissen op lokaal en landelijk niveau. Dat deed hij aanvankelijk in de rubriek ‘Wat men zegt’ en later in ‘Manchetkrabbels’, stukjes die hij meestal ondertekende met het pseudoniem ‘Compatabel’. Ook publiceerde hij in Pan brieven waarin hij zijn lezers deelgenoot maakte van zijn niet-aflatende strijd tegen fatsoenrakkers en lieden die het op hem gemunt hadden.Ga naar eind19 Zulke stukken ondertekende hij gewoon met J.H. Elfring. | |
De Zwarte KatDe Amsterdamse tegenhanger van Pan was De Zwarte Kat. In de hoofdstad waren aan het begin van de twintigste eeuw verschillende uitgeverijen die zich over de Nederlandse edities van de immens populaire dime-novels ontfermden: goedkope verhalen in wekelijkse afleveringen over de misdaad of het Wilde Westen, zoals Buffalo Bill, Lord Lister en Nick Carter.Ga naar eind20 In 1910 zaten verscheidene van deze boekjes in het fonds van Augustijn Schabeek (1850-1925), die niet alleen uitgever was maar ook redacteur van het Algemeen Handelsblad. In 1923 droeg Schabeek zijn Amsterdamse Roman-, Boek- en Kunsthandel over aan Henri Nelissen (1885-1957), die aldus in het bezit kwam van de rechten van meerdere Nederlandstalige pulpromans.Ga naar eind21 Zelf was Nelissen net begonnen met een uitgeverij onder de naam H. Nelissen, gevestigd in zijn woonhuis te Bilthoven.Ga naar eind22 Zijn eerste uitgave uit 1922 was Het Amusante Weekblad.Ga naar eind23 Volgens de prospectus die aan de verschijning voorafging was het leven vol ernst, ‘maar daarom behoeft men nog niet als een nurks door het leven te gaan. Integendeel, met blijheid en opgewektheid komt men heel wat verder. [...] Dit bereikt men het best door zich te abonneren op Het Amusante Weekblad.’ Het zou de aanprijzing van De Zwarte Kat kunnen zijn, al richtte die zich niet op het hele gezin, maar op een jong, niet onbemiddeld en op vertier belust publiek. Omdat ook De Zwarte Kat, met de ondertitel ‘Amusant & Elegant’, vanaf 1922 werd uitgegeven door de Roman-, Boek- en Kunsthandel, kan Henri Nelissen worden beschouwd als de geestelijke vader daarvan. De pikante draai die het blad - om welke reden dan ook - | |
[pagina 27]
| |
spoedig maakte, was voor hem echter aanleiding om het in 1924 van de hand te doen aan de Algemeene Uitgevers Maatschappij, gevestigd aan de Nieuwezijds Voorburgwal 130. Voor de streng-katholieke Nelissen, bijgenaamd ‘de paus van Bilthoven’, was De Zwarte Kat te aanstootgevend geworden. Het is niet duidelijk wie achter de schermen van de nieuwe uitgeversmaatschappij aan de touwtjes trok, want het adres herbergt verschillende advertentiebureaus. Ergens in deze overgangsperiode moet Cornelis Joseph Marie van Oyen de leiding naar zich toe hebben getrokken, want voortaan zag de politie ‘C.J.M. van O.’ als het brein achter De Zwarte Kat.Ga naar eind24 Deze geboren en getogen Leidenaar streek al gauw neer in Den Haag, waar - afgaande op de advertenties - ook de meeste lezers van zijn blad woonden.
De Zwarte Kat 3/30, [1925].
Gehavend omslag van De Zwarte Kat 6/35, [1928].
Van Oyen was een minder kleurrijke figuur dan Elfring en liet ook minder sporen na. Ook van de redacteuren van het blad weten we weinig. Wel wisten in 1926 de kranten te melden dat als hoofdredacteur van het communistische orgaan De Tribune was aangetreden Johannes Visscher, oud-redacteur van het beruchte tijdschrift De Zwarte Kat en schrijver van de perverse lectuur die daarin werd afgedrukt.Ga naar eind25 | |
DwarsbomenDe autoriteiten waren niet onder de indruk van Elfrings voornemen om van Pan een beschaafd blad te maken. Justitie en politie dwarsboomden hem onophoudelijk. Halverwege 1925 was hij de hetze tegen zijn blad zo zat, dat hij de Staat der Nederlanden aanklaagde voor het stelselmatig in beslag nemen van duizenden exemplaren.Ga naar eind26 Zonder enige waarschuwing werden verkopers van Pan meegenomen naar het politiebureau, waar ze zes à zeven uur werden vastgehouden en zich moesten laten welgevallen dat er foto's en vingerafdrukken werden gemaakt. Agenten postten voor winkels waar Pan werd verkocht, huiszoekingen werden verricht en geleverde pakketten geopend. Er was duidelijk sprake van intimidatie: er werd geen strafvervolging ingesteld, maar de in beslag genomen exemplaren werden niet teruggegeven. Volgens Elfring stond er niets onbetamelijks in het tijdschrift. Pan was in zijn ogen vergelijkbaar met buitenlandse bladen als Le Journal Amusant en Tit-Bits, die overal in de etalage lagen en verkocht werden zonder dat iemand daar aanstoot aan nam. Als eiser stelde hij dat hij door het optreden van justitie en politie zware schade leed. In ruim een half jaar tijd waren 3300 exemplaren naar Leiden verstuurd en 2200 nummers naar Den Haag, die grotendeels in beslag waren genomen. De verkoop in Scheveningen, waar alleen al tijdens de zomermaanden 3000 tot 6000 exemplaren voor f 0,25 per nummer werden verkocht, was gestagneerd. Sommige kopers dachten dat het blad was opgeheven en betrokken nu elders hun mondaine lectuur. Abonnementen waren gestopt en adverteerders hadden afgehaakt. De eiser liet weten dat hij geen middel onbeproefd liet om van Pan een naar Nederlandse maatstaven toelaatbaar en genietbaar, zij het enigszins mondain weekblad, te maken. Hij eiste dan ook vergoeding van de geleden schade.
Uit de bewaard gebleven briefwisseling tussen de officier van justitie en de procureur-generaal blijkt dat Elfring weinig kans maakte op schadevergoeding. De officier vond | |
[pagina 28]
| |
Pan evenals De Zwarte Kat een pornografisch blaadje met verhalen, anekdoten, afbeeldingen en advertenties die een meer of minder erotische strekking hadden. De verkoop was daarom al enige tijd verboden in stationskiosken en in kiosken waarover de gemeenten zeggenschap hadden. Onlangs was de gehele oplage van een nummer van Pan in beslag genomen, bestaande uit 11.500 exemplaren. Aannemende dat De Zwarte Kat een vergelijkbare oplage had, werden dus wekelijks 25.000 van zulke verderfelijke tijdschriften over Nederland uitgestort. De vasthoudendheid waarmee overal reclame werd gemaakt, tot op het strand toe, was justitie een doorn in het oog. Ook het aantal verkooppunten was de laatste tijd drastisch toegenomen. Dat het blad, eerst in Den Haag gedrukt en uitgegeven, nu gastvrij werd onthaald in het arrondissement Amsterdam, was eveneens een heikel punt. ‘Ik maak van deze gelegenheid gebruik om nogmaals te klagen over de houding van mijn ambtgenoot te Amsterdam, die zooals ik uit het regelmatig verschijnen van Pan en uit deze dagvaarding meen te mogen afleiden, nog geen afdoende maatregelen tegenover uitgevers en redacteuren heeft genomen.’ Omdat de verkopers steevast beweerden niet op de hoogte te zijn van de inhoud, had men tot dusverre nagelaten strafvervolging in te stellen. Geconfisqueerde exemplaren werden niet teruggegeven, aangezien het openbaar ministerie geen voorwerpen in circulatie mocht brengen die klaarblijkelijk misdadige doeleinden hadden. Met inbrekerswerktuigen gebeurde dat ook niet. De officier wilde dat de minister van Justitie aan het Wetboek van Strafrecht een nieuwe bepaling zou toevoegen: namelijk de verplichting dat een wederverkoper geacht werd de inhoud te kennen, zodat er sprake kon zijn van aantoonbare schuld bij de verkoop van voor de eerbaarheid aanstotelijke geschriften. Elfring trok aan het kortste eind in dit lange juridische gevecht en moest de proceskosten betalen.Ga naar eind27
In de periode 1925-1930 bleef het redelijk rustig rond Pan en De Zwarte Kat, ook omdat de politie moeite had het begrip ‘pornografie’ te definiëren. Wat moest men verstaan onder termen als onbetamelijk, grofzinnelijk, plat, zedenkwetsend, of onder een fraaie maar vage formulering als ‘kwetsend voor het normale geslachtelijk schaamtegevoel’? Met het oog op vaststellen van stringente criteria formeerde het Rijksbureau betreffende de bestrijding van den handel in vrouwen en kinderen en van den handel in ontuchtige uitgaven in 1930 een commissie van advies die boeken en bladen moest recenseren.Ga naar eind28 Uit de archiefstukken blijkt dat het een weinig voortvarende club was die veel te lang de vermeende pornografische geschriften thuishield! Los van deze institutionele censor werden op afroep specialisten ingehuurd, zoals in 1930 in het proces rond De Zwarte Kat. Maar nu lopen we enigszins op de zaken vooruit. | |
Inbeslagname
Pan 5/6, 31 juli 1927. De signatuur van de maker is onleesbaar.
Pan 6/6, 4 augustus 1928, ‘badnummer’. Op het omslag de naam ‘Esteban’ - wat waarschijnlijk betekent dat de tekening is overgenomen uit een Spaans blad als Muchas gracias of Cosquillas.
Het drukken was in volle gang, toen op woensdag 19 februari 1930 in Amsterdam-West de gehele oplage van Pan in beslag werd genomen. Behalve de 2500 exemplaren werden ook de clichés geconfisqueerd en de drukpersen verzegeld. Aanleiding tot de inval waren de klachten van schoolhoofden die herhaaldelijk leerlingen met dit ver- | |
[pagina 29]
| |
Bizarre fantasie in Pan 6/14, 22 september 1928. De signatuur van de maker is onleesbaar.
| |
[pagina 30]
| |
derfelijke blaadje aantroffen, waarvoor zij vaak elk een cent betaalden om gezamenlijk één exemplaar te kunnen kopen. Ook de aard van de advertenties was volgens justitie reden het blad uit de handel te nemen. En dat terwijl eigenaar en uitgever Elfring zich nog wel zo goed had laten voorlichten door zijn rechtskundig adviseur mr. H. Schönfelt. Deze had hem tips gegeven om het blad te vrijwaren van inbeslagname bij de drukker. Veiligheidshalve zou Pan gedrukt worden zonder titel, die er later met een etiket opgeplakt zou worden. Een groot deel van de tekst, behalve de advertenties, zou als machinezetsel van elders aangeleverd worden, zodat de drukker niet op de hoogte hoefde te zijn van de inhoud. De drukkerij van de Gebr. Huisman in de Albert Cuypstraat was bereid aan deze opzet mee te werken, maar reeds bij de tweede keer ging het mis.Ga naar eind29 Er vond een politie-inval plaats waarbij de vellen voor een oplage van 1600 exemplaren in beslag werden genomen en de persen werden ontmanteld. Schönfelt vond de inbeslagname een ongehoord misbruik van de politionele bevoegdheid. Men probeerde de drukkers angst in te boezemen, zodat op den duur niemand meer bereid zou zijn zulke bladen te drukken. Ondanks zijn juridische voorzorgen werd Elfring ten laste gelegd het verspreiden en doen verspreiden van geschriften die kwetsend waren voor de goede zeden en waarvan de inhoud bekend was aan de overtreder (art. 240 van het Wetboek van Strafrecht). De rechtbank te Amsterdam veroordeelde hem tot f 1000 boete of een gevangenisstraf van veertien dagen, maar in hoger beroep en na inzet van Schönfelt werd het vonnis teruggebracht tot f 500 of vijfentwintig dagen hechtenis. | |
De drukker gedagvaardRond dezelfde tijd deed de Rotterdamse justitie een inval bij de drukkerij Brinkman & Zoon in Gouda, waar het gelijkgestemde weekblad De Zwarte Kat werd gedrukt. Ook hier werd de gehele oplage, 2000 exemplaren, in beslag genomen en werden de drukpersen verzegeld. De inhoud van het blad leek de overheid steeds schunniger te worden en de advertentierubriek steeds weerzinwekkender. De Rotterdamse rechtbank dagvaardde de Goudse drukker die ook als uitgever werd gezien, zodat de redacteur buiten schot bleef. De drukker was Frederik Tieter, tevens voorzitter van het Zuid-Hollandse gewest van de Liberale Partij, secretaris van de plaatselijke VVV en drukker van De Goudsche Courant. Door deze voor velen niet te rijmen combinatie was de kritiek niet van de lucht: ‘Voor de liberale voorman, die wekelijks zijn tegenstanders er van beticht in de politiek geen fatsoenlijke manieren in acht te nemen, is deze beslaglegging geen aangename gewaarwording.’Ga naar eind30
‘Censuurnummer’ van Pan, 16 augustus 1924. Het werd in een paar dagen in elkaar gezet, nadat de oplage in beslag was genomen.
Wie en wat is Pan? Verweerschrift van J.H. Elfring, z.d. [1930].
De opvolger van Pan: de Bagatel, waarvan in 1930 acht nummers verschenen. Omslagontwerp ‘René Giffey’ - dat wil zeggen, geplagieerd van deze Franse illustrator (1884-1965).
Getuige de stempels werd dit zesde nummer (21 mei 1930) in beslag genomen door de Rotterdamse politie. Historische Collectie Politie Eenheid Rotterdam. Uit het rechtbankverslag valt op te maken hoe het blad tot stand kwam. Boekhouder D. de Klerk verklaarde dat de kopij uit Den Haag kwam van C.J.M. van Oyen, die ook Het galante leven deed verschijnen. Nadat de drukproeven in Den Haag waren gecontroleerd, verzorgde Tieter in Gouda de definitieve opmaak. Hij controleerde ook altijd de omslag, die hem op zijn kamer werd gebracht. Vervolgens werd een deel van de oplage in plano naar Den Haag verstuurd, een ander deel werd gebrocheerd en naar de verkoopadressen verzonden. Medewerkster | |
[pagina 31]
| |
Rosa Marcus vouwde zo'n 400 à 500 exemplaren per week, die in vijf à zes pakjes naar Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Nederlands-Indië werden verstuurd. Tieter hield vol nauwelijks iets van de inhoud af te weten, maar dat werd minder geloofwaardig toen bleek dat hij hetzelfde blaadje onder een andere naam en zonder advertenties in België uitgaf. Zulke aanstootgevende advertenties waren daar namelijk verboden en uit het weglaten daarvan bleek zonneklaar dat de verdachte op de hoogte was van de inhoud. In het verweer werd de nadruk gelegd op de willekeur waarmee mondaine bladen werden getolereerd of verboden. Waarom werd Pan steeds door justitie gedwarsboomd en kon De Zwarte Kat negen jaar lang ongestraft verschijnen? Of zoals in het Nieuwsblad van de Boekhandel werd gesteld: waarom vond de Hoge Raad een juffrouw van voren niet aanstotelijk en justitie van Rotterdam een juffrouw van achteren wel? Uiteraard was het heikele punt wat er nu precies onder pornografie moest worden verstaan. In dit verband werd de auteur en journalist Henri Borel (1869-1933) geraadpleegd, die vond dat de teksten in De Zwarte Kat onschuldige kinderpraat waren in vergelijking met de talrijke pornografische passages in de hedendaagse literatuur. Ja, er waren zelfs Nederlandse romans, geschreven door ongehuwde dames, die veel erger waren, zoals De zondaar van Alie Smeding (1927) en Jij en ik van Edith Werkendam (1930). De commotie ebde spoedig weg en zelfs de boete van f 300 hoefde de Goudse drukker uiteindelijk niet te betalen. Maar na deze uitbarsting van justitiële toorn was niemand meer bereid de Pan of De Zwarte Kat te drukken. Halverwege 1930 verdwenen beide bladen van het toneel.
Of er niets was gebeurd maakte Elfring meteen een doorstart met het mondaine weekblad Bagatel, waarvan in het voorjaar van 1930 acht nummers uitkwamenGa naar voetnoot31 Het tweekleurenblad ‘voor humor en kunst’ verschilde in opzet en opmaak niet van Pan. Elfring haalde in de Bagatel zijn gram door bij elk artikel en elke advertentie de bron te noemen. Met andere woorden, alles was eerder elders gepubliceerd, zonder dat van hogerhand was ingegrepen. Elfring richtte zich in het blad rechtstreeks tot justitie en de redactie van De Telegraaf, die volgens hem een hetze rond Pan en zijn persoon hadden ontketend. Behalve in Bagatel en de laatste nummers van Pan had hij in een zestien pagina's tellende brochure alle aanklachten en schandelijke leugens van De Telegraaf weerlegd.Ga naar voetnoot32 Op de achterzijde van die brochure vatte hij alles nog eens samen. ‘Schandelijke leugens van De Telegraaf. Bij ons op Heerengracht 371 is geen inval gedaan, is geen justitie of politie geweest, is niets in beslag genomen, is geen sprake geweest van chantage en wij worden er in het minst niet van verdacht ook, is door de justitie niet gedreigd met “opbergen” of wat ook, is geen proces verbaal opgemaakt.’ De ondergang van Pan en De Zwarte Kat betekende niet dat de mondaine bladen voorgoed het loodje legden. Integendeel - weldra ontstonden nieuwe vertegenwoordigers van het genre, die op hun beurt zelden ongemoeid werden gelaten door politie en justitie. Zij komen aan bod in het volgende deel van dit tweeluik.
(wordt vervolgd) |
|