| |
| |
| |
Nieuws
Kees Thomassen (1950-2015)
Jan Bos
Op dinsdag 8 december 2015 is oud-KB-conservator Kees Thomassen overleden. Kees was al geruime tijd ziek, maar zijn overlijden kwam toch erg onverwacht.
Van 1978 tot 2012 was Kees Thomassen conservator na-middeleeuwse handschriften bij de Koninklijke Bibliotheek. In die hoedanigheid heeft hij grote bijdragen geleverd aan uitbreiding, beschrijving, onderzoek en presentatie van de handschriftencollectie. Hij wist zeer belangwekkende persoonlijke archieven, brieven, dagboeken en andere egodocumenten te verwerven, zorgde gewoonlijk zelf voor de ontsluiting daarvan en vaak ook nog voor een tentoonstelling, publicatie of inventaris. Tot zijn belangrijke aanwinsten behoren het persoonlijke archief van neerlandicus en literator Jan te Winkel, de nalatenschap van godsdienstwetenschapper en dichter Fokke Sierksma, de dagboeken van journalist Willem Oltmans, correspondentie en andere stukken van componist Willem Pijper, brieven aan de zestiende-eeuwse cartograaf Abraham Ortelius, het archief van uitgeefster Angèle Manteau, een collectie van elf vroege alba amicorum uit de familie Van Harinxma thoe Slooten en het kunstenaarsalbum Van Nispen.
Deze beperkte opsomming geeft al aan hoe breed het terrein was waarop Kees zich bewoog. Toch was er één gebied waar zijn speciale aandacht naar uitging: alba amicorum, de albums die studenten, geleerden en anderen aanlegden met geschreven en getekende bijdragen van vrienden, vakgenoten en familieleden. De verzameling alba amicorum van de KB groeide onder zijn handen tot verreweg de grootste en belangrijkste van Nederland. Hij zorgde er ook voor dat deze collectie volledig werd gedigitaliseerd en uitvoerig gedocumenteerd. In Aan vrienden gewijd: alba amicorum in de Koninklijke Bibliotheek (2012) deelde hij zijn kennis en fascinatie voor deze bijzondere stukken op een heel toegankelijke manier met een breed publiek.
Zijn soepele pen had hij daarvoor ook al vele malen gehanteerd in andere publicaties waarmee hij de KB-collecties onder de aandacht bracht. Daartoe behoren evenzeer artikelen in vakbladen als inleidingen bij bronnenuitgaven en bijdragen aan tentoonstellingscatalogi. Het meest indrukwekkend was ongetwijfeld de prachtig verzorgde facsimile-editie van het album amicorum van Jacob Heyblocq in 1998. Kees tekende, samen met collega Hans Gruys, voor de inleiding, de transcriptie van alle bijdragen en de toelichtingen. Samen met andere collega's maakte hij onder meer Het verborgen woord: drukken van Hendrik Nicolaas Werkman en andere clandestiene publikaties uit de collectie (1995) en Gebiologeerd door zichzelf: het literaire leven van H. Marsman & E. du Perron (1999).
Kees Thomassen was mede-initiatiefnemer en binnen de KB projectleider van de Catalogus Epistularum Neerlandicarum, in de volksmond het ‘Brievenproject’ genoemd, een landelijke inventaris van brieven die bewaard worden in de KB en andere Nederlandse bibliotheken. Inmiddels bevat het bestand ruim 265.000 beschrijvingen die bij elkaar meer dan een miljoen brieven ontsluiten. Het was tevens de eerste grootschalige poging om andere documenten dan gedrukte werken op te nemen in het gemeenschappelijk catalogiseersysteem.
Naast en na zijn werk bij de KB was Kees een actief en zeer kundig margedrukker. Meer dan 300 bibliofiele uitgaven en gelegenheidsdrukwerkjes in kleine oplagen kwamen van zijn pers, die de weinig toepasselijke naam ‘De Uitvreter’ droeg. Zijn achtergrond als neerlandicus klonk duidelijk door in de teksten die hij voor zijn uitgaven koos. Evenals voor de KB stelde hij voor de Stichting Drukwerk in de Marge tentoonstellingen en overzichten samen, zoals de Bibliografie van marginale uitgaven 1981-1991. Door collega-margedrukkers werd Kees in 2000 verrast met Zoo'n uitvreter toch! Een vriendendoos voor Kees Thomassen. In de vitrines in de hal van de KB is bij wijze van klein eerbetoon een selectie uit de uitgaven van De Uitvreter te zien.
Zowel in de keuze van de teksten van zijn Uitvreter-uitgaven als in de onderwerpen van zijn andere publicaties toonde Kees vaak een voorkeur voor datgene wat net van de norm afwijkt, voor het marginale, het non-conformistische, voor datgene wat een mens tot een persoon maakt. Ook in zijn contacten met collega's was hij daarin het meest geïnteresseerd. Mede om die reden nam hij een heel eigen en heel wezenlijke positie in binnen de Koninklijke Bibliotheek, binnen de Stichting Drukwerk in de Marge en binnen een ruime kring van vrienden en bekenden. Daaronder bevindt zich ook De Boekenwereld, die in hem een gewaardeerde medewerker verliest. De redactie hoopt het komende jaar een artikel te wijden aan zijn Uitvreter-uitgaven.
| |
Uitreiking Menno Hertzbergerprijzen 2015
Menno Hertzberger (1897-1982) was een van de bekendste Nederlandse antiquaren van de vorige eeuw. Zijn Internationaal Antiquariaat op het Singel in Amsterdam was gespecialiseerd in het oude boek, een onderwerp waarover Hertzberger ook publiceerde. Daarnaast was hij verzamelaar van moderne boekkunst en had hij met anderen een private press. Hij was secretaris van het Nederlands Verbond van Boekenvrienden en een van de initiatiefnemers en diverse malen voorzitter van de in 1935 opgerichte Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren. In 1947 gaf hij - bijna onvoorstelbaar voor iemand die zo zwaar had geleden door de oorlog - de aanzet tot de oprichting van de International League of Antiquarian Booksellers. De nieuwe organisatie was bedoeld om de contacten te bevorderen tussen antiquaren in verschillende landen, waaronder weldra ook de Duitse.
Bij de viering van zijn 65ste verjaardag in 1962 ontving hij van vrienden en relaties een geldbedrag dat hij bestemde voor een fonds. Onder auspiciën van de Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren, maar door een onafhankelijke jury moest daaruit een driejaarlijkse prijs worden uitgekeerd aan een verdienstelijke auteur op het gebied van de Nederlandse bibliografie of boekwetenschap. In 1965 is de Menno Hertzbergerprijs voor de eerste keer uitgereikt. De zesde toekenning in 1981, aan Piet Buijnsters voor diens bibliografie van het werk van Betje Wolff en Aagje Deken, heeft Hertzberger zelf nog meegemaakt. In 2015 wordt de prijs voor de zestiende maal uitgereikt. In 2002 is op initiatief van de Stichting Menno Hertzbergerprijs bovendien een Aanmoedigingsprijs in het leven geroepen voor een veelbelovende jonge boek wetenschapper. Deze wordt in 2015 voor de vijfde keer uitgereikt.
Freek Heijbroek tijdens zijn lezing. De foto's van de uitreiking van de Hertzbergerprijzen zijn gemaakt door Jacqueline van der Kort.
Ina Kok tijdens haar dankwoord.
Het oorspronkelijke fonds zou niet toereikend zijn geweest voor zovele laureaten. Hertzbergers weduwe, mevrouw Sjollina J. Hertzberger-Nieuwsma, heeft bij haar
| |
| |
overlijden in 2004 een genereus legaat aan de Stichting Menno Hertzbergerprijs nagelaten. Een jaar later liet ook de weduwe van een andere befaamde Nederlandse antiquaar, Frits Knuf, een aanzienlijk bedrag aan de stichting na. Hierdoor zijn beide prijzen - de Menno Hertzbergerprijs van € 2500 en de Aanmoedigingsprijs van € 1000 - voor langere tijd veiliggesteld. De Nederlandsche Vereeniging van Antiquaren en de Koninklijke Bibliotheek maken sinds jaar en dag de uitreiking van de twee prijzen in praktische en financiële zin mogelijk.
Een talrijk publiek was op 12 november 2015 in de Aula van de Koninklijke Bibliotheek bijeengekomen om de prijsuitreiking bij te wonen. Freek Heijbroek droeg bij deze gelegenheid de voorzittershamer van de Stichting Menno Hertzbergerprijs over aan Paul Hoftijzer. Op de valreep vergastte de scheidende voorzitter de toehoorders op een interessante lezing, getiteld ‘Terug naar Pieve Tesino. De boek-, prent- en kunsthandel van Frans Buffa en Zonen’. Voordat de Buffa's neerstreken in de Kalverstraat, bedreven zij een ambulante prentenhandel. De spreker onderzocht de Italiaanse wortels van de Buffa's ook in situ, dat wil zeggen in Zuid-Tirol.
| |
Menno Hertzbergerprijs 2015
De jury bestond deze keer uit Freek Heijbroek, Paul van Capelleveen, Paul Hoftijzer en Peter Pruijmers. Voor de toekenning van de Menno Hertzbergerprijs over de periode 2012 tot 2015 had de jury geen gebrek aan geschikte kandidaten. Het juryrapport laat een aantal van hen de revue passeren: Saskia de Bodt voor haar studie over de Nederlandse boekillustratie in de twintigste eeuw (2014); Nico Boerma, Aernout Borms, Alfons Thijs en Jo Thijssen voor hun vuistdikke, fraai verzorgde boek over Nederlandse volksprenten (2014); Ad Stijnman voor zijn Engelstalige handboek over de techniek van gravure en ets (2012); Sandra Langereis voor haar nieuwe biografie van Christoffel Plantijn (2014); en Dirk Imhof voor zijn monumentale bibliografie van de boekproductie van Plantijns opvolger in Antwerpen, Jan Moretus (2014).
De goedgevulde aula van de KB.
De jury koos echter voor een boek in de klassieke, maar uitstervende traditie van een levenswerk. In 1994 promoveerde Ina Kok aan de Universiteit van Amsterdam op een proefschrift over illustraties in incunabelen uit de Lage Landen. Haar dissertatie bood een complete inventarisatie èn analyse van alle houtsneden in Nederlandse en Vlaamse incunabelen in de periode 1475-1501. Het proefschrift, gedrukt in een bescheiden oplage, zou een vervolg krijgen in een Engelstalige handelseditie. In 2013, bijna twintig jaar later, verscheen bij uitgeverij Hes & De Graaf het vierdelige, langverwachte Woodcuts in incunabula printed in the Low Countries. Ina Kok moest het werk aan haar boek combineren met haar baan als conservator Handschriften en Oude Drukken bij het Stadsarchief en de Athenaeumbibliotheek in Deventer. Daarbij kwam nog de gedeelde zorg voor haar gezin en het poppentheater ‘Koos Kneus’ van echtgenoot Dick van Schaik. De lange duur had echter ook te maken met de perfectionering van haar proefschrift: de oorspronkelijke editie ontbeerde illustraties en was slecht toegankelijk, terwijl in de nieuwe alle besproken houtsneden op ware grootte zijn afgebeeld en de inhoud op tal van manieren is ontsloten.
Stijn van Rossem wordt gefeliciteerd door Paul Hoftijzer.
Ina Kok in gesprek met Ton Croiset van Uchelen, de vorige prijswinnaar.
Van 2229 wiegedrukken bleek ruim een derde geïllustreerd met in totaal zo'n 12.000 houtsneden, gedrukt van circa 3800 houtblokken. Die circa 860 geïllustreerde edities worden in 37 hoofdstukken per drukker chronologisch beschreven - van de Leuvense drukker Johannes van Westfalia in 1474 tot diens Antwerpse collega Adriaen van Berghen in 1500. Wanneer werd een illustratie voor het eerst opgenomen? In wat voor tekst? Waar, wanneer en door wie werd zij opnieuw gebruikt? En met welk doel? De antwoorden op deze vragen leverden onvermoede inzichten over gebruik en hergebruik, slijtage, ja zelfs het opsplitsen en verzagen van houtblokken in afzonderlijke stukken. Zij stelden Ina Kok niet alleen in staat licht te werpen op de publicatiestrategieën van uitgevers, maar ook op hun onderlinge relaties. De houtblokken blijken namelijk veelvuldig te zijn geruild, geleend, verkocht, overgeërfd en gekopieerd. Ook kon zij dankzij haar fenomenale kennis van de illustraties sommige edities nader dateren en lokaliseren. Zelfs wist zij het bestaan van een aanzienlijk aantal edities te reconstrueren, waarvan ons door de lotgevallen van de tijd geen enkel exemplaar is overgeleverd.
Ondanks de enorme omvang is deze publicatie zeer toegankelijk, dankzij de functionele typografie, de opname van een reeks registers, waaronder een iconografische index, en de concordanties met de belangrijkste bibliografische naslagwerken. In dit verband mogen ook zeker de uitgevers worden geprezen, Bas en Corstiaan Hesselink van Hes & De Graaf, alsmede de redacteuren Koert van der Horst en Mick Zwart, de vormgevers Fred van den Berg, Rob Theunissen en Piet Hiemstra, en last but not least vertaalster Cis van Heertum. Mede dankzij hun inzet is Woodcuts in incunabula printed in the Low Countries een goudmijn voor toekomstig onderzoek geworden, niet alleen voor boekhistorici, maar ook voor kunst-, literatuur- en kerkhistorici. Bovendien ontsluit het boek dit belangrijke laatmiddeleeuwse erfgoed van onze contreien voor een internationaal publiek.
Heeft de jury dan niets te klagen? Toch wel een beetje, want de kwaliteit van de op basis van microfims gemaakte afbeeldingen laat voor een boek met deze ambitie en prijsstelling soms te wensen over. Ook vragen wij ons af of het werk niet gediend zou zijn geweest met een elektronische tegenhanger. Maar dat is misschien iets om over na te denken voor uitgeverij E.J. Brill, die in 2013 Hes & De Graaf heeft overgenomen en uitermate actief is op het gebied van de boekgeschiedenis, ook via hun online data-base voor cultuurhistorisch onderzoek ‘Arkyves’.
Boeken als dit levenswerk van Ina Kok worden in Nederland haast niet meer gemaakt. Geen enkele onderzoeksinstelling is nog bereid langlopend en veeleisend solistisch onderzoek te ondersteunen. En er zijn nauwelijks nog onderzoekers die gedurende zo'n lange tijd hun leven in dienst willen stellen van één project. Dat is te betreuren, want Nederland heeft een rijke traditie op het gebied van bibliografische en boekhistorische studies en naslagwerken door individuele onderzoekers. De toekenning van de Menno Hertzbergerprijs 2015 aan Ina Kok voor haar Woodcuts in incunabula printed in the Low Countries kan daarom ook worden opgevat als een pleidooi om juist dit soort onderzoek, dat doorgaans wordt verricht buiten de muren van de universiteiten uit
| |
| |
het licht van de schijnwerpers van NWO, mogelijk te blijven maken.
| |
Menno Hertzberger Aanmoedigingsprijs 2015
Aan proefschriften van jonge onderzoekers was in de periode 2012-2015 geen gebrek: Mart van Duijns ‘sociale geschiedenis’ van de Delftse bijbel (RU Groningen), het proefschrift van Arnold Lubbers over negentiendeeeuwse leesbibliotheken (UvA), Djoeke van Nettens studie van de ‘koopman in kennis’ Willem Jansz Blaeu (Groningen, 2012; handelseditie 2014), en het Leidse onderzoek van Steven Claeyssens naar de Haarlemse uitgeverij de Erven F. Bohn gedurende de eerste helft van de twintigste eeuw.
De jury richtte echter haar blik op de zuiderburen. Initiatieven als de Short-Title Catalogus, Vlaanderen en de oprichting van de Vlaamse Werkgroep Boekgeschiedenis hebben het boekhistorisch onderzoek in Vlaanderen nieuw leven in geblazen. Er is inmiddels een nieuwe generatie Vlaamse boekhistorici, die regelmatig van zich laat horen. Stijn van Rossem was een van de opstellers van het artikel ‘Thalassa! Thalassa? De laaglandse boekgeschiedenis en haar zee van mogelijkheden’, dat in 2010 in De Boekenwereld verscheen: een pleidooi voor ‘meer jongehonderigheid’, d.w.z. meer lef, theoretische onderbouwing, institutionele inbedding en samenwerking in de Nederlandse en Vlaamse boekwetenschap.
Van Rossems eigen verkenning van die zee resulteerde in het proefschrift Het gevecht met de boeken. De uitgeversstrategieën van de familie Verdussen (Antwerpen, 1589-1689), waarop hij vorig jaar aan de Universiteit Antwerpen promoveerde. In deze studie werpt hij licht op vijf generaties Verdussen, een van de belangrijkste Zuid-Nederlandse uitgeverijen van de zeventiende eeuw. In het boekhistorisch onderzoek zijn zij lang veronachtzaamd door de alles overheersende focus op de firma Plantijn-Moretus en door hardnekkige opvattingen over de vermeende neergang van het Vlaamse boekenbedrijf in deze periode.
Van Rossem onderzocht de familiale en institutionele context, de bedrijfsorganisatie, samenwerkingsverbanden, uitgavepolitiek en handelsnetwerken van de Verdussens. Hij biedt nieuwe en verrassende inzichten in hun imposante productiviteit en economische aanpassingsvermogen. Hoewel een overkoepelend theoretisch raamwerk ontbreekt, maakt hij op doeltreffende wijze gebruik van actuele theoretische en historische discoursen, bijvoorbeeld over de rol van de familie in de vroegmoderne samenleving, de veronderstelde ineenstorting van de Antwerpse economie in de zeventiende eeuw, of het zogenoemde ‘80/20 principe’ van de Italiaanse econoom Vilfredo Pareto. Dat verbreedt de boekhistorische horizon. Indrukwekkend is bovendien zijn beheersing van de verbluffende hoeveelheid bronnenmateriaal, waaronder belangrijke, onbekende bronnen. En dan is het boek ook nog eens goed en toegankelijk geschreven. Het is een werk waar iedere boekhistoricus in de Nederlanden zijn voordeel mee kan doen. Wanneer de geplande Engelse vertaling is verschenen, geldt dat ook voor collega's in het buitenland.
| |
Op reis met W.O.J. Nieuwenkamp Nieuwe Kunst rond 1900
De Universitaire Bibliotheken Leiden en de Stichting Museum Nieuwenkamp organiseren een tentoonstelling van de grafiek en de toegepaste kunst van W.O.J. Nieuwenkamp (1874-1950). Zie de artikelen in deze Boekenwereld, die ingaan op zijn leven en werk. Centraal in de tentoonstelling staan de reizen van Nieuwenkamp door Nederland, India, Indonesië en Egypte en de indrukken die hij daarvan vastlegde. In Europa maakte hij voor zijn zwerftochten gebruik van het schip ‘De Zwerver’, waarop hij woonde, werkte en exposities organiseerde van zijn werk. Nieuwenkamp is vooral bekend door zijn Indische voorstellingen en kan zonder overdrijving de ontdekker van de schoonheid van Bali worden genoemd. Hij is de eerste westerse kunstenaar die vijfmaal langdurig het eiland heeft bezocht. In prachtige tekeningen en grafiek heeft hij het leven op Bali vastgelegd. Daarnaast was hij etnoloog en verzamelde hij talloze kunst- en gebruiksvoorwerpen uit de Indische archipel. Een deel daarvan kwam in Nederlandse musea terecht.
links W.O.J. Nieuwenkamp, Heilige Begraafplaats te Pasar Gedé, 1903. Houtsnede op Japans papier.
De tentoonstelling is van 21 januari t/m 17 mei 2016 te bezichtigen in de Universiteitsbibliotheek Leiden, Witte Singel 27, Leiden tijdens de openingsuren van de bibliotheek, zie bibliotheek.leidenuniv.nl of bel 071-5272800.
| |
Van Santen & de kleuren van de Gouden Eeuw
Bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam is t/m 31 januari 2016 de tentoonstelling ‘Op zoek naar Van Santen & de kleuren van de Gouden Eeuw’ te zien. Nederland was in de zeventiende eeuw bij uitstek het land waar boeken, atlassen en prenten gemaakt werden. Niet alleen de kwaliteit, hoeveelheid en variatie waren verbluffend, maar met name ook de decoratie in de vorm van illustraties, versierde titelpagina's, vignetten en vooral: kleurgebruik! Over de kunstenaars die kleur met de hand aanbrachten op kaarten en prenten, de zogenaamde ‘const- en caertafsetters’, is weinig bekend. Zij signeerden hun werk gewoonlijk niet. De belangrijkste uitzondering op deze regel is de Amsterdamse ‘meesterafzetter’ Dirk Jansz van Santen (1637-1708). Zijn werk, dat in de Bijzondere Collecties rijk vertegenwoordigd is, vormt de kern van de tentoonstelling. Daarnaast zijn er bruiklenen te zien uit diverse nationale en internationale collecties. Ook wordt werk van tijdgenoten getoond en wordt uitleg gegeven over de gebruikte technieken en materialen. Het is voor het eerst dat de ‘vergeten’ Van Santens, zijn schitterend gekleurde prenten en atlassen, in een overzichtstentoonstelling bij elkaar komen.
Bijzondere Collecties van de UvA
Oude Turfmarkt 129, Amsterdam
Di-vr. 9.30-15.00, za-zo 13.00-17.00, maandag gesloten
www.bijzonderecollecties.uva.nl
rechts Jan van Leiden, ‘koning’ der wederdopers in Münster. Toegevoegde uitvouwprent in Chr. van Sichem, Historische beschrijvinge... der voornaamste Hooftketteren, Amsterdam 1608. Kopergravure, ingekleurd en met goud gehoogd door Dirk Jansz van Santen.
| |
De veilingzaal van Frederik Muller
Naar aanleiding van het artikel over het schilderij van de grote veilingzaal van Frederik Muller & Co in de vorige aflevering van De Boekenwereld kwamen twee vragen bij de redactie binnen. Allereerst: hoeveel heeft het schilderij opgebracht? Het werd voor € 55.000,- exclusief het opgeld toegeslagen aan een Nederlandse particuliere verzamelaar. Tegenbieder was een nazaat van Anton Mensing, de toenmalige directeur van het veilinghuis aan de Doelenstraat in Amsterdam.
Vanuit de hoek van het recuperatie- | |
| |
onderzoek kwam de vraag of de redactie van De Boekenwereld de foto uit De Telegraaf van 17 oktober 1928 zou willen publiceren van enige hoofdrolspelers op de eerste rij tijdens de veiling Six. Dat doen we hierbij met de door Schlüter genoemde namen: naast de tafel v.l.n.r. P. Holm, Jan Mellema (het schilderij van Nicolaas Maes), Kees Jansen; achter de tafel: Ben Mensing, Ménagé Challa, afslager Adolph Schlüter en Anton W.M. Mensing. Op de eerste rij v.l.n.r. de achterhoofden van dr. F. Mannheimer (nog juist zichtbaar), de heer S.Ch. (‘Gijs’) Bosch-Reitz, prof. Otto Lanz, de heer Knoedler van de vestiging in New York, omkijkend Ursula von Pannwitz, haar moeder mevrouw Catalina von Pannwitz-Roth, Gustav Mayer van Colnaghi (Londen), comtesse Beaugetière (?) uit Parijs, de heer Davesj uit Parijs, de heer M.P. Voûte sr., jhr. J.C. van Overvoorde en jhr. E.A. van Beresteyn. Dit is een van de weinige foto's waarop de aanwezigen in de veilingzaal bij name genoemd worden.
De veilingzaal van Frederik Muller. Foto uit De Telegraaf van 17 oktober 1928.
| |
Teruggave roofkunst
De Koninklijke Bibliotheek van België heeft een tekening uit de zeventiende eeuw teruggegeven aan nabestaanden van slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog. Het gaat om een gezicht op het Kattenberghof in Antwerpen door Gillis Neyts (ca. 1618-1687), dat in 1978 was gekocht via het Amsterdamse filiaal van veilinghuis Sotheby's. Destijds was niet bekend dat de tekening op 15 maart 1939 door de Duitse bezetter was ontvreemd van Dr. Arthur Feldmann, een joodse kunstverzamelaar uit Brno in de huidige Tsjechische Republiek. Het werk is nu teruggegeven aan de rechtmatige erfgenamen. Eerder werden andere tekeningen van oude meesters uit de geroofde Feldmann-collectie teruggevonden in het British Museum in Londen.
Gillis Neyts experimenteerde met landschappen in een uiterst verfijnde pentechniek op papier. Hoewel van hem een tachtigtal schilderijen bewaard is gebleven, is hij vooral bekend als tekenaar van topografische gezichten. Het gezicht op het Kattenberghof is op basis van de signatuur te dateren op 1660-1670.
Handschrift van het Deventer Buiskensklooster (1487) vóór de restauratie.
Gillis Neyts, gezicht op het Kattenberghof in Antwerpen [1660-1670].
| |
Deventer erfgoed gered
Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek (SAB) in Deventer heeft na acht jaar een groot conserveringsproject afgerond. Kwetsbare glasnegatieven, door inktvraat aangetaste handschriften, ruim driehonderd zwaar beschadigde middeleeuwse brieven: in 2007 was duidelijk dat een belangrijk deel van de Deventer erfgoedcollectie moest worden behoed voor verder verval. De bedreigde stukken zijn onder handen genomen met financiële steun van de gemeente Deventer, particulieren en het bedrijfsleven. De afdeling Behoud van SAB heeft 1250 meter archief gerestaureerd en 20.000 boeken hersteld. Door externe bedrijven zijn 800 boeken (waaronder literaire collecties), 1200 brochures, bijna 2000 glasnegatieven, ruim 200 kaarten en een kleine 800 charters (middeleeuwse aktes) gerestaureerd. Het resultaat van de grootscheepse reddingsoperatie is te zien in een korte film op www.sabinfo.nl.
| |
Collectie L.J. Veen, Rijksmuseum
Oud nieuws, als aanvulling op de artikelen over de Nieuwe Kunst in dit nummer. In 1887 richtte Lambertus Jacobus Veen (1863-1919) in Amsterdam de Uitgeversmaatschappij L.J. Veen op. Het fonds was zeer divers: naast romans, gedichten en jeugdboeken gaf Veen tijdschriften en boeken uit over kunst, geschiedenis, techniek en wetenschap. Het archief van de uitgeverij werd in 1970 geschonken aan het Rijksprentenkabinet. Het bevat ruim 3000 ontwerptekeningen voor boekillustraties en boekbanden, en enkele foto's. Vanaf de jaren negentig van de negentiende eeuw nam Veen kunstenaars in de arm die zich interesseerden voor de Nieuwe Kunst. In de collectie bevinden zich ontwerpen van onder anderen H.P. Berlage, Johan G. van Caspel, Beb Reith, Richard Roland Holst, Jan Toorop en L.W.R. Wenckebach.
Omslagontwerp van Jan Toorop voor Babel van Louis Couperus, 1901. Collectie L.J. Veen, Rijksprentenkabinet/Rijksmuseum, Amsterdam.
|
|