De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
De vergeten spotprenten van Jan Holswilder (2)
| |
[pagina 83]
| |
De eerste helft van het tweeluik over de tekenaar Jan Pieter Holswilder (1850-1890) verscheen in de vorige Boekenwereld en beschreef zijn werk in satirische bladen als de Haagsche Penkrassen en het Humoristisch Album; in deze tweede aflevering komen zijn spotprenten in Uilenspiegel en De Lantaarn aan de orde.
‘De anti-Islamiet’: het kamerlid Willem Wintgens. Prent van Holswilder in Uilenspiegel, 19 november 1881.
| |
UilenspiegelHet ‘Humoristisch-Satiriek Weekblad’ Uilenspiegel bestond van 1870 tot 1916. Het werd uitgegeven door Nijgh & Van Ditmar in Rotterdam en had een liberale signatuur, met andere woorden het was antiklerikaal en antisocialistisch.Ga naar eindnoot1 De anonieme redactie werd waarschijnlijk gevoerd door L.H. Beerstecher, redacteur van de eveneens door Nijgh & Van Ditmar uitgegeven Nieuwe Rotterdamsche Courant.Ga naar eindnoot2 Concurrent Asmodée omschreef Uilenspiegel plastisch als de ‘vuilniskar’ van dat dagblad.Ga naar eindnoot3 Uilenspiegel was de thuishaven van tekenaars als Johannes Schmidt Crans, Jan Holswilder, Johan Braakensiek en Ton van Tast (ps. van Anton van der Valk). Holswilder begon in 1881 te tekenen voor Uilenspiegel. Zijn eerste gesigneerde prenten in het blad zijn karikaturen, ‘charges’ in het spraakgebruik van die dagen. Zijn prenten van het zeer katholieke kamerlid Leopold Haffmans en de antirevolutionaire leider Abraham Kuyper werden door de redactie gebruikt bij haar commentaar op deze politici.Ga naar eindnoot4 De vroegste spotprenten van zijn hand gingen over de Eerste Boerenoorlog (1880-1881) in Zuid-Afrika. Volgens Jan Veth waren slechts een paar dozijn van Holswilders honderden prenten voor Uilenspiegel de moeite waard en maakte hij zijn beste werk voor De Lantaarn.Ga naar eindnoot5 Cornelis Veth deelde deze opvatting van zijn neef, maar vond toch ook dat veel prenten in Uilenspiegel getuigden van Holswilders rake sarcasme.Ga naar eindnoot6 Een van Holswilders favoriete zwarte schapen was Willem Wintgens, die sinds 1849 in de Tweede Kamer zat en zich van een gematigd liberaal had ontwikkeld tot een verstokt conservatief. In Uilenspiegel van 19 november 1881 staat een wonderlijk actuele prent, getiteld ‘De anti-Islamiet’. Wintgens vertoonde niet alleen in zijn uiterlijk een opvallende gelijkenis met Geert Wilders, maar ook in zijn stellingname: hij drong aan op een verbod van de bedevaart naar Mekka, ‘in het belang van de rust en de gezondheid op Java’.Ga naar eindnoot7 Hij zag de ontwikkeling van het ‘mohammedanisme’ in Nederlands-Indië met lede ogen aan en plaatste die in het kader van de wereldwijde ontwikkeling van de islam, die in tegenstelling tot het christendom geen onderscheid maakte tussen staat en religie. De sterke toename van het aantal pelgrims vanuit Nederlands-Indië naar Mekka - 136 in 1849, 13.500 in 1880 - baarde hem grote zorgen. Zij keerden volgens hem terug als vijanden van het christendom en de Nederlandse staat, reden om het pelgrimeren te verbieden. Holswilder tekende kort en bondig de essentie van een gebeurtenis. Een goed voorbeeld is de prent ‘Een nieuw model monitor’ uit 1882, naar aanleiding van het zinken van een marinevaartuig van dat type. De prent werd in 2015 weer actueel doordat in Scheveningen een monument werd onthuld voor de 66 bemanningsleden van Zr. Ms. ‘Adder’, die bij deze ramp om het leven kwamen. De commissie die indertijd een onderzoek instelde naar de scheepsramp kwam tot de conclusie dat de ‘Adder’ niet zeewaardig was. Holswilder tekende een varende doodskist met een rokende schoorsteen en een duivelsfiguur op de brug. Zijn prent vermeldt niet de scheepsnaam - zijn kritiek richt zich op het scheepstype en in het onderschrift noemt hij de doodskist een noodzakelijk toevoegsel van het onderzoeksrapport. De essentie van de zaak was volgens hem niet dat de ‘Adder’ onzeewaardig was, maar dat die (dis)kwalificatie van toepas- | |
[pagina 84]
| |
sing was op alle monitoren. Dat thema werd daarna maandenlang in de pers uitgesponnen. Wat voor Holswilder aanleiding was om op 24 maart 1883 in Uilenspiegel de ‘Monitor-nachtmerrie’ van de minister van Marine te tekenen. Afgezien van politiek hielden Uilenspiegel en Holswilder zich bezig met andere kwesties die de samenleving beroerden. Zo kwam het bestuur van het Haagse Diligentia in conflict met de gelauwerde dirigent Johannes Verhulst over de ‘moderne’ muziek van Berlioz en Wagner. Op 11 September 1882 berichtte Het Nieuws van den Dag dat Verhulst weigerde Wagners werk uit te voeren, terwijl Diligentia vond dat alle muziekrichtingen tot hun recht moesten komen. Verhulst dreigde met ontslag, waarop voor- en tegenstanders van de moderne muziek al polderend tot een compromis kwamen: het werk van de omstreden componisten zou worden geprogrammeerd voor één concert, dat Richard Hol zou dirigeren.Ga naar eindnoot8 Holswilder liet op 2 december zijn licht schijnen over dit compromis en nogmaals op 20 oktober 1883, toen hetzelfde onderwerp het Amsterdamse Felix Meritis in een stevige greep hield.Ga naar eindnoot9 | |
AntiklerikaalCornelis Veth vond Holswilder op zijn best als hij tekeer ging tegen Abraham Kuyper, zoals op de prent ‘De vergadering der deputaten van 8 juni 1889’.Ga naar eindnoot10 In 1879 richtte Kuyper de Anti-Revolutionaire Partij op, die zich keerde tegen de beginselen van de Franse Revolutie. Vanaf 1884 streden de antirevolutionairen in een coalitie met de katholieken tegen de liberale wet op het Lager Onderwijs van 1878 en vóór financiële gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs. Kuyper en de zijnen, die in 1886 uit de Hervormde Kerk traden en zich voortaan ‘Gereformeerd’ noemden, werden het mikpunt van de spot van Uilenspiegel. Holswilders ‘Vergadering der deputaten’ van 1889 was echter minder origineel dan Veth dacht, getuige ‘De Deputatenvergadering’ die al op 23 april 1881 in Uilenspiegel stond. Deze eerdere prent waarop Kuyper vijf heren toespreekt was ongesigneerd, maar de stijl doet vermoeden dat Schmidt Crans de tekenaar was. Holswilder laat Kuyper acht jaar later tegen de deputaten zeggen dat de Heere zich van hen heeft afgewend, want zij zijn ontrouw geworden aan de afspraken met de katholieken: als calvinisten zijn zij namelijk geroepen de heerschappij van Rome te herstellen. Verbijsterd kijken de volgelingen elkaar aan, maar ze gehoorzamen aan hun leider. Holswilders prent overtreft die van 1881, zowel in artisticiteit als sarcasme. Kuyper kon de prenten niet waarderen en een door hem ingeleide bloemlezing van karikaturen uit 1909 bevat dan ook geen werk van Holswilder.Ga naar eindnoot11 De Christelijke Encyclopedie van 1926 meldde dat Holswilder vooral de antirevolutionairen met hoon bejegende. De jurist J.H.G. Cohen, die in 1896 promoveerde op de vraag of karikaturen beledigend konden zijn in strafrechtelijke zin, vond de prenten in Uilenspiegel niet sympathiek, maar ook niet strafbaar; het werk van Holswilder was in zijn ogen de kwalitatieve uitschieter van de illustraties in Uilenspiegel.Ga naar eindnoot12
boven
‘Vergadering van deputaten’. De mannenbroeders horen het in Keulen donderen, als Kuyper hun meedeelt dat de gereformeerden de roomsen aan de macht moeten helpen. Prent van Holswilder in Uilenspiegel, 8 juni 1889.
‘Een nieuw model-Monitor, den Minister van Marine aangeboden door Uilenspiegel’. Prent van Holswilder in Uilenspiegel, 2 december 1883.
Holswilder gebruikte voor zijn antiklerikale spotprenten graag historische metaforen, zoals op ‘Voor- | |
[pagina 85]
| |
heen en Thans’. Op de linkerkant van de prent schiet Balthasar Gerards Willem van Oranje dood in het Prinsenhof in Delft, op de rechterkant dansen de katholieke moordenaar en de gereformeerde Abraham Kuyper hand in hand voor de stembus. De prent staat in Uilenspiegel van 19 juli 1884, op de dag af drie eeuwen na de moord op Willem van Oranje; het ‘Thans’ refereert aan het verbond dat de katholieken en de antirevolutionairen in 1884 sloten in de strijd voor de gelijkstelling van bijzonder en openbaar onderwijs. De laatste politieke prent van Holswilder in Uilenspiegel dreef op 9 augustus 1890 de spot met een ontwerp voor een Legerwet dat de gemoederen bezighield. Het werken voor Uilenspiegel viel Holswilder zwaar, schreef Lantaarn-redacteur Herman Berckenhoff een jaar na zijn dood aan Jan Veth. Bij Uilenspiegel moest hij te veel ‘schipperen met zijn teekenen, ter wille van het publiek en den uitgever, die zijn werk anders niet af en grof vonden.’ Bovendien werd hij slecht betaald.Ga naar eindnoot13 Zijn overlijden in augustus 1890 werd in Uilenspiegel niet vermeld.
rechts
‘Voorheen en Thans’. Links schiet Balthasar Gerards (met jezuïetenhoed) Willem van Oranje dood; rechts danst de moordenaar met Abraham Kuyper voor de stembus. Spotprent van Holswilder op de katholiek-gereformeerde samenwerking in de Schoolstrijd. Uilenspiegel, 19 juli 1884. | |
De LantaarnDe ‘Tempelridders te velde’ en de ‘Wijding van het bisschoppelijk paleis, genaamd “het Rijksmuseum te Amsterdam”’ zijn klassieke spotprenten van Holswilder. Ze stonden in De Lantaarn, het literair-kritische en satirische blad dat Jan C. de Vos, Herman L. Berckenhoff en Willem G. van Nouhuys in 1885 oprichtten. De Vos was van 1885 tot 1887 tevens hoofdredacteur van de Haagsche Courant, maar zijn hart lag bij het theater en op 1 januari 1888 verliet hij beide bladen. Volgens Frans Netscher zorgde hij voor de samenstelling, de platen en de teksten van De Lantaarn. De Vos onderkende het talent van Holswilder, nam hem in bescherming tegen de publieke opinie en zorgde ervoor dat hij als tekenaar aan De Lantaarn verbonden bleef.Ga naar eindnoot14 De Lantaarn, in de woorden van Netscher, trok ten strijde tegen ‘onwaarheid, valsch gevoel, sleur en ouden roem in den kunst’.Ga naar eindnoot15 Holswilders prenten bij het blad trokken zozeer de aandacht dat ze de ‘kroeten’ - onrijpe vruchten - van Schmidt Crans in de Spectator in de schaduw stelden.Ga naar eindnoot16 Toen de Amsterdammer in 1886 in handen kwam van Johannes de Koo en Justus van Maurik, | |
[pagina 86]
| |
volgden dezen het voorbeeld van De Lantaarn: de lezers kregen iedere week een prent bij het blad, getekend door Johan Braakensiek. De Lantaarn verscheen tot eind 1889 en de eerste twee jaar maakte Holswilder alle platen, naderhand bijgestaan door de dierenschilder Jan van Essen. De redactie kondigde in het vijfde nummer van de eerste jaargang de ‘platen’ aan: ‘In het vervolg zullen ook platen bij De Lantaarn verschijnen die op hare beurt het eigenaardig karakter van personen en toestanden zullen in het licht stellen, zonder “arg of list”, maar ook zonder laffe vrees of tere houding. Waarom zou eene kunst, in Engeland en Frankrijk met zooveel geluk beoefend, in ons land tot onvruchtbaarheid moeten worden gedoemd?’ De prenten bij De Lantaarn waren gerelateerd aan de actualiteit, zoals het overlijden van een bekende tijdgenoot, de opening van een belangrijke tentoonstelling of de verschijning van een nieuw tijdschrift. Onder het motto ‘Bekende Tijdgenoten’ werd bijvoorbeeld dirigent Johannes Verhulst op de hak genomen (evenals in Uilenspiegel, zie boven). In nr. 1885/7 was Jan ten Brink aan de beurt, de man achter, maar vooral vóór de feesten ter gelegenheid van de 300e geboortedag van de schrijver Bredero. Holswilder had volgens Sam Kalff in het Soerabaijasch Handelsblad Ten Brink uitstekend getroffen: ‘Dat is inderdaad onze dr. Jan met zijn fladderende bakkebaarden, zijn kaal voorhoofd, zijn lange lokken, en dat tintje van zelfbehagen in den glimlach, wanneer hij zich zelven hoort spreken, en beseft dat hij goed spreekt.’Ga naar eindnoot17
Jan ten Brink als feestredenaar bij de Bredero-herdenking van 1885. Prent van Holswilder bij De Lantaarn 1885/7.
Holswilder had geen last van overdreven beleefdheid jegens de personen die hij tekende. Op de klassieke ‘Tempelridders te velde’ is de katholieke voorman Schaepman een dikke kruisridder en de gereformeerde politicus L.W. Ch. Keuchenius zijn gluiperige schildknaap. Schrijfster Maria Viola vond Schaepman een van Holswilders meest geslaagde figuren: ‘geen krasser typeeringen van den “doctor” dan die welke bij verscheiden gelegenheid uit Holswilder's weidsch-karakteriseerende teekenpen zijn gevloeid.’Ga naar eindnoot18 Ook Jan Veth was verrukt van deze spotprent, die is afgedrukt als openingsbeeld bij de eerdere helft van dit artikel. Holswilder zat vaak op de perstribune van de Tweede Kamer om de leden te observeren, zodat hij hun karakter in zijn ‘charges’ kon treffen. Ook de portretten van de Haagse schilders die hij persoonlijk kende waren raak, zoals bij De Lantaarn 1885/13 de ‘Drie Kranigste Schilders’ Jozef Israëls, Jacob Maris en Albert Neuhuys. Volgens Berckenhoff moest Holswilder de mensen zien die hij portretteerde ‘al was 't maar een oogenblik’. Portretten van mensen die hij niet met eigen ogen had aanschouwd mislukten, zoals die van Busken Huet en Multatuli bij De Lantaarn. | |
Rijksmuseum
‘De drie kranigste schilders op de Rotterdamsche tentoonstelling’. V.I.n.r.: Jacob Maris, Jozef Israëls en Albert Neuhuys. Prent van Holswilder bij De Lantaarn 1885/13.
Voor zijn bekende prent over de opening van het Rijksmuseum ging Holswilder naar Amsterdam, want ook dat gebouw moest hij in het echt zien om het te kunnen tekenen.Ga naar eindnoot19 De ‘Wijding van het bisschoppelijk paleis, genaamd “het Rijksmuseum te Amsterdam”’ bij De Lantaarn 1885/14 is een hoogtepunt in zijn oeuvre - zie het | |
[pagina 87]
| |
openingsbeeld van dit artikel. Ook Jan Veth vond dit zijn beste prent, ‘een pracht (...) van expressie van iets luguber katholieks, somber-streng, spookachtig somber.’Ga naar eindnoot20 Protestanten beschouwden de neogotiek als een ‘roomse’ bouwstijl, omdat ze teruggreep op de katholieke Middeleeuwen. De neorenaissance daarentegen was ontleend aan de calvinistische zeventiende eeuw en had daarom een ‘protestants’ karakter.Ga naar eindnoot21 Ook de liberalen moesten niets hebben van de neogotiek en gaven de voorkeur aan de neorenaissance. De bouw van het Rijksmuseum werd een botsing tussen beide bouwstijlen en de bijbehorende wereldbeelden. Architect Pierre Cuypers kreeg opdracht het Rijksmuseum te ontwerpen in de stijl van de neorenaissance, maar week daar in neogotische zin zozeer van af dat hij de woede van velen en zelfs van koning Willem III over zich afriep.Ga naar eindnoot22 Het Rijksmuseum, dat een nationaal paradepaard moest zijn, was in de ogen van critici verworden tot een paaps wangedrocht. Holswilder bracht op zijn prent dat gevoelen tot uitdrukking in het devote inwijdingscomité van knielende katholieke kopstukken: kunstpaus Victor de Stuers, schrijver en hoogleraar Joseph Alberdingk Thijm en architect Pierre Cuypers, een zwager van Alberdingk Thijm. Cuypers ontwierp ook het Centraal Station in Amsterdam, waarvan de bouw gepaard ging met grote verzakkingen - Holswilder liet in De Lantaarn 1886/7 nieuwe station langzaam in de grond verdwijnen.
‘De ware Nachtwacht. Monstering van de clericale scherpschutters voor de a.s. parlementaire veldtocht’. Prent van Holswilder bij De Lantaarn 1885/18.
‘Het nieuwe station te Amsterdam na zijne voltooiing’. Cuypers' schepping zakt langzaam weg in de modder. Op de voorgrond, met baard en pet, de architect. Prent van Holswilder bij De Lantaarn 1886/8.
Holswilder behandelde dikwijls onderwerpen waarover De Lantaarn zijn kritische licht liet schijnen, zoals de oprichting van het literaire tijdschrift De Nieuwe | |
[pagina 88]
| |
Gids van de Tachtigers in 1885. In de redactie zaten Frederik van Eeden, Frank van der Goes, Willem Kloos en Albert Verwey. Bij De Lantaarn 1886/9 maakte Holswilder een prent waarop de auteurs van de oudere generatie waren afgebeeld, zoals Nicolaas Beets, Petrus de Genestet, Carel Vosmaer, Jan ten Brink en Joseph Alberdingk Thijm. De deftige literaten worden door een jongensachtige Gids vanaf de Helikon naar hun nieuwe zangberg geleid, een mesthoopje dat - aldus het bijschrift - door zijn gebrek aan hoogte gemakkelijk te bestijgen is.
‘Een Nieuwe Gids. Deze kant uit, Heeren! Hier behoeft u niet te stijgen en u bent er dadelijk!’ Door De Nieuwe Gids van de Tachtigers worden de schrijvers van de voorgaande generatie - Beets, De Genestet, Vosmaer, Ten Brink en Alberdingk Thijm - verwezen naar een meer bescheiden Parnassus: een mesthoopje. Prent van Holswilder bij De Lantaarn 1886/9.
‘Toekomstmuziek. Vox populi, vox dei.’ Verbijsterd luisteren de politici naar de kakofonie van het algemeen kiesrecht. Prent van Holswilder bij De Lantaarn 1885/19.
De bijna honderd platen bij De Lantaarn bevatten Holswilders beste werk, maar ook zijn slechtste. Tot het beste behoort ‘De Ware Nachtwacht’ (1885/18), met Schaepman en Kuyper die zich aan het hoofd van hun schutterij opmaken voor de aanstaande parlementaire veldtocht. Mooi is ook ‘Toekomstmuziek’ (1885/19), een prelude op het algemeen kiesrecht. Verbijsterd kijken politici naar een op hol geslagen orkest dat oorverdovend duidelijk maakt dat andere tijden zijn aangebroken.Ga naar eindnoot23 Eveneens van hoogwaardige kwaliteit is ‘Het Schip van Staat’ (1886/14), dat gehavend op het strand ligt te midden van de wrakstukken van actuele kwesties. Met man en macht wordt geprobeerd het vaartuig met het rondslingerende wrakhout op te kalefateren - onbegonnen werk, zoals de toekijkende matroos in het bijschrift opmerkt, want ‘de binnenboel is verrot’. De prent richtte zich tegen de conservatieve regering Heemskerk, die er niet in slaagde een grondwetsherziening tot stand te brengen.Ga naar eindnoot24 Tot Holswilders slechtste platen horen de portretten van schrijvers en kunstenaars die hij niet per- | |
[pagina 89]
| |
soonlijk had ontmoet, zoals Busken Huet, Multatuli en Bosboom. Gewoonlijk vertelden de redacteuren van satirische bladen aan de tekenaars welke onderwerpen in het blad aan de orde kwamen. Onbekend is of Holswilder bij het Humoristisch Album en Uilenspiegel op deze wijze werd aangestuurd. Voor De Lantaarn bevatten de brieven van De Vos en Berckenhoff enige informatie. Volgens Berckenhoff vond Holswilder de onderwerpen voor zijn beste prenten zelf; hij en zijn mederedacteuren gaven hem soms een hint en ‘dan snapte hij meteen wat het wezen moest.’Ga naar eindnoot25 De Vos vond ‘Hols’ niet erg vindingrijk en moest hem vaak aan het idee voor een plaat helpen; als zo'n idee hem beviel, maakte hij er iets schitterends van. Volgens Berckenhoff werd Holswilder slecht betaald en leefde hij armelijk, omdat hij ook zijn familie moest onderhouden. De Vos schrijft dat Holswilder tien gulden kreeg voor de litho's voor De Lantaarn, maar dan moest hijzelf zijn uiterste best doen om dat geld voor hem los te krijgen bij de uitgever. Buitenlandse karikaturisten van zijn kaliber konden wel goed van hun werk leven.Ga naar eindnoot26 | |
Bij de bestenNa zijn overlijden in 1890 is Holswilder snel in vergetelheid geraakt, al deden Jan en Cornelis Veth moeite zijn nagedachtenis in ere te houden. In 1929 organiseerde het Haags Gemeentemuseum een tentoonstelling van zijn litho's, die nauwelijks belangstelling trok.Ga naar eindnoot27 Koos van Weringh stelde in 1977 dat Holswilders vergeten spotprenten nog steeds actualiteitswaarde hadden, maar het eerherstel kwam niet verder dan het met enige regelmaat afdrukken van de paar prenten die hem hebben overleefd.Ga naar eindnoot28 Ten onrechte heeft Jan Holswilder geen plaats gekregen in de canon van satirische kunstenaars. In de tien jaar dat hij als politiek tekenaar en karikaturist werkzaam was, heeft hij nagenoeg alle actuele kwesties van zijn spottende commentaar voorzien. Zijn getekende oeuvre geeft een nagenoeg volledig overzicht van het decennium tussen 1880 en 1890. Zijn productie was indrukwekkend, met onvermijdelijke verschillen in kwaliteit. Hoewel spotprenten naar hun aard tijdgebonden zijn, heeft zijn beste werk een tijdloze zeggingskracht die niet onderdoet voor Honoré Daumier en Albert Hahn.
Dit artikel besluit het tweeluik over Holswilder. De eerste helft verscheen in De Boekenwereld 31/3, p. 28-55.
‘Het Schip van Staat’: het verrotte vaartuig opkalefateren met wrakhout helpt niet, volgens de toekijkende matroos. Prent van Holswilder bij De Lantaarn 1886/14.
|
|