Column
Het verzamelen van een watersnood
Wim Brands
Er zijn twee soorten verzamelaars: postzegelaars die boekhouden en vertellers van verhalen. Met een vertegenwoordiger van de eerste categorie maakte ik deze zomer kennis, toen ik een avond modereerde rond de dichter Hans Sleutelaar. Deze verzamelaar had prachtig drukwerk, tijdschriften waaraan de dichter had meegewerkt en een zeldzame dichtbundel van diens vriend Cor Vaandrager. Ik wilde met hem praten over wat deze verzameling vertelde. Zijn blik zal ik niet meer vergeten: hij keek als een kip naar het onweer. Vertellen? Hij kon helemaal niets vertellen over wat hij had verzameld; hij kon alleen maar jaartallen en afmetingen opdreunen. Hij kon het huis dat er had gestaan natekenen, maar het bevolken met zijn verbeelding - nee, dat was hem niet gegeven.
Verwoeste boerderij in de Blijkmeerpolder bij Holysloot. Glasdia 8 × 8 cm, fotograaf onbekend.
onder Purmerend bij de Amsterdamse Poort tijdens de watersnood van 1916. Foto J.H.P. Coppens.
Ik moest aan deze man denken, toen ik onlangs in mijn hoedanigheid van gastschrijver van de Artis Bibliotheek een gesprek voerde met schrijver en verzamelaar Arie van den Berg, die een enorme collectie prenten en populair drukwerk bezit. Hij kwam op deze novemberavond in de bibliotheek praten over het werk van Jan Velten, die rond 1700 de beesten in de menagerie van Blau Jan aan de Kloveniersburgwal tekende. Er kwam een circusoptocht voorbij. Het was alsof we in de menagerie rondliepen en met Blau Jan onderhandelden over de prijs van een krokodil. Dat had alles te maken met de manier waarop Van den Berg zijn verhaal vertelde. Zijn prenten werden illustraties in een verhaal, bijvoorbeeld over het ontstaan van de zebramode toen in Europa de eerste zebra's opdoken. Hoe zelfs het ondergoed een tijdlang onderdeel van die zebramode werd.
Het mag duidelijk zijn dat Van den Berg de ideale verzamelaar is. Zijn verzamelingen - of het nu prenten zijn of, zoals ooit, muizen- en rattenvallen - eindigen in verhalen. En niet in de gortdroge opsommingen van de Sleutelaar-verzamelaar, die als een vis op het droge naar lucht leek te happen toen hem simpelweg werd gevraagd wat het lezen van al die literaire tijdschriften hem nu duidelijk had gemaakt.
Ik vertel dit verhaal omdat ik me altijd heb afgevraagd in welke categorie Jacques Laureys thuishoort. Laat ik hem eerst aan u voorstellen. Hij is cameraman, of eigenlijk filmer. Ik zeg dat omdat niet elke cameraman een filmer is. Laureys wel. Ik heb met hem samengewerkt toen ik samen met David Kleijwegt een serie maakte over buitenlandse schrijvers. Het bijzondere van Laureys is dat hij niet gedwee de regisseur volgt; ik verdenk hem ervan dat hij in eerste en laatste instantie altijd zichzelf regisseert.
Tijdens die buitenlandse reizen trof ik Laureys vaak in alle vroegte aan achter een computer in een hotellobby. Aanvankelijk dacht ik dat hij elke ochtend fanatiek verslag deed aan het thuisfront. Dat bleek niet het geval. Jacques was elke ochtend op jacht naar foto's. Foto's van een watersnoodramp in Noord-Holland, in 1916; een vergeten ramp,