De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
[pagina 75]
| |
In tal van landen in West Europa komen schenkerfiguren voor en het aantal van hun begeleiders is groot. Omdat afbeeldingen van deze schenkers en hun metgezellen geen grenzen kennen, komen zij ook voor in landen waar zij eerder onbekend waren. De afbeelding op een volksprent kan in zo'n geval nauwkeurig worden overgenomen, maar geldt dit ook voor de bijbehorende tekst? Dit artikel onderzoekt de migratie van beeldmateriaal van het ene land naar het andere. Uitgangspunt is de situatie in Nederland en België.Ga naar eindnoot1
‘Der Knecht Rupert’ als schenkerfiguur; Münchener Bilderbogen nr. 29. München, Braun & Schneider, 1850, Dezelfde afbeelding verscheen een jaar eerder bij dezelfde uitgever als de ‘Pelzmärtel’. Tenzij anders aangegeven zijn de illustraties bij dit artikel afkomstig uit de Collectie Boerma, opgenomen in de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
rechterpagina
Père Fouettard als kinderschrik. Detail van Le Père Fouettard met twaalf houtsneden, Metz, Fabrique d'images de Gangel nr. 222, [ca. 1850].
Croquemitaine en zijn vrouw als kinderschrikken, Detail van de Wonderbare historie van mijnheer en madame Croquemitaine, Turnhout, F.A. Beersmans nr. 16. [1866-1902]. Rijksmuseum Amsterdam.
| |
Nederland en BelgiëVanouds is Sint Nicolaas de schenkerfiguur bij uitstek in Nederland. Verwoede pogingen van de calvinistische overheid in de zeventiende en achttiende eeuw om zijn verering de kop in te drukken zijn mislukt. Omstreeks 1800 krijgt hij op een prent van de Erven van de weduwe van Egmont (nr. 88) een blanke knecht als begeleider. Deze prent heeft weinig succes, want hij is door geen enkele andere uitgever gekopieerd. In 1850 verschijnt voor het eerst een zwarte knecht, namelijk in Jan Schenkmans Sint Nikolaas en zijn knecht - zie het artikel van Frits Booy in dit nummer. Dat betekent niet dat er op dit punt tussen 1800 en 1850 niets is gebeurd. Zo werd het zogenaamde klaaslopen teruggedrongen - de verklede, met kettingen rammelende jongemannen die maskers droegen of zwartgemaakte gezichten hadden werden door de burgerij onbeschaafd gevonden.Ga naar eindnoot2 Daar staat tegenover dat de aanzet tot het optreden van een zwarte knecht al in 1828 werd gedaan. In dat jaar is bij een Sinterklaas bezoek aan een familie in Amsterdam voor het eerst sprake van een begeleidende figuur ‘Pieter-me-Knecht, een kroesharige neger’. Bovendien wordt in verschillende kinderboeken tussen 1830 en 1850 in positieve zin gesproken over ‘Moren’ of ‘Zwarte Mannen’. Jan Schenkmans zwarte knecht kwam met andere woorden niet uit de lucht vallen, maar zijn introductie zette de toon voor vele sinterklaasboeken die sindsdien verschenen. Ook Schenkmans vernieuwing van de Sint Nicolaastraditie kwam voort uit een beschavend elan. De zwarte knecht heeft bij hem een dienende rol, zijn optreden als bestraffer van kinderen komt pas later. Het eerste kinderboek waarin de knecht de naam ‘Zwarte Piet’ draagt is het Prentenboek met levende beelden (Deventer 1868).Ga naar eindnoot3 In België zijn eveneens Sint Nicolaas en Zwarte Piet dominant. De Belgische kinderprenten over dit onderwerp staan onder Nederlandse en Franse invloed. | |
FrankrijkIn Frankrijk vinden wij meestal Sint Nicolaas als schenkerfiguur met als begeleider Père Fouettard. De laatste is een wildeman met een verwarde, groezelige bos haar en een zweep of roede (= fouet) in zijn hand. Zijn gezicht kan blank of zwart zijn. Zonder Sint Nicolaas treedt hij op als een boeman die stoute kinderen straft en in een mand op zijn rug meeneemt (Pellerin nrs. 391 en 514; ook Gangel nr. 222). Zijn uiterlijk en rol komen in het laatste geval grotendeels overeen met Croquemitaine of Baas Kinderschrik, die op prenten van Brepols (nr. 125), Glenisson (nr. 29) en Beersmans (nr. 16) voorkomt. | |
DuitslandMinder overzichtelijk is de situatie in Duitsland. Anders dan in Nederland is in de protestantse gebieden van Duitsland het terugdringen van Sint Nicolaas op de lange duur succesvol geweest. Christus is volgens de protestantse leer de ware schenker. In katholieke gebieden in Oostenrijk en Zuid Duitsland wordt in de eerste helft van de negentiende eeuw het Christkindl(ein) dominant als schenkerfiguur.Ga naar eindnoot4 Het wordt afgebeeld als een jong | |
[pagina 76]
| |
kind of een engel, ook wel als een jonge vrouw met een kaarsenkroon. Sint Nicolaas treedt vaak op als zijn begeleider, ten koste van statusverlies. Omstreeks 1800 verandert in Duitsland het kerstfeest in een familiefeest waarop men elkaar geschenken geeft. Tegelijk met dit aangepaste kerstfeest doet de Kerstman (Weihnachtsmann) zijn intrede. Het nieuwe aan deze Kerstman is dat hij niet vanuit een religie gevormd is, maar optreedt als een noodzakelijk personage bij een familiefeest. In Nederland zijn wij gewoon Sint Nicolaas en de Kerstman als twee volstrekt gescheiden figuren te zien, waarbij de Kerstman het etiket imported from the USA draagt. In Duitsland is dit geheel anders. Martina Eberspächer, schrijfster van een gezaghebbende studie over de Weihnachtsmann, ziet hem als een verzamelbegrip. De oudere figuren ‘Nikolaus’, ‘Knecht Ruprecht’ en ‘Pelzmärtel’ zijn in hem opgegaan.Ga naar eindnoot5 Dankzij die samenvoeging is ook de verering van (Sankt) Nikolaus met de bijbehorende activiteiten grotendeels verhuisd naar Kerstmis.Ga naar eindnoot6 Dit versmeltingsproces van schenkerfiguren werd vergemakkelijkt door de grote vrijheid die schrijvers en kunstenaars tijdens de Romantiek genoten. Negentiende-eeuwse schrijvers konden in kinderboeken en tijdschriften nieuwe mythen scheppen vanuit hun eigen fantasie. Kunstenaars konden de iconografische leegte rond deze figuren naar eigen inspiratie invullen voor prentenboeken, kinderprenten en geïllustreerde tijdschriften.
Sankt Nikolaus als de Pelzmärtel, zeulend met een kind in een zak. Tekening van Alexander Strahüber uit 1849 bij een kinderliedje van Georg Scherer.
De ontwikkeling van Knecht Ruprecht vormt een perfecte illustratie van dit versmeltingsproces. Hij is een verzachte vorm van de Ruprecht die oorspronkelijk een duivelsgedaante was. G.P. Dambmann karakteriseert in Der Weihnachtsmann und sein Knecht Ruprecht uit 1803 de Kerstman als een Turk en Ruprecht als zijn slaaf, ‘ein schwarzgebranter Neger’.Ga naar eindnoot7 Deze beschrijving van Ruprecht is echter niet bepalend geworden voor de beeldtraditie. Kunstenaars uit München, werkend in de traditie van de Duitse Romantiek, tekenden omstreeks 1850 Knecht Ruprecht als een kobold of kabouter, soms meer als een wildeman gehuld in een dierenvel of een landloper.Ga naar eindnoot8 Een ander voorbeeld van deze versmelting geeft Alexander Strahüber. Hij tekende een landloper met een knoestige stok en een zak met een kind over zijn schouder, als illustratie bij het kinderlied ‘Sankt Nikolaus’ van Georg Scherer uit 1849. In het lied wordt de figuur uit de titel echter Pelzmärtel Nikolaus, de Märtel en Pelzmärtel genoemd, terwijl het Christkindlein wordt opgevoerd als de echte schenker.Ga naar eindnoot9 Sankt Nikolaus, vaak kortweg Nikolaus of Niklas genoemd, verliest in zulke gevallen meestal zijn mijter en staf en draagt een bruine mantel met capuchon of puntmuts. Voor hedendaagse Nederlanders komt zijn beeld grotendeels overeen met de Kerstman. Zijn status is gedaald, ook in katholieke gebieden, doordat hij en zijn begeleider, wie die ook moge zijn, naar elkaar toegroeien in uiterlijk. | |
Export van beeldmateriaal
Duitse invloed in Nederland: Sint Nicolaas bij een kerstboompje. Uitsnede van de maand december uit De twaalf maanden des jaars, [z.pl. z.n., eerste helft 19de eeuw].
Illustratie bij het verhaal ‘Sint-Nicolaasavond’ van J.J.A. Goeverneur in de bundel Proza en Poëzie, Leiden 1879. De knecht van Sinterklaas wordt een ‘zwarte gedaante’ genoemd, hoewel hij duidelijk blank is. De figuur is geënt op Knecht Ruprecht, maar het Duitse voorbeeld is onbekend.
Beelden kennen geen grenzen, ze worden geregeld geëxporteerd. Wanneer het beeld op een volksprent vreemd is aan de traditie van het gastland, wordt de begeleidende tekst vaak aangepast om te zorgen dat het | |
[pagina 77]
| |
beeld begrepen wordt. Eerst een voorbeeld van export uit Frankrijk naar Nederland. Zoals gezegd treedt Père Fouettard in Frankrijk vaak op als begeleider van Sint Nicolaas. Een merkwaardige en weinig voorkomende variant is Saint Fouettard als begeleider. Wij vinden deze figuur op enige prenten van de firma's Olivier-Pinot (nr. 509) en Pinot & Sagaire (nr. 483), beide in Épinal. Hij wordt daar opgevoerd als een magere, in het zwart geklede blanke man met een lange puntige neus, waaraan steeds een druppel hangt. Deze prenten werden met Nederlandse tekst uitgegeven als Prentjesdruk van Épinal (nr. 1), of als Nieuwe Hollandsche Kinderprenten met adres J.H. van Wees te Utrecht.
Pelzmärtel. Illustratie van Franz von Pocci in Der Osterhas, Nördlingen 1850. Collectie Frits Booy.
Sankt Niklas in Lothar Meggendorfers Schau mich ant, Eßlingen 1888. Voor Franse kinderen onherkenbaar als Saint Nicolas in de Franse vertaling Regardez moil, Parijs z.j.
Saint Fouettard, evenals Père Fouettard, is onbekend in het Nederlandse taalgebied, wat leidt tot twee aanpassingen aan de Nederlandse situatie. Ondanks zijn blanke gelaatskleur wordt hij in de tekst van de prenten omschreven als de zwarte knecht van Sint Nicolaas. Diens paard weigert volgens de tekst het hooi van een stoute jongen, terwijl in overeenstemming met de Franse traditie op het prentje duidelijk een ezel is afgebeeld. Een tweede voorbeeld van aanpassing zien wij in Lothar Meggendorfers Schau mich an! Ein Ziehbilderbuch uit 1888, dat in de Franse vertaling de titel Regardez moi! kreeg. In het prentenboek staat een afbeelding van een jongen en een meisje die angstig in een hoek wegkruipen, wanneer Saint Nicolas de kamer binnenkomt. Meggendorfers Sankt Niklas draagt een bruin gewaad en een puntmuts, geheel volgens de Duitse traditie van dat moment. Voor Franse kinderen is deze figuur echter niet herkenbaar als Saint Nicolas. In de Franse tekst zijn de twee kinderen bang dat de kinderschrik Croquemitaine eraan komt, maar tot hun opluchting verschijnt Père Étrennes in de deuropening. Deze speelt een rol als schenker bij de viering van Nieuwjaar en is in deze gedaante kennelijk meer aanvaardbaar dan Saint Nicolas.
Vanuit Duitsland steken Knecht Ruprecht en de Pelzmärtel de Nederlandse grens over. In 1859 publiceerde L. van den Broek bij P.J. Trap in Leiden een ‘Struwelpetriade’, getiteld Stoute Jongens en Meisjes. Een prentenboek voor zoete kinderen. De kinderschrik die daarin wordt afgebeeld is een kopie in spiegelbeeld van de Pelzmärtel die Franz von Pocci tekende voor Der Osterhas. Ein Festgabe für Kinder in Bildern uit 1850; in Van den Broeks boekje een naamloze kinderschrik, want de Pelzmärtel is in Nederland onbekend.Ga naar eindnoot10
Père Fouettard als Sint Nicolaas. Detail van Sint Nicolaas, ‘Nouvelle imagerie d'Epinal’ van de firma Olivier-Pinot nr. 509, [tweede helft 19De eeuw].
| |
[pagina 78]
| |
linkerpagina Knecht Ruprecht in Komerun, Münchener Bilderbogen nr. 1039, 1891/92.
| |
[pagina 79]
| |
Dezelfde Franz von Pocci tekende een Ruprecht in Pocci's lustiges Bilderbuch uit 1852 bij een gedicht met de titel ‘Knecht Ruprecht’ en met de beginregels ‘Sanct Nicolaus und sein Knecht / Sie kommen oft gerade recht’. De Nederlandse vertaling van het boekje, getiteld Tante Keetje's Prentenboek, toont de afbeelding van Knecht Ruprecht, maar geeft hem de naam ‘Sint Nicolaas’ (zie het openingsbeeld van dit artikel). De beginregels van het gedicht luiden in de Nederlandse bewerking ‘Sint Nicolaas in zijn bonte jas / Komt soms uit Spanje regt van pas’. In het hoofdstuk ‘Sint-Nicolaasavond’ van Proza en Poëzie (Leiden 1879) van J.J.A. Goeverneur komt een knecht van Sint-Nicolaas voor, ‘een zwarte gedaante’ met een roe. De bijbehorende illustratie laat echter een blanke man zien die gehuld is in een schapenvacht - een Duitse Knecht Ruprecht of Pelzmärtel die in de tekst naar Hollandse proporties is teruggebracht. Het Duitse voorbeeld van Goeverneur is tot nu toe niet gevonden.
St. Niklaas in den Congo, detail; Brugge, Geûens-Willaert nr. 129, [ca. 1920].
| |
Export naar AfrikaIn Kinderprenten, Volksprenten, Centsprenten, Schoolprenten beschreef ik op p. 438 de racistische prent St. Niklaas in den Congo van de Belgische uitgever Geûens-Willaert uit de jaren twintig van de vorige eeuw. Ik vond het een onaangename prent, maar wist toen nog niet dat hij een negentiende-eeuws voorbeeld had: Knecht Ruprecht in Kamerun, nr. 1039 van de Münchener Bilderbogen uit 1891/92. Kameroen was tot de Eerste Wereldoorlog een Duitse kolonie en in de Belgische navolging van dertig jaar later werd (Belgisch) Congo de plaats van handeling. Belangrijker is dat Knecht Ruprecht in België St. Niklaas werd. Opmerkelijk is hier de kleding van Knecht Ruprecht / St. Niklaas. De rode mantel met witte bontrand is gelijk aan die van de Amerikaanse Santa Claus.Ga naar eindnoot11
In de twintigste eeuw zijn veel Duitse kinderboeken in het Nederlands vertaald. Ze zijn veelal te herkennen aan een schenkerfiguur met een puntmuts, die kinderspeelgoed draagt. Soms heeft hij een roe in de hand of een kerstboom op de rug. In Duitsland kan hij Sint Nicolaas, Weihnachtsmann of Knecht Ruprecht genoemd worden. In de Nederlandse vertaling heet hij steevast Sint Nicolaas.Ga naar eindnoot12 Wel is het zo dat deze gemigreerde figuren geïsoleerde verschijnselen blijven. Zij hebben in de twintigste eeuw geen blijvende invloed gehad op het beeld van Sint Nicolaas en zijn begeleider. Valt er een lijn te ontdekken in ‘vertalingen’ van beeldmateriaal naar een ander land? We zien dat de meeste problemen zich voordoen in de ‘vertaling’ van de begeleider. Knecht Ruprecht kan in Nederland Sint Nicolaas worden, maar in een enkel geval worden hij of de Pelzmärtel de Zwarte Knecht van Sint Nicolaas. Dat laatste gebeurt ook bij Saint Fouettard. Los van hun schenkerfiguur kunnen de Pelzmärtel en Père Fouettard ook als kinderschrik optreden. De Duitse Sankt Nikolaus kan in Frankrijk Père Étrennes worden. De conclusie moet luiden dat er verschillende ‘vertaalmogelijkheden’ van het beeldmateriaal zijn en dat daarin geen eenduidigheid valt te ontwaren. |
|