De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Ingeprent
| |
[pagina 59]
| |
allebeijden. Doen droech mijn neef, schepen, Pieter de Jong sorg voor mij, alsoo ick nu d' outste int geslacht ben, dat ick int voorsz[eide] stuckxken lant gerecht wiert buijten mijn weten. En als ick a[nn]o 1652 op 4 december ten Briel quam om eens te vernemen hoe t hierom was, wenste mij dien vrunt geluck met de possessie. En alles was al geboeckt, en gaf mij een acte daeraf. En opdien selven tijt heb ick dit stuckxken memoritant verpacht aen mijn neef de Jong voorsz[eide], en dat voor 7 jaeren vast, tot 20 guld[en] des jaers, ingaende a[nn]o 1652 op S[in]t Catharina Brielse mart. En a[nn]o 53 op deselve mart vervalt de eerste pacht, en soo van jaer tot jaer tot deselve jaeren incluijs, volgens den inhout vande huer cedulle daer van gemaeckt, en sal dese huere bij mij niet langer getrocken worden als mij den goeden Godt bij het leven sal believen te erhouden. Als dan versterft het wederom, op den outste vant geslacht: dat op Dirck Burghvliet te Rotterdam sou comen ofte op sijn kinderen of de mijne, die dan den outsten sal bevonden worden. Desen boeck kost 18 gulden, [later toegevoegd:] Mijn susters saliger kinderen, als Fransoijs en Lijsbeth de Colonia tot Rotterdam sullen wel de outste sijn die naert afsterven van mij en Dirck Burchvliet succederen sullen. En t sal opden outsten aen komen.’
Portretten van Maximiliaan van Egmond, graaf van Buren, en Alfons V van Portugal, hier gebruikt als afbeeldingen van respectievelijk Jaïr en Jefta, twee oudtestamentische rechters. Gravures (134 × 102 mm) in Den Grooten Emblemata Sacro, Amsterdam 1654.
Pieter van der Borcht, ‘Schepping van de mens’. Ets (189 × 256 mm) in Den Grooten Emblemata Sarcra, Amsterdam 1654.
De anonieme schrijver vertelt hoe hij na de dood van zijn tante en moeder onverwachts een stuk land erfde in de buurt van Den Briel en dat hij van de jaarlijkse pachtsom van f 20 in juli 1655 deze prentbijbel kocht voor f 18 - een duur boek. Het geërfde grondstuk wordt omschreven als ‘memoritand’, dat wil zeggen dat in katholieke tijden ooit een erflater had vastgelegd dat jaarlijks op zijn sterfdag een mis moest worden gelezen voor zijn zielenheil. De schrijver noemt zijn naam niet, maar met behulp van stamboomonderzoek (en een beetje geluk) valt hij te identificeren als Franchois Lodewijcx de Jonge. Franchois was de zoon van een overtuigd lutheraan, geboren in Brussel en gevestigd in Rotterdam als lakenverver en koopman. Zijn moeder was Tresiana (Trijsken) Hendricx Cornelissen, afkomstig uit Den Briel. Zij erfde een stuk land even buiten die stad, toen haar zuster Emerentia in 1631 overleed.Ga naar eindnoot7 Dit land verviel na haar dood in 1650 aan Franchois. Vermoedelijk omdat zijn oudere zuster Maria, in 1630 getrouwd met Jan Janssen de Colonia, toen reeds overleden was. Franchois vestigde zich in Amsterdam, waar hij in 1630 wordt genoemd als kruidenier op de Dam. In dat jaar trouwde hij met Catharina Pelt en maakte vervolgens carrière als koopman en (mede)reder van schepen. Catharina was een dochter van een koopman en hoofdparticipant van de West-Indische Compagnie. Van moederskant stamde ze uit een vooraanstaande Amsterdamse familie van lutherse kooplieden die handelden op Scandinavië en IJsland. In 1656 won Franchois met drie personen gesloten weddenschappen (van f 50, f 55 en f 155), toen het door de Fransen belegerde Valenciennes werd ontzet. Franchois verhuisde van de Dam naar de Nieuwendijk en woonde bij zijn dood in 1679 op de Nieuwezijds Voorburgwal. Hij overleefde zijn vrouw, die in 1674 overleed, en vermoedelijk ook al zijn negen luthers gedoopte kinderen.Ga naar eindnoot8 Bij wie zijn prentbijbel na zijn dood terecht kwam is helaas niet bekend.
Franchois Lodewijcx moet de eerste eigenaar van het boek zijn geweest, dat hij kort na de verschijning kocht. Dat we hem dankzij deze aantekening kunnen achterhalen geeft dit wonderlijke boek nog iets extra's. Al kennen we zijn mening over de inhoud daarmee nog niet. |
|