De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
[pagina 71]
| |
In de Amsterdamse vergaderzaal van het Brits-Nederlandse uitgeversconcern RELX Group, voorheen Reed Elsevier, bevindt zich een collectie van ongeveer 2000 werken uit het fonds van de oude Elzeviers.Ga naar eindnoot1 De leden van deze zeventiende-eeuwse familie werden beroemd als universiteitsdrukkers in Leiden en uitgevers van belangrijke wetenschappers als Galileo Galilei, René Descartes en Christiaan Huygens. Het moderne concern, opgericht in 1880, heeft afgezien van de naam en het drukkersmerk niets met de vroegere uitgeversfamilie gemeen. Deze illustere dynastie kwam met het sterven van Abraham Elzevier al in 1712 ten einde.
Vignet van Elsevier, ontkend aan Elzevier.
René Descartes, Principia philosophiae, Amsterdam, Lodewijk Elzevier, 1650.
| |
Boeken in de kelderDe faam van het oude huis Elzevier was voor algemeen directeur R.E.M. ‘Dolf’ van den Brink (1919-1997) in de late jaren zestig aanleiding om een collectie Elzeviriana bijeen te brengen - wellicht een van de laatste ter wereld, althans in privébezit.Ga naar eindnoot2 Decennialang werden bijzondere exemplaren aan deze bibliotheek toegevoegd, maar ze raakte enigszins in vergetelheid na 2004, toen Elsevier verhuisde naar het huidige kantoor aan de Radarweg in Amsterdam. De boeken lagen opgeslagen in de kelder, totdat historica Anna Frank-Van Westrienen en ouddirecteur Otto ter Haar aan de bel trokken.Ga naar eindnoot3 In 2011 werd de collectie Elzeviriana omgedoopt tot de Elsevier Heritage Collection - hierna aangeduid als EHC - en in oude glorie hersteld. Sindsdien staat zij ter beschikking van onderzoekers en andere geïnteresseerden. In 2014 werden alle titels uit de EHC toegevoegd aan de Short-Title Catalogue Netherlands (STCN), het kennissysteem van de Koninklijke Bibliotheek waarin alle tot 1800 in Nederland gedrukte edities worden beschreven.Ga naar eindnoot4 Het is al enige tijd bekend dat er veel meer Elzevier-uitgaven bestaan dan de ruim 2000 titels die de Belgische diplomaat Alphonse Willems (1839-1912) in zijn standaardwerk Les Elzevier: Histoire et Annales Typographiques (1880) heeft beschreven; om precies te zijn, het zijn er meer dan tweemaal zoveel.Ga naar eindnoot5 We hadden echter niet verwacht dat de beschrijving van de EHC zo'n honderd titels aan het Elzevier-corpus zou toevoegen. Niet alle ‘unica’ uit de EHC zijn even interessant - vele zijn slechts variaties op bekende drukken -, maar ze laten wel zien hoe omvangrijk het oeuvre van de Elzeviers is. Ze maken tevens duidelijk dat de STCN nog lang niet voltooid is. Dit artikel neemt u in vogelvlucht mee langs de geschiedenis van Elsevier, om vervolgens de totstandkoming van de EHC en enkele van haar hoogtepunten te beschrijven. | |
Met een -z en met een -sToen hij in 1880 zijn nieuwe uitgeverij naar de Elzeviers vernoemde, moet de Rotterdamse boekhandelaar Jacobus George Robbers (1838-1925) met trots hebben teruggekeken op de Gouden Eeuw. Zoals een tijdgenoot van hem dat sentiment omschreef in De Boekenwereld (1897): ‘[D]e roem, die onze drukkerijen verkregen hadden, was verdiend en rechtmatig. Wij behoeven de namen van Elsevier, Blaeu en Wetstein slechts te noemen, om ons dadelijk alles voor den geest te brengen, wat in de beoefening der drukkunst netheid, nauwkeurigheid en goede uitvoering kan genoemd worden. Nog zijn de voortbrengselen hunner persen, in weerwil van de vorderingen, welke de kunst vooral in onzen tijd gemaakt heeft, beroemd en gezocht. Nog wordt daarop gewezen als op modellen, die al de vereischten van uitstekende drukwerken bezitten, en die door verzamelaars met gretigheid worden gezocht en meermalen met hooge prijzen betaald.Ga naar eindnoot6 In de ogen van veel negentiende-eeuwers waren de uitgevers-drukkers van het huis Elzevier (1580-1712) de beste boekhandelaren die Nederland ooit had gekend. Lodewijk Elzevier, een protestantse vluchteling uit de Zuidelijke Nederlanden, streek omstreeks 1580 in Leiden neer en stichtte daar een boekhandel-uitgeverij. Omdat | |
[pagina 72]
| |
hij zelf geen drukpers bezat, besteedde hij zijn drukwerk uit aan drukkers in Leiden en elders.Ga naar eindnoot7 Pas Lodewijks kleinzoon Isaäc, evenals zijn ouders werkzaam in het familiebedrijf, kocht de eerste pers van de Elzeviers. Dankzij de reputatie die de familie had opgebouwd in de academische wereld werd Isaäc in 1620 benoemd tot drukker van de Leidse universiteit, waar befaamde hoogleraren als Daniël Heinsius en Gerardus Vossius doceerden. Hiermee verwierf de familie het exclusieve recht om de werken van professoren en studenten uit te geven. Bonaventura en Abraham Elzevier, Isaäcs opvolgers, zetten de traditie voort met voornamelijk wetenschappelijke boeken in het Latijn, de lingua franca van de wetenschap. Later maakten zij ook (illegaal gedrukte) titels voor de Franstalige markt, waaronder toneelstukken van Molière en de gebroeders Corneille. Pas echt beroemd werden de Elzeviers als drukkers van Galileo Galilei's baanbrekende Discorsi e dimostrazioni matematiche (1638). In Amsterdam waren Lodewijk (III) en Daniël Elzevier actief als uitgevers van vooraanstaande filosofen als René Descartes. Het familiebedrijf kwam in 1712 aan zijn einde met de dood van Abraham (II) Elzevier, die het Leidse stadsbestuur verkoos boven de drukkerij en geen erfgenamen had.Ga naar eindnoot8
Al tijdens hun leven werden de Elzeviers geroemd om de typografische kwaliteit van hun uitgaven. Hoewel in de twintigste eeuw geluiden opgingen dat hun drukwerk slechts de middenmoot van hun tijd vertegenwoordigde,Ga naar eindnoot9 waren zeventiende-eeuwse auteurs als Jean-Louis Guez de Balzac (1597-1654) trots om in het fonds van de Elzeviers te worden ingelijfd - al dan niet via een roofdruk.Ga naar eindnoot10 De naam ‘Elzevier’ en het drukkersvignet Non Solus met de olijfboom en de filosoof waren uitgegroeid tot een legendarisch merk. Gedurende de gehele achttiende eeuw verschenen vervalsingen van Elzevier-titels, sommige zo slim gemaakt dat ze amper van echte drukken waren te onderscheiden. Toen de Elzevier-gekte in de negentiende eeuw haar hoogtepunt bereikte, begonnen veelal Belgische en Franse bibliofielen met het catalogiseren van hun collecties.Ga naar eindnoot11 Onder de beroemde verzamelaars uit die periode waren Charles Pieters (1782-1863) en Charles Nodier (1780-1844), wier namen voortleven in de literatuur en die ook met ex libris hun sporen hebben achtergelaten in oude Elzevier-drukken. De belangrijkste bio-bibliograaf van de negentiende eeuw was de reeds genoemde Alphonse Willems, die in het standaardwerk Les Elzevier de meeste uitgaven wist te beschrijven. Willems' boek verscheen in 1880, hetzelfde jaar waarin de N.V. Uitgeversmaatschappij Elsevier werd opgericht. Men gaf de voorkeur aan een gemoderniseerde spelling van de Elzevier-naam met een -s, waardoor wij tegenwoordig onderscheid kunnen maken tussen de vroegmoderne drukker-uitgevers (met een -z) en het moderne uitgeversconcern (met een -s). Elsevier was overigens niet het eerste bedrijf dat zich vernoemde naar Elzevier. Dankzij de legendarische status van de uitgeversfamilie droegen veel drukkerijen, boekhandels en lettertypen in de negentiende eeuw die naam.Ga naar eindnoot12
‘Homo sylvestris, / orang-outang’. Gravure uit Nicolaas Tulp, Observationum medicarum libri tres, Amsterdam, Lodewijk Elzevier, 1641.
Wel was deze maatschappij Elsevier de eerste naamloze vennootschap op uitgeversgebied in Nederland. Onder de oprichters en eerste directieleden bevonden zich uitsluitend boekhandelaren en uitgevers. Naast Jacob Robbers waren dat G.L. Funke - onder meer uitgever van Multatuli -, J.H. de Groot, Gualth. Kolff en K.H. Schadd. Door een aandeel in Elsevier te nemen waren zij gezamenlijk in staat uitgaven te realiseren die zij alleen nooit hadden kunnen bekostigen. De vele geïllustreerde series (Jules Verne's Wonderreizen), encyclopedieën (Winkler Prins) en kunstuitgaven (Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift), die de uitgevers van Elsevier voor ogen hadden, vergden namelijk hoge investeringen.Ga naar eindnoot13
De familie Robbers omstreeks 1900. Rechts Elsevleroprichter Jacob Robbers, tweede van rechts zijn zoon Herman, Collectie L. Rookhuizen, Leiden.
Hoewel Elsevier als een samenwerkingsverband | |
[pagina 73]
| |
was opgericht, werd het de overige directieleden al snel duidelijk dat Jacob Robbers de dienst uitmaakte. Onder zijn leiding werd Elsevier een succes, maar hij duldde geen tegenspraak. Na Robbers' overlijden in 1925 raakte Elsevier financieel in het slop. Zijn zoon Herman Robbers (1868-1937) - in de eerste plaats schrijver van romans als De Bruidstijd van Annie de Boogh - stond samen met zijn neef John (1897-1971) aan het hoofd van een bedrijf waarvan geen enkele uitgave bij het publiek leek aan te slaan. Het werd tijd een frisse wind door Elsevier te laten waaien. De jonge journalist J.P. ‘Ted’ Klautz (1904-1990) werd in 1930 op 26-jarige leeftijd aangesteld als directeur en dankzij zijn slimme beleid kwam het bedrijf er weer langzaam bovenop. Belangrijk was zijn beslissing om uit Nazi-Duitsland gevluchte joodse wetenschappers op te vangen. Voor een breed georiënteerde uitgever als Klautz was het een droom om belangrijke uitgaven in de chemie, fysica en medicijnen te kunnen verzorgen. Zo werden vanaf 1936 de eerste stappen gezet in de richting van een internationale wetenschappelijke uitgeverij, die na de oorlog voor de enorme groei van het Elsevier-concern zou zorgen.Ga naar eindnoot14 | |
Van Elzeviriana tot Elsevier Heritage CollectionGa naar eindnoot15Toen Klautz begin jaren vijftig neerstreek in Houston (Texas) om een Amerikaans Elsevier-kantoor te stichten, nam hij allerlei historische objecten mee om zijn zakenpartners te imponeren. De directeur presenteerde Elsevier in de VS als een bedrijf dat al sinds de zestiende eeuw in de wetenschappelijke uitgeverij werkzaam was. We weten dat Klautz aan het einde van de jaren veertig een grote Elzevier-collectie had gekocht uit het bezit van Robert van Bourbon-Orléans (1840-1910), hertog van Chartres.Ga naar eindnoot16 Naast zeventiende-eeuwse stoelen, tafels en kandelaarsGa naar eindnoot17 moet hij ook een stel oude Elzevierdrukken naar Amerika hebben meegenomen. Na enkele jaren bleek het kantoor in Houston een flop, wat bijdroeg aan Klautz' geforceerde vertrek bij Elsevier in 1954. Twee jaar eerder was hij al afgetreden als president-directeur. Uit de directienotulen blijkt dat hij zijn bibliotheek probeerde te verkopen aan zijn werkgever. De directie, inmiddels onder leiding van de econoom Dolf van den Brink, zag daar echter niets in: de collectie was te duur en men verwachtte niet dat oude boeken hun waarde zouden behouden.’Ga naar eindnoot18
J.P. ‘Ted’ Klautz als directeur van Elsevier omstreeks 1952.
Toch was het Van den Brink die in de jaren zestig begon te spelen met het idee om een collectie oude drukken op te bouwen. Na moeizame jaren was de wetenschappelijke uitgeverij binnen Elsevier tijdens dat decennium uitgegroeid tot het meest winstgevende onderdeel van het concern. Naast het kantoor aan de Jan van Galenstraat in Amsterdam was een tweede flat in aanbouw om het groeiende aantal personeelsleden te huisvesten. ‘Jan van Galen II’ werd in 1973 geopend door prins Bernhard en was uitgerust met een grote stambibliotheek en tentoonstellingsruimte. Om Elseviers wetenschappelijke tak extra cachet te geven stuurde Van den Brink zijn secretaris op pad om de aankoop van een collectie Elzeviers te regelen. De Amsterdamse antiquaar Simon Emmering moet ergens in de jaren vijftig Klautz' bibliotheek hebben gekocht, want meer dan tweehonderd van diens boeken kwamen met de verkoop van bijna duizend titels in het Elsevier-kantoor terecht.Ga naar eindnoot19 Het jaarverslag van 1973 laat de collectie Elzeviriana voor het eerst in haar volle glorie zien. Na Van den Brinks pensioen in 1979 nam de neuroloog-uitgever Pierre Vinken (1927-2011) het roer over. Hoewel de directeuren het te druk hadden om zich bezig te houden met het uitbreiden van de collectie, bleven verschillende antiquariaten Elzeviers aanbieden. Via de secretaresses werd dan zonder lang nadenken een beslissing genomen om een titel al dan niet aan te schaffen.Ga naar eindnoot20 Het antiquariaat van Anton Gerits (Hilversum) speelde hierin vanaf begin jaren tachtig steeds meer een adviserende rol.
De Elsevierkantoren aan de Jan van Galenstraat in de jaren zeventig.
Tegelijkertijd verdwenen er boekjes. De directie had er een traditie van gemaakt om vertrekkende werknemers althans van een bepaalde status - een Elzevierdruk cadeau te doen. Soms werd een boek uit de kast getrokken zonder dat dit behoorlijk werd geregistreerd. We kunnen dan ook slechts bij benadering nagaan hoe de collectie zich heeft ontwikkeld. Dat manco wordt versterkt doordat een werknemer in 2001-2002 een | |
[pagina 74]
| |
aantal bijzondere exemplaren stal en doorverkocht aan onwetende antiquaren, totdat A. Asher (IJmuiden) onraad rook.Ga naar eindnoot21 Een exemplaar van het zeldzame schermboek Académie de l'Espée (1628) van Gérard Thibault verdween op deze manier uit de collectie. Het is nooit door Elsevier teruggekocht. In het huidige pand aan de Radarweg in Amsterdam, waarheen Elsevier in 2004 verhuisde, was geen geschikte plek voor de Elzeviriana - en dat terwijl een paar jaar eerder nog ruim 400 banden van de Amerikaanse antiquaar-verzamelaar Albert J. Phiebig (1908-2004) waren aangekocht.Ga naar eindnoot22 De boeken verdwenen in dozen en werden in de kelder van het kantoor opgeslagen. Enkele malen was er sprake van de Elzeviriana te verkopen of in bruikleen te geven aan een universiteit. Historica Anna Frank-Van Westrienen (1917-2012) - de weduwe van Daan Frank (1913-1995), directeur van de Noord-Hollandsche Uitgeversmaatschappij die in 1970 door Elsevier werd overgenomen -, kreeg er lucht van dat het slecht met de collectie was gesteld. Samen met Otto ter Haar, oud-directeur van Elseviers wetenschappelijke tak, wist zij in 2009 de directie te overtuigen van het belang van deze boeken.Ga naar eindnoot23 Sindsdien is er veel gebeurd. Nadat alle titels in 2010-2011 door een Amerikaanse bibliothecaris waren gecatalogiseerd, riep Elsevier via het Scaliger-instituut van de Universiteit Leiden een beurs in het leven om onderzoek naar de Heritage Collection te stimuleren.Ga naar eindnoot24 | |
De STCN en enkele hoogtepuntenIn samenwerking met de Koninklijke Bibliotheek zijn in 2014 alle titels uit de EHC toegevoegd aan de STCN. Zo ontstond voor het eerst een goed overzicht van de boeken die Elsevier in huis heeft: 1497 titels verdeeld over ruim 2000 banden. Dat laatste aantal is beduidend hoger, omdat van sommige titels - waaronder veel deeltjes uit de Republieken-serie, Elzeviers' land beschrijvingen op zakformaat - wel drie of vier exemplaren in de collectie aanwezig zijn. Ongeveer honderd titels zijn in geen enkele andere bibliotheek in Nederland te vinden, Zoals gezegd betreft het hier vaak een drukvariant van een boek dat we al kennen.
boven De verzamelde werken van Anna Maria van Schurman, de eerste vrouwelijke studente in Nederland (Leiden, Elzevier, 1648). Getuige de aantekening heeft dit exemplaar toebehoord aan Meinart Tijdeman (1741-1825), letterkundige en hoogleraar rechtsgeleerdheid in Utrecht.
onder ‘Nu niet geloont, wert doot gekroont’. Nr. 32 in Jacob van Zevecote, Emblemata ofte Sinnebeelden, Leiden, Elzevier, 1626.
midden In negentiendeeeuwse prachtband: François Pierrede la Varenne, Le pastissier françois, Amsterdam, Lodewijk Elzevier, 1655.
| |
[pagina 75]
| |
Andere titels werden door Willems beschreven in Les Elzevier, maar nooit aangekocht door openbare collecties in Nederland. Elsevier stelde zich bij de Elzevirianabibliotheek als doelstelling alle titels uit de Willemscatalogus bijeen te brengen. Omdat men niet zozeer geïnteresseerd was in de inhoud van een boek, maar juist systematisch Elzeviers wilde verzamelen, zijn er enkele zeldzame Franstalige titels uit het Elzevier-fonds in de collectie opgenomen. Van Molière zijn dat onder andere de toneelstukken Dépit amoureux (1663), Le misantrope (1667)Ga naar eindnoot25 en Amphitryon (1669). Ook een van de twee in Nederland bekende exemplaren van Le Pastissier François (1655) - een Frans kookboekje dat in de negentiende eeuw zeer gezocht was onder Elzevier-verzamelaars - ligt in de EHC. Een tweede exemplaar behoorde tot de gestolen titels. Omdat Nederlandstalige boeken binnen het Elzevier-fonds zeldzaam waren, is de geschiedenis van Emblemata ofte Sinnebeelden - een embleemboek van de Zuid-Nederlandse dichter Jacob van Zevecote (1596-1642) - relatief gemakkelijk na te gaan. Het is een op oblong-formaat gedrukt boekje uit 1626, waarin moraliserende gedichtjes naast gravures zijn geplaatst. De Elzeviers hadden blijkbaar weinig ervaring met dit formaat, want niet elke afbeelding past bij het gedicht dat ernaast staat. Het embleemboekje was in de negentiende eeuw al zeer zeldzaam was geworden. Alphonse Willems nam de titel op in zijn catalogus, maar baseerde zijn beschrijving op de Elzevier-bibliografie van Charles Pieters. Willems' zoon Leonard wijdde in 1900 een artikel aan de Emblemata, waarin hij stelde dat Pieters zijn informatie had verkregen van Georges de Nedonchel (1813-1901). Deze Belgische graaf bezat een immense bibliotheek, waarvan enkele tientallen drukken in de EHC zijn terechtgekomen. Na verloop van tijd raakte De Nedonchel uitgekeken op zijn Elzeviers en verkocht hij een deel van zijn collectie. Toen Willems senior hem vroeg naar de Emblemata, wist hij niet meer of hij het nog in zijn bezit had. Volgens Leonard Willems (1864-1938) had zijn vader na de briefwisseling met de graaf overal naar het werkje van Zevecote gezocht: ‘hij heeft zich tot menige openbare bibliotheek gewend, en een ontzettend getal catalogussen van verkoopingen doorloopen. Zevecote bleef onvindbaar - en dat duurt nu 25 jaar.’Ga naar eindnoot26 In een naschrift vermeldt Willems jr. dat de graaf vlak na het voltooien van dit artikel zijn exemplaar van de Emblemata alsnog had teruggevonden. Hoe het vervolgens in handen van antiquaar Emmering kwam is nog steeds een raadsel. Emmering verkocht het boek begin jaren zeventig aan Elsevier.Ga naar eindnoot27
De zeldzaamste boeken in de EHC zijn afkomstig uit de bibliotheken van beroemde Elzevier-verzamelaars uit het België en Frankrijk van de negentiende eeuw. In hun tijd was het gebruikelijk de oorspronkelijke velijnen banden te laten verwijderen, het papier schoon te maken via een chemisch proces en de boeken in rijkelijk versierd leer te steken, zodat zij uniform in een bibliotheek pasten. In de collectie bevinden zich ongeveer tweehonderd banden uit de eerder genoemde collectie Klautz. Oorspronkelijk behoorden deze boeken toe aan Robert van Bourbon-Orléans, hertog van Chartres, die tijdens zijn leven ruim 1500 Elzeviers moet hebben verzameld in zijn bibliotheek in Parijs. Al zijn banden werden vervaardigd door de beste boekbinders uit Engeland en Frankrijk. Vaak zijn ze rijkelijk versierd met ingelegd leer in verschillende kleuren. Door het chiffre van de hertog - een gestileerde RO of RR met goud gestempeld op de rug en platten van de band - zijn de boeken meteen herkenbaar.Ga naar eindnoot28 Ongeveer tien van de honderd STCN-unica in de collectie komen uit zijn bibliotheek. Het zijn veelal toneelstukjes, maar ook andere obscure Franstalige titels - vaak met de drukmarges intact. Door de verzamelstrategie van de firma Elsevier zijn al deze bijzondere exemplaren uit verschillende privécollecties in Amsterdam bij elkaar gebracht. De Elsevier Heritage Collection is daarom niet alleen een interessante plek voor het bestuderen van Elzeviers. Zij geeft ook een inkijkje in de bibliofiele verzamelcultuur van de negentiende eeuw. |
|