De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
De Geheimen van de Weesinrichting Neerbosch
| |
OnthullingenNeerbosch werd in 1863 opgericht door de protestant-christelijke evangelist Van 't Lindenhout, die zijn inspiratie ontleende aan de Réveilbeweging. Met giften van geloofsgenoten ving hij ouderloze kinderen op en probeerde hun een opleiding en een toekomst te geven. Aanvankelijk was de weesinrichting gevestigd in de benedenstad van Nijmegen, maar dat onderkomen was weldra te klein. Op een geschonken terrein in het nabijgelegen dorp Neerbosch bouwde Van 't Lindenhout een nieuw opvangtehuis, dat vanaf 1867 in rap tempo groeide. Rond 1890 verbleven er zo'n 1100 kinderen uit heel Nederland, zowel jongens als meisjes. De giften bleven binnenstromen en ook leden van het koninklijk huis lieten zich niet onbetuigd. ‘Neerbosch’ was een toonbeeld van charitatieve zorg in protestants-christelijk Nederland.Ga naar eindnoot3 In juni 1893 verscheen echter een pamflet van Amos Johannes van Houten, kortstondig onderwijzer in Neerbosch, en Gerrit van Deth, een zeekapitein wiens kinderen na het overlijden van hun moeder waren toevertrouwd aan de weesinrichting. De wijdlopige titel was De weesvader Van 't Lindenhout ontmaskerd, of onthullingen over de Weesinrichting te Neerbosch. Het was een litanie van klachten over zelfverrijking door de directeur, slechte hygiëne, belabberd onderwijs, fysieke mishandeling en seksueel misbruik. Aanvankelijk werd het pamflet kritisch besproken in de landelijke pers, maar al gauw kwam de Amsterdamse Ochtendbode met nieuwe beschuldigingen, die door De Telegraaf en het Algemeen Handelsblad werden overgenomen.Ga naar eindnoot4 Een jaar lang zorgde de zaak Neerbosch voor vette krantenkoppen, meer brochures, onthullingen, tegenverklaringen, onderzoeken en rechtszaken. Het lezerspubliek was hongerig naar smeuïge verhalen over sneue wezen en de kranten kwamen daar graag aan tegemoet. Zelfs het onderzoek van een commissie van prominente politici, geleerden en deskundigen kon de gemoederen niet tot bedaren brengen. Niet alleen de kranten merkten dat de affaire Neerbosch een lucratieve aangelegenheid was. Ook Gerrit van Deth, de belangrijkste aanklager, genoot van de aandacht en verdiende er geld aan. Als een ware kruisvaarder trok hij door het land om tientallen drukbezochte lezingen te houden. Op 23 januari 1894 waren bij zo'n gelegenheid meer dan tweeduizend toehoorders aanwezig, zodat de politie haar handen vol had aan het bewaren van de orde.Ga naar eindnoot5
Prent van Johan Braakensiek in de Amsterdammer van 26 november 1893. Van 't Lindenhout en zijn vrouw zijn op bezoek bij koningin-regentes Emma en de jonge prinses Wilhelmina. Zij laten echter na wat zij volgens Braakensiek hadden moeten doen: vragen om een onderzoek van overheidswege naar de toestand op Neerbosch. Bijzondere Collecties UvA.
De publieke belangstelling inspireerde de Nederlandsche Tooneelisten, het Amsterdamse gezelschap van Charles de la Mar, tot het toneelstuk De geheimen van de Weesinrichting Meerbosch, of de ontmaskerde Weesvader. Het paste in het geëngageerde repertoire dat het gezelschap sinds enige jaren opbouwde met stukken als Recht voor allen van de Duitse links-liberaal Richard Grelling en een bewerking van een roman van Emile Zola. Niet alleen de naam van het toneelstuk verwees naar Neerbosch, de personages met namen als Van 't Lindenhof en Van Dath lieten weinig twijfel bestaan over de plaats van handeling. De acteur Jan Jacobus Ketting schreef het scenario. De première op 19 december 1893 in het Amsterdamse theater Tivoli kreeg in de pers een lauwe ontvangst. Het was onkies, zo was de teneur, om onbewezen feiten als waarheden te presenteren. Opvoeringen in Haarlem, Rotterdam en Den Haag volgden, maar het echte succes brak pas aan toen de burgemeester van Utrecht het stuk verbood. Begin maart | |
[pagina 69]
| |
1894, twee weken nadat Stuffers met zijn Meerbosch op de markt kwam, werd het stuk voor de 81ste en laatste keer op de planken gebracht.Ga naar eindnoot6 | |
Bertus, de freule en Marietje
G. van Deth en A.J. van Houten, De weesvader van 't Lindenhout ontmaskerd of onthullingen over de Weesinrichting te Neerbosch, Amsterdam, z.n., 1893. Bijzondere Collecties UvA.
De roman heeft een gecompliceerde plot met verschillende verhaallijnen. Anders dan in het toneelstuk heet de weesvader hier Van Lindenhof, zonder 't, terwijl Van Dath een minder prominente rol speelt. Moord en doodslag worden in de loop van het verhaal steeds pregnanter. Hoofdpersoon Bertus Jansen is met zijn zusjes Stientje en Betje in de weesinrichting terechtgekomen, waar hij regelmatig in botsing komt met het personeel. De daaruit voortvloeiende mishandelingen worden in den brede beschreven eenzame opsluiting in de kelder en, na een mislukte ontsnappingspoging, een publieke geseling van veertig zweepslagen die werden toegediend door Van Lindenhof zelf. Stientje gaat dood door de slechte behandeling van onder meer de inrichtingsarts. Bertus komt vrij dankzij zeebonk Van Dath, de voogd van de ‘simpele’ Piet Lubbers die eveneens in Meerbosch verblijft. Nadat de vader van Piet in Amerika is overleden, krijgt Van Dath de zorg voor diens kapitaal en diens zoon.
W.J. Ruijter, Het donkere Neerbosch: toestanden en feiten in de weesinrichting von den heer Joh. van 't Lindenhout na de geruchtmakende onthullingen, Amsterdam, W.J. Ruijter, 1895. Bijzondere Collecties UvA.
Een tweede verhaallijn gaat over de alleenstaande freule Paalman, die valt voor de christelijke idealen en de charmes van Van Lindenhof. Zij geeft de weesvader veel geld, raakt zwanger en bevalt van een onecht kind. De baby wordt ontvoerd en ondergebracht in Meerbosch door Annette Dribbel, een vroegere minnares van Van Lindenhof. Zij doet tegen betaling meer klusjes voor hem, zoals het leveren van weesmeisjes aan bordelen en het wegwerken van dode kinderen. Dribbel wordt vermoord door Jan de Zwart, de grootste schurk in het verhaal, die met papieren die hij bij haar heeft gevonden Van Lindenhof wil chanteren. Per ongeluk raken deze stukken in handen van justitie, maar Van Lindenhof ontkomt aan vervolging omdat hij als een hoogstaand man wordt gezien. Een beschermeling van de freule is Marietje Broers, dochter van een weduwe die vroeger voor haar heeft gewerkt. De adellijke dame wil Marietje een betere verzorging geven en betaalt haar opname in Meerbosch. In de wezeninrichting wordt Marietje echter het slachtoffer van de lusten van boekhouder Bloemenstein, aanrander van menig weesmeisje. Ook Van Lindenhof bezondigt zich daar regelmatig aan, tot woede van zijn vrouw die op haar beurt de meisjes mishandelt. Vijf jaar later is Bertus Jansen voorzitter van de Sociaal-democratische Jongelingsvereniging ‘Ons Recht’. Hij wil Marietje uit Meerbosch halen en de wantoestanden publiek maken. Hij weet Van Dath en de vroegere onderwijzer Schouten te bewegen een brochure te schrijven. Samen met de moeder van Marietje en drie medebestuurders van de jongelingsvereniging weet hij haar te bevrijden. Het lukt echter niet om Van Lindenhof aan te pakken - hij wordt beschermd door machtige vrienden, de rechter verdonkeremaant bewijsstukken, de onderzoekscommissie is partijdig en ook de pers keert zich uiteindelijk tegen Van Dath en durft Van Lindenhof niet meer aan te vallen. Alles belandt in de doofpot. De roman heeft overeenkomsten met het toneelstuk - de vrijage van Van 't Lindenhof met een freule, Marietje Broers die na vijf jaar uit Meerbosch wordt gehaald, knecht Meelman die een positieve rol speelt -, maar anders dan het toneelstuk heeft de roman een socialistische inslag. Vermoedelijk was niet scenarioschrijver Ketting de auteur, maar uitgever Wijnandus Petrus Stuffers (1867-1942), zoon van een Delftse timmerman en in 1894 een ondernemende jongeman van 26 jaar. Als getuige bij het huwelijk van zijn broer, twee jaar eerder, noemde hij zich schrijver en een paar weken later, bij zijn eigen huwelijk, omschreef hij zichzelf als redacteur. Bij de geboorte van zijn kinderen presenteerde hij zich als handelsreiziger. Voor zover bekend is De geheimen van de weesinrichting Meerbosch de enige uitgave van de firma W.P. Stuffers. De maatschappelijk bewogen Stuffers was lid van de sdap, manifesteerde zich in 1903 als secretaris van de afdeling Den Haag I en werd aangesteld als administrateur van het Haagse partijblad Vooruit. In datzelfde jaar hervatte hij zijn uitgeverij onder de naam ‘Gebroeders Stuffers’. Naast De grote spoorwegstaking van Henriëtte Roland Holst publiceerde hij werk van Jan Schaper, een van de sdap-apostelen. Naast Meerbosch schreef Stuffers twee socialistische toneelstukken: Jute, een dramatische schets uit de textielindustrie en Strijd, een dramatische schets uk het volk. De opvoering van deze stukken in 1907 was geen succes. Korte tijd later ging zijn papierzaak failliet en emigreerde Stuffers naar Amerika, waar hij in 1942 in Chicago overleed.Ga naar eindnoot7
Zowel het toneelstuk als de roman getuigen van maatschappelijk engagement. Ze passen in de strijd die rond 1890 gevoerd werd voor betere levensomstandigheden en kinderrechten. De sociaaldemocraten volgden destijds nog de radicale koers van Domela Nieuwenhuis in hun politieke strijd. De romanschrijver was ervan overtuigd dat de gerechtigheid zou zegevieren, ondanks dat ‘onze egoistische eeuw heeft vergeten dat de menschheid er is om de menschheid te beschermen en de rechten van de menschheid te verdedigen’.Ga naar eindnoot8 |
|