De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
[pagina 65]
| |
In de laatste dagen van 1901 keek Johannes van 't Lindenhout (1836-1918), stichter van de befaamde Weesinrichting in Neerbosch, terug op de voorbije tijd. Dat deed hij in een bijdrage aan de Weezen Almanak voor het jaar 1902. Die almanak was intussen toe aan zijn 31ste jaargang en de uitgave ervan geschiedde ‘ten voordeele der Weesinrichting’. In de talrijke stukken die Van 't Lindenhout over ‘zijn’ weeshuis schreef - behalve in de almanakken ook in weekbladen voor het gezin, voor de jeugd, voor de christelijke filantropie -, riep hij herhaaldelijk de beginjaren in herinnering. Geïnspireerd door de idealen van het Réveil en gehard door zware jaren als colporteur van protestants-christelijke lectuur was hij naar eigen zeggen vrijwel zonder geld gestart met de opvang van weeskinderen - eerst in 1863, ‘te Nijmegen in de Brouwerstraat en sedert 1866 in de nieuw gebouwde weeshuizen te Neerbosch’. Hij was daarbij steeds afhankelijk van de gulle gaven van sympathisanten, lezers van de almanak bijvoorbeeld. | |
MosterdzaadjeOok in 1901, in de almanak voor het volgende jaar, blikte hij terug; ‘Hoe klein was het begin, toen in 1863 het werk onder de leiding Gods werd aangevangen. Wie had durven voorspellen dat uit dit kleine mosterdzaad een boom zou groeien, waarvan de takken en takjes zich tot in het Westen van Amerika, Zuid-Afrika en zelfs tot in China zouden uitbreiden.’Ga naar eindnoot1 Hij vergeleek het verleden met het heden en ontleende daaraan hoop voor de toekomst. Het ideaal van de opvang van wezen was ook buiten Europa aangeslagen en Van 't Lindenhout zag een verband tussen zijn initiatief in 1863 en de overzeese filantropie. Een van de belangrijkste steunpilaren van de weesinrichting Neerbosch was de drukkerij, die in 1901 een batig saldo kende van ruim f 13.000. De uitgave van almanakken, weekbladen, zangbundels, boeken was uiterst profijtelijk en met de aanzienlijke winsten uit de verkoop werd het goede werk gesteund. Van 't Lindenhout zag de drukkerij niet alleen als een inkomstenbron, maar ook als een leerschool voor weesjongens en als een belangrijk hulpmiddel bij kerstening en het opwekken van liefdadigheid. In de almanakken werd jaarlijks opgave gedaan van de winsten die door de drukkerij behaald werden, maar ook waren er ieder jaar naamlijsten van jongens die werkzaam waren in de drukkerij als letterzetter, drukker en boekbinder. De weesinrichting leidde jongens en meisjes op voor de maatschappij, door leerjaren ‘onder leiding’ in de verzorging, de bakkerij, de smederij en de drukkerij. Wie zijn leertijd voltooid had, mocht afzwaaien en kreeg een volle gereedschapskist mee voor de uitoefening van het geleerde ambacht.
Johannes van 't Lindenhout rond 1900.
Van 't Lindenhout, die Amerika bezocht had en daar onder de invloed van het moderne leven geraakt was, stemde niet in met de anti-revolutionaire christelijke kritiek op de pers, zoals die in de dagen van Isaäc da Costa geformuleerd was. Hij zag juist geweldige mogelijkheden.Ga naar eindnoot2 In 1894 zong hij de lof van de pers en gebruikte daarvoor zijn geliefde stijlmiddel, de retorische vraag: ‘Wie zal den machtigen invloed ontkennen, welke de drukpers reeds dadelijk na de uitvinding in hare eerste | |
[pagina 66]
| |
primitieve toepassing, in de dagen der Hervorming, maar vooral ook in onze eeuw, op ons volksleven, ja op het bestaan en de ontwikkeling aller beschaafde volkeren, heeft uitgeoefend?’Ga naar eindnoot3 In zijn ogen liep er een rechte lijn van de Reformatie naar de protestantse beschaving van zijn eigen tijd. Dankzij de verspreiding van Gods woord in almanakken, zangbundels en tijdschriften konden tot voor kort onbereikbare lezers zich christelijk beschaven. De drukkerij van de weesinrichting verspreidde ‘goede en goedkoope lectuur onder ons volk’ en tegelijk werd in de veelal door Van 't Lindenhout geschreven stukken bekendheid gegeven ‘aan den arbeid onder de weezen’. Ontroerende verhalen over weeskinderen die in Neerbosch van de verdoemenis gered werden, openden de beurzen en zorgden voor reusachtige giften, die uiteindelijk ten goede kwamen aan de weeskinderen. Die giften werden in de almanak en in Het Oosten. Weekblad gewijd aan de Christelijke Philanthropie gememoreerd, om de gulle gevers te danken en anderen aan te sporen tot navolging. De almanak vermeldde bijvoorbeeld de 122 metworsten die in 1874 vanuit Varsseveld naar Neerbosch kwamen en die vele jaren bleven komen, ook vanuit Dinxperlo. In 1901 heette het in verheven bewoordingen: ‘De pers is het middel bij uitnemendheid om tot velen te spreken en de nooden en behoeften van de hulpbehoevenden bekend te maken.’Ga naar eindnoot4 | |
StormschadeMet zijn terugblik op 1863 probeerde Van 't Lindenhout de lezers aan te steken met zijn pioniersgeest. Het liefst zag de oude directeur zichzelf nog steeds als de ziekelijke bijbelcolporteur uit Beuningen, die vele jaren geleden onder onmogelijke omstandigheden een weeshuis was begonnen. Met de verwijzing naar 1863, in zijn geschriften een mantra, hoopte hij lezers ervan te overtuigen dat ieder mens het verschil kon maken. In het steeds maar weer ter sprake brengen van het moeizame begin schuilt ongetwijfeld een element van zelfgenoegzaamheid: Van 't Lindenhout was klein begonnen, ‘met Gods hulp’ haastte hij zich te zeggen, en bijna veertig jaar later was er iets groots tot stand gekomen. Zijn bescheidenheid vertoont af en toe kenmerken van zelfvernedering en ootmoed, die de verdenking van onbescheidenheid wekken. Sinds een aantal jaren zat er echter een kink in de kabel. In 1901 schrijft Van 't Lindenhout over ‘moeielijke dagen’ die ‘over ons heengegaan’ zijn: ‘Sedert 8 jaren is de eene storm na den anderen opgestoken, en ware het niet dat de Heer zelf dezen boom geplant had, reeds lang zou zijn plaats niet meer zijn gevonden’. In 1894, in de almanak voor het jaar 1895, is voor het eerst sprake van een ‘storm over Neerbosch’. Die storm, in de almanak betiteld als aanval en laster, was het gevolg van beschuldigingen van kindermishandeling en verwaarlozing door ‘weesvader’ Van 't Lindenhout. Het onderzoek naar die beschuldigingen zou een jaar duren en hoewel het eindrapport hem op belangrijke punten vrijpleitte, bleef er gedurende het onderzoek en ook nadien een kwalijke geur hangen rond de weesinrichting en haar directeur.
Drukkerij en letterij in de jaren negentig van de negentiende eeuw. Van 't Lindenhout, vaag zichtbaar, staat rechts van het midden.
De drukkerij van Neerbosch aan het einde van de negentiende eeuw
Ed. Gerdes, Reislectuur. Een oudere uitgave van Neerbosch uit 1870.
Neerbosch drukte ook een jaarlijkse kalender, zoals dit fraaie exemplaar voor 1907. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Op Neerbosch werden ook jeugdboeken gedrukt als Mina's Lieveling (1882) van Eduard Gerdes. In de Weezen Almanak voor 1895 wordt de ‘stormschade’ voor de weeskinderen, de weesinrichting en de | |
[pagina 67]
| |
almanak soms suggestief, dan weer nauwkeurig in beeld gebracht. Over de terugloop aan giften, in geld en natura, zwijgt het jaaroverzicht. Veel preciezer is het aantal van ‘32 kinderen’ die door familieleden ‘ter oorzake van de laster’ teruggehaald zijn. Over die kinderen wordt opgemerkt: ‘Onder dezen zijn er, die nu bedelende langs de straten loopen en, indien ze op Neerbosch waren gebleven, zeker tot nuttige leden der maatschappij waren gevormd geworden.’Ga naar eindnoot5 Voor Van 't Lindenhout had de tegenstelling tussen goed en kwaad weinig aan duidelijkheid verloren: wie hem belasterde, belasterde Neerbosch en dat ging dan weer ten koste van weerloze en kansarme kinderen. De door de drukkerij van de weesinrichting uitgegeven weekbladen ervoeren de gevolgen van de negatieve publiciteit. Het regende opzeggingen en heel wat exemplaren van de Weezen Almanak bleven onverkocht. De kroniekschrijver noteert dat die exemplaren gratis werden uitgedeeld op zondagscholen. Ongetwijfeld zal het batig saldo van de drukkerij in dat en volgende jaren geringer zijn geweest. | |
WezenwerkDe terugval in de verkoop na de beschuldigingen in 1893 is als het ware een inversie van het succesverhaal dat de Weezen Almanak gedurende de eerste twintig jaar van zijn bestaan had gekend. Het vertrouwen en het geloof in de voortreffelijkheid van Neerbosch zorgden er aanvankelijk voor dat de oplagen explosief toenamen. De almanakken waren niet aan te slepen, maar met het wegvallen van dat vertrouwen en dat geloof viel de bodem onder het succes vandaan. In 1871 was de eerste almanak, de Weezen Almanak voor het jaar 1872, uitgebracht door de drukkerij. De oplage was 5100 exemplaren. Drie jaar later, in 1874, kon de drukkerij beschikken over een snelpers en de oplage voor de almanak voor 1875 bedroeg 17.000. Van 't Lindenhout liet weten dat het ‘jaarboekje ... door de weezen die het letterzetten, drukken en binden leeren, zelf is bewerkt’.Ga naar eindnoot6 Hij zei er niet bij dat hijzelf verantwoordelijk was voor de inhoud, maar de almanak ademde alom de geest van de weesvader en op tal van plaatsen viel zijn naam. Ten overvloede berichtte Van 't Lindenhout dat de baten van de uitgave goed werden besteed, dit jaar aan ‘het meublement en de verdere benoodigdheden van de nieuwe woning, waar zieke en zwakke weezen worden verzorgd’. Door zo open te zijn over de bestemming van de opbrengsten maakte hij voor kopers van de almanak en andere begunstigers de nood van Neerbosch tastbaar. De Weezen Almanak was een succes omdat het werk van wezen was en omdat het voor lezers duidelijk was waaraan de zo opgebrachte gelden werden besteed. Een derde succesfactor was het succes zelf: van jaar tot jaar groeide de oplage van de almanak en vol trots zong Van 't Lindenhout het hallelujah van zijn reusachtige verkoopcijfers. Er was nog een vierde succesfactor en dat was de formule van ‘collectieve colportage’. Van 't Lindenhout maakte er geen geheim van dat hij voor de verspreiding van zijn almanakken afhankelijk was van vrijwilligers: ‘Wie wil ons hier een handje helpen?’Ga naar eindnoot7 De groeiende oplage van de almanak was daarmee ook de verdienste van lezers die hielpen bij de verspreiding en anderen tot aankoop verleidden. De drukkerij verspreidde later bestelformulieren die door aantrekkelijke kortingen aanmoedigden om de almanak in grote aantallen aan te schaffen. De Weezen Almanak bereikte in 1878 een oplage van 45.000. Dat aantal werd daarna niet meer gehaald, maar wel benaderd: in 1886 kende de almanak nog altijd een oplage van 40.000. Daarna werd het wel minder, maar in 1891 bedroeg de oplage nog altijd 23.000. Na het schandaal zou deze dramatisch kelderen en was het niet langer opportuun om in de almanak te schermen met aantallen. In 1901 was het oplagecijfer dermate geslonken dat het tijd was voor een tussenbalans: ‘De tijd is voor de almanakken niet gunstiger geworden. Scheurkalenders, wandkalenders en allerlei zak- en jaarboekjes hebben de almanakken verdrongen.’Ga naar eindnoot8 Dat was een troostrijke gedachte, het wanfortuin lag dus niet alleen aan de ‘storm over Neerbosch’. Na 1894 deed Van 't Lindenhout onophoudelijk pogingen om het vertrouwen terug te winnen, terug grijpend op de middelen die hem vroeger succes hadden gebracht. Getuige de lijsten van giften en de saldi van de drukkerij slaagde hij daar goed in. De drukkerij kreeg naast de almanak nieuwe blikvangers, zoals de door C.S. Adama van Scheltema uitgebrachte liedbundels en de kinderboeken van Eduard Gerdes. De storm over Neerbosch had de oplage van de almanak tot bescheidener proporties teruggebracht, maar volgens Van 't Lindenhout stond God aan het roer van ‘ons scheepje’ met arme weeskinderen en bewaarde Hij ‘ons voor schipbreuk’. In zijn almanakken keek Van 't Lindenhout terug op de afgelegde weg en hij zag dat het uiteindelijk goed kwam. Na zijn overlijden in 1918 werd de fakkel overgenomen, de leiding van Neerbosch kwam in handen van dominees. De almanak hield repertoire tot 1943, de vormgeving paste zich voorzichtig aan en het waren de weeskinderen zelf die in de almanak een stem kregen. In 1934 toont de folder voor de almanak een paar stoere jongens, aan wie het volgende in de mond gelegd wordt: ‘Wij, weesjongens van Neerbosch, hebben ons best gedaan de Weezenalmanak zoo mooi mogelijk te drukken.Ga naar eindnoot9
In het Van 't Lindenhoutmuseum, Scherpenkampweg 58 in Nijmegen is de komende maanden een tentoonstelling te zien onder de titel: Druk geweest in Neerbosch. Een eeuw drukken en uitgeven in de weesinrichting (1870-1965). Die tentoonstelling wordt begeleid door een gelijknamig, rijk geïllustreerd boekje, geschreven door Marga Altena, Peter Altena en Henk Rullmann. Het Van 't Lindenhoutmuseum is iedere woensdag geopend en de eerste zondag van de maand. Een eerste indruk biedt de website www.vantlindenhoutmuseum.nl. |
|