De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
[pagina 57]
| |
De bescherming die pseudonimiteit, anonimiteit of andere vormen van verschuiling bieden is relatief. Afgaande op bibliografische data lijken vooral schrijvers van het tweede garnituur erin te slagen zichzelf geheel af te schermen en ongeïdentificeerd voort te leven in hun vaak niet al te pretentieuze geschriften. Zo'n sluimerend bibliografisch bestaan leidt de naamloze schrijver die in 1866 debuteerde met Leer de dieren kennen en zijn oeuvre uitbouwde met Kinderkost. Leesboekje voor jonge kinderen en De jaargetijden. Leesboek voor de middelste klasse eener lagere school.Ga naar eindnoot1 Zijn identiteit ontleent hij uitsluitend aan zijn geschriften. Dat lot deelt hij met vele anderen, zoals Irene, Cora C.G. en met lettercombinaties (initialen) aangeduide auteurs als VEKA. Samen met andere vermomde en min of meer identificeerbare schrijvers als Adelpha, Betsy, Geertruida en Johanna waren zij verantwoordelijk voor de vloed aan stichtelijke boekjes, die rond 1900 op de markt werd gebracht door uitgeverijen als J.M. Bredée te Rotterdam en G.C. Callenbach te Nijkerk.Ga naar eindnoot2
Johannes [J.H. Landwehr], Roelf Dirksz. Een verhaal uit den tijd van Leiden's beleg en ontzet in 1574, Kampen, J.H. Kok, 1923.
| |
Hippokreen-ontzwaveling‘Wie schrijft, die blijft’, of rekt althans zijn leven in bibliothecaire catalogi. Dat voortbestaan in vermomming of anonimiteit kan vroeger of later een onderzoeker prikkelen tot een ‘antecedentenonderzoek’, met name wanneer het gaat om de schepper van opzienbarende publicaties. De zucht om schrijvers te ontmaskeren heeft zich evenwel niet beperkt tot de groten uit de letterkunde. Het overkwam praktisch alle vermomden en anonymi.Ga naar eindnoot3 Dat daarbij fouten gemaakt zijn spreekt vanzelf. Door zich schuil te houden lopen auteurs het gevaar aangezien te worden voor een ander. Onjuiste ontmaskering kan tot gevolg hebben dat een auteur de hem toekomende eer niet ontvangt, maar kan ook leiden tot onterechte blamage. Dat laatste overkwam de Groningse letterkundige J.J.A. Goeverneur (1809-1889). Publiekelijk keerde hij zich tegen de aantasting van zijn goede naam als vermeende auteur van de Hippokreen-ontzwaveling, een in 1838 anoniem gepubliceerd satirisch geschrift waarin genadeloos werd afgerekend met vrijwel alle Nederlandse dichters van die tijd. Uiteindelijk kwam aan het licht dat een andere Groninger, de eenentwintigjarige dichter en latere hoogleraar Willem Augustus Hecker (1817-1909), de kwade genius achter het schotschrift was.Ga naar eindnoot4 Het voorbeeld illustreert dat het risico van persoonsverwisseling zich vooral voordoet onder de ‘kleine’ literatoren, onbekenden in de geschiedenis van de Nederlandse letterkunde. Over hen handelt de casus waaraan dit artikel gewijd is. Meer dan ‘grote’ letterkundigen lopen zij gevaar voorwerp van onjuiste identificatie te zijn én te blijven. | |
Johannes in duplo?In de jaren twintig en dertig van de vorige eeuw verscheen bij uitgever J.H. Kok te Kampen onder het pseudoniem ‘Johannes’ een elftal romans: (1) De schipbreukeling. Een verhaal uit den tijd der Fransche overheersing [127 p.]; (2) Heinrich von Bernstein. Een verhaal uit den tijd van Luther [166 p.]; (3) Strijd en kroon. Een verhaal uit den tijd der Hervorming [136 p.]; (4) Henri Laroche. Een verhaal uit den tijd der vervolging van de Hugenooten in Frankrijk [174 p.]; (5) Roelf Dirksz. Een verhaal van Leiden's beleg in 1574 [142 p.]; (6) Trouw in den strijd. Een verhaal uit den tijd der Fransche omwenteling [142 p.]; (7) De dochter van den Alpengids [144 p.]; (8) Rust gevonden [143 p.]; (9) Overwonnen. Een verhaal uit de dagen van Calvijn [114 p.]; (10) De herbergier van Leidschendam. Een verhaal uit het jaar 1672 [134 p.]; (11) De reddende hand [142 p.]. Alle elf titels hebben hetzelfde formaat (20 cm hoog) en overwegend dezelfde uitvoering (ingenaaid).Ga naar eindnoot5 Een omslagillustratie in kleur siert gewoonlijk de voorzijde.Ga naar eindnoot6 Twee (5 en 9) bevatten op de titelpagina een aanduiding van het jaar van uitgave, respectievelijk 1923 en 1929. In negen van de boeken wordt een episode uit de vaderlandse of Europese (kerk)geschiedenis belicht vanuit christelijk-protestants perspectief.Ga naar eindnoot7 De christelijke godsdienst in haar protestantse verschijningsvorm heeft ook in de andere boeken (7 en 8) een centrale plaats. Ondanks formele overeenkomsten en inhoudelijke affiniteit is het elftal in de Nederlandse Centrale Catalogus (NCC) toegeschreven aan twee auteurs met het pseudoniem Johannes. Achter acht titels zou Johannes Nicolaas | |
[pagina 58]
| |
Voorhoeve schuilgaan, achter de resterende drie (7,9 en 11) Johan Herman Landwehr. Geboorte- en sterfjaar ontbreken in de NCC bij beiden. | |
Eén JohannesOpzet, inhoud en verhaaltrant verraden dezelfde hand en doen ernstige twijfel rijzen aan de toeschrijving aan twee schrijvers. In negen van de elf boeken presenteert de auteur fictie binnen het raam van bekende historische gebeurtenissen. Twee (7 en 8) zijn geheel fictief en hebben ‘eigentijdse’ problemen als thema. Ik geef van drie boeken (2, 5 en 6) een korte samenvatting. In Heinrich von Bernstein verplaatst de auteur zijn lezers naar het Duitse Rijk van de vroege jaren twintig van de zestiende eeuw, dat in rep en roer is vanwege het optreden van Martin Luther. Heinrich von Bernstein, een overtuigd lutheraan, behoort tot de edelen die de bedreigde reformator in mei 1521 voor zijn bestwil ‘ontvoeren’ naar de Wartburg nabij Eisenach. Binnen de ‘grote’ geschiedenis van de Reformatie voltrekt zich de ‘kleine’ liefdesgeschiedenis van jonker Heinrich en een jonkvrouw. Het verschil in geloofsovertuiging belet hen te trouwen; zij kan ‘de nieuwe leer’ niet aanvaarden en treedt in het klooster. Uiteindelijk gaan haar ogen open dankzij ontmoetingen met aanhangers van ‘het nieuwe geloof’. Het huwelijk komt alsnog tot stand. De scheidslijn tussen ‘oud’ en ‘nieuw geloof’ ligt ook ten grondslag aan Roelf Dirksz, dat zich afspeelt tijdens het beleg van Leiden in 1574. Roelf is de zoon van een lakenkoopman uit Voorschoten. Gaandeweg raakt de jongeman door allerlei wederwaardigheden bekend met het dramatische verleden van zijn ouders. Zijn moeder is afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden en heeft zich als jonge vrouw bekeerd tot het protestantisme. Zij heeft een lichtzinnige katholieke minnaar afgewezen en uit haar huwelijk met de protestantse Dirk is Roelf geboren. De afgewezen minnaar neemt wraak, hij kidnapt het kind en laat het rooms-katholiek opvoeden. Dat is hem nog niet genoeg, hij is ook van plan de naar de Noordelijke Nederlanden uitgeweken vrouw te vermoorden. Op een dag dringt hij haar woning binnen en staat op het punt haar om te brengen. Op het kritieke moment intervenieert haar verloren gewaande zoon, die de moord verijdelt en de belager herkent als zijn ‘oom’. In Trouw in den strijd is de ‘kleine’ geschiedenis gesitueerd in Frankrijk ten tijde van de revolutie van 1789. De plaats van handeling is aanvankelijk een kasteel, bewoond door een telg uit een Hugenotengeslacht met zijn gezin. Het leven van de baron, een overtuigd christen, wordt gekenmerkt door consequente trouw aan het devies ‘noblesse oblige’. Zijn studerende zoon is in Parijs aangestoken door vrijdenkerij en de geest van de revolutie, maar raakt ontnuchterd door de realiteit van de omwenteling: de revolutionairen blijken gedreven te worden door lage instincten als hebzucht en moordlust. Ook het kasteel van zijn ouders wordt leeggeroofd en de familie op de vlucht gejaagd.
In elk van de boeken wordt een specifiek thema aangeroerd. In Heinrich von Bernstein valt het volle licht op Luthers ontdekking van de Bijbel als het enige fundament van het christelijke geloof en in samenhang daarmee op de overtuiging dat Gods woord in de handen van alle gelovigen gelegd moet worden. Het protestantisme wordt beschreven als de beweging die de Bijbel ‘opent’ en de gelovigen confronteert met God zoals hij werkelijk is in zijn verhouding tot de mens. Protestanten worden ten tonele gevoerd als christenen met een hoge moraal. Voor zover er goede katholieken figureren in Heinrich von Bernstein, zijn het crypto-protestanten: eigenlijk hebben zij ‘de nieuwe leer’ al omhelsd, maar daaraan nog niet de juiste consequentie - de breuk met het katholicisme - verbonden. In alle boeken is het vertrouwen op God als de bestierder van het mensenleven een weerkerend motief. In Roelf Dirksz heeft het een zeer dominante plaats. God wordt getekend als de Heer van leven en dood die vol bekommernis is om wie op hem vertrouwen, hen bijstaat en redt uit de nood. Roelf Dirksz leert de lezer ware, vrome protestanten kennen. Trouw in den strijd is een beoordeling van de Franse revolutie. Het behandelt de vraag of het christendom geen beter antwoord geeft op de ‘sociale kwestie’ dan de achter de Franse revolutie schuilgaande levens- en wereldbeschouwing. Met die vraag worstelt de jonge edelman. Hij stelt vast dat eeuwenlange evangelieprediking niet geresulteerd heeft in een rechtvaardiger wereld. Uiteindelijk kiest hij toch voor het christendom, omdat hij diep onder de indruk is van het optreden van een oude huisknecht van zijn ouders. Deze gelovige dienaar figureert als model-werknemer naast de baron, het prototype van de voorbeeldige werkgever. | |
De ene en de andere Johannes
Johannes [J.H. Landwehr], Trouw In den strijd. Een verhaal uit den tijd der Fransche omwenteling. De eerste druk verscheen ca. 1920 bij J.H. Kok in Kampen, maar het getoonde omslag is van de titeluitgave door J.N. Voorhoeve in Den Haag, 1977. De naam van de oorspronkelijke uitgever is op de omslagillustratie verwijderd.
Al de verhalen zijn met vaart geschreven, maar zonder veel literaire pretentie. Opmerkelijk is de voorkeur van de auteur voor verrassende (en ongeloofwaardige) wen- | |
[pagina 59]
| |
dingen. Dat Heinrich von Bernstein en zijn geliefde elkaar tot slot ‘vinden’ kan er als happy end op door, maar dat Roelfs moeder op het cruciale moment wordt gered door haar verloren gewaande zoon vergt wel heel veel goedgelovigheid van de lezer, In zijn verlangen God af te schilderen als de regisseur van de gebeurtenissen maakt de auteur hem tot de schepper van mirakels. In die rol van deus ex machina manoeuvreert hij God eveneens in andere boeken, bijvoorbeeld in Trouw in den strijd. Wanneer de zoon van de baron in een herberg wordt gemolesteerd door een revolutionair, verschijnt vanuit het niets de oude huisknecht ten tonele om hem te ontzetten, Het kost de man zijn leven. Getrouw is hij, tot in den dood. Het proza van Johannes behoort tot de ‘tendensliteratuur’: zijn bedoeling is om portretten te schilderen van vrome protestanten. In de ‘eigentijdse’ verhalen (7 en 8) geeft hij blijk van zijn zorgen om de instandhouding van wat hij ziet als het ware protestantisme en thematiseert hij de gevaren waaraan het is blootgesteld. De dreiging komt van ‘de wereld’, van het ongeloof in de gestalten van onder meer het vrije denken en het socialisme, en van de aantasting van de goddelijke geboden door bijvoorbeeld de ontheiliging van de zondag. De verhalen worden ‘gedragen’ door de moraal dat wie God verlaat, smart op smart heeft te vrezen.
De inhoudelijke affiniteit tussen de elf boeken en hun publicatie binnen zo'n vijftien jaar bij dezelfde uitgever rechtvaardigen de veronderstelling dat zij alle door dezelfde Johannes zijn geschreven. Door de keuze van een bepaald niet unieke vermomming heeft hij zich diep ‘ingegraven’.Ga naar eindnoot8 De bestaande hulpmiddelen bieden geen uitkomst bij de ontmaskering. In zijn boek over ‘vermomde schrijvers’ voert De Kempenaer - zonder hen te identificeren en voorzien van vraagtekens twee auteurs met de naam Johannes op.Ga naar eindnoot9 Tot de vijf titels die hij rubriceert onder Johannes (1) behoort Roel Dirksz. Voor zover de andere vier door hem genoemde boeken zijn te traceren, zijn ze onmiskenbaar van een andere Johannes.Ga naar eindnoot10 Hazeu noemt onder ‘Johannes’ twee auteurs, de reeds genoemde Landwehr en Voorhoeve.Ga naar eindnoot11 Daarmee zijn wij weer op het punt waar wij al waren. Hun herhaalde vermelding is aanleiding om te onderzoeken of hun biografie aanknopingspunten biedt om de ‘ware’ Johannes te bepalen. Ik betrek daarbij ook de relevante bibliografische informatie uit Brinkman's catalogus. Zowel Landwehr als Voorhoeve figureren in de geschiedenis van het Nederlandse protestantisme. Johan Herman Landwehr (1864-1930) was predikant in de Gereformeerde Kerken in Nederland, de stroming die haar ontstaan te danken had aan Abraham Kuyper (1837-1920) en in 2004 is opgegaan in de Protestantse Kerk in Nederland. Binnen zijn kerkgenootschap nam Landwehr, die van 1892 tot 1925 als dominee werkzaam was in Rotterdam, een vooraanstaande plaats in als bestuurder én als publicist. Het onderwijs genoot zijn bijzondere interesse en de kerkgeschiedenis was zijn favoriete voorwerp van studie. Johan Herman Landwehr was de grootvader van de onlangs overleden antiquaar en boekhistoricus John Landwehr (1924-2015).Ga naar eindnoot12 De schrijver en uitgever Johannes Nicolaas Voorhoeve (1873-1948) was een zeer prominent vertegenwoordiger van de Nederlandse ‘Vergadering van Gelovigen’. Deze geloofsgemeenschap ontstond in het midden van de negentiende eeuw onder invloed van de Engelse opwekkingsprediker J.N. Darby (1800-1882) en kende in alle opzichten aan de Bijbel het hoogste gezag toe.Ga naar eindnoot13 Landwehr en Voorhoeve waren beiden exponenten van het orthodoxe protestantisme. Ze hadden een vergelijkbare visie op de Bijbel en de kerkgeschiedenis. Vanuit dat oogpunt past het pseudoniem Johannes elk van beiden. Niettemin bestaan er plausibele argumenten om een van hen als de Johannes van de Kok-uitgaven te identificeren. | |
De ene Johannes ontmaskerdVoorhoeve dreef te Den Haag de uitgeverij J.N. Voorhoeve, de voortzetting van de in 1858 door zijn vader Hermanus Cornelis (1837-1901) opgerichte firma.Ga naar eindnoot14 Omdat hij voor de publicatie van zijn geschriften beschikte over een eigen ‘huis’, is het onwaarschijnlijk dat hij ze onderbracht in het fonds van de gereformeerde Kamper uitgever J.H. Kok, zeker gezien de toenmalige verzuiling binnen het Nederlandse protestantisme. In elk geval zes van de Johannes-titels van Kok (1, 3, 4, 5, 6 en 10) zijn herdrukken in sobere uitvoering van boeken die in het laatste decennium van de negentiende eeuw werden uitgebracht door de Leidse uitgever Donner. Zij behoorden tot een cluster van acht onder de naam Johannes verschenen gelijksoortige uitgaven.Ga naar eindnoot15 Naast de door Kok herdrukte titels publiceerde Donner ook andere boeken van Johannes: In bange dagen. Een verhaal uit den tijd van den Fransch-Duitschen oorlog in 1870 en Mathilde. Eene bladzijde uit de geschiedenis der geloofsvervolging.Ga naar eindnoot16 Ook deze twee titels worden in de NCC aan Voorhoeve toegeschreven. Ten onrechte: diens medewerking aan het fonds van Donner is om dezelfde redenen onwaarschijnlijk als aan dat van Kok. | |
[pagina 60]
| |
Ook andere argumenten pleiten tegen het auteurschap van Voorhoeve. De eerste Donner-uitgave onder het pseudoniem Johannes verscheen in 1891 en de andere volgden spoedig. Zou Voorhoeve de auteur zijn, dan moet hij vanaf zijn achttiende jaar vrijwel jaarlijks een manuscript hebben ingeleverd over historische onderwerpen die blijkens zijn biografie niet binnen zijn directe interessesfeer vielen. Daarbij komt nog dat de ‘eigentijdse’ romans, die handelen over de bedreiging van ‘de wereld’ voor het christelijk geloof (7 en 8), gekenmerkt worden door de moraal en de levensbeschouwing van het behoudende doorsnee-protestantisme. Zinspelingen op de ‘Vergadering van Gelovigen’ ontbreken. Al met al is er geen aanwijzing voor enigerlei relatie tussen Voorhoeve enerzijds en Donner en Kok anderzijds. Voor een band tussen Landwehr en de genoemde uitgevers daarentegen kunnen deugdelijke argumenten aangevoerd worden. Landwehr is geboren te Leiden. De gezaghebbende en tot de zogenaamde Afgescheidenen behorende predikant J.H. Donner (1824-1903), de vader van de jong gestorven uitgever Dirk Donner (1858-1894), was daar zijn geestelijke leidsman.Ga naar eindnoot17 Verscheidene onder eigen naam uitgebrachte publicaties van Landwehr zijn bij Donner verschenen. In latere tijd was Kok Landwehrs vaste uitgever. Bovendien staat vast dat de geschiedenis zijn bijzondere interesse genoot. Een en ander maakt Johan Herman Landwehr de beste kandidaat voor het auteurschap van de Donner- en Kok-uitgaven. Klaarblijkelijk bestaat het elftal onder de naam Johannes bij Kok verschenen boeken uit zes heruitgaven van eerder bij Donner verschenen titels en vijf niet eerder gepubliceerde romans (2, 7, 8, 9 en 11).Ga naar eindnoot18 De reddende hond (11) verscheen postuum.Ga naar eindnoot19 Met zijn keuze voor het pseudoniem Johannes bleef Landwehr dichtbij huis. Zijn vader heette Johannes Hermannus en had dezelfde namen in verkorte vorm aan hem toebedacht. Ook affiniteit met de bijbelse Johannes kan tot de keuze geïnspireerd hebben.Ga naar eindnoot20 | |
De andere JohannesDe ontmaskering van Landwehr als auteur van de Donneren Kok-uitgaven betekent de ‘onttroning’ van Voorhoeve, wiens omvangrijke oeuvre overigens weinig te lijden heeft van deze aderlating. Aannemelijk is dat hij in dezelfde tijd als Landwehr gebruik maakte van het pseudoniem Johannes. In 1895 verscheen bij H.C. Voorhoeve Jzn. in Den Haag De lotgevallen van drie jonge mannen. Vrij bewerkt naar een Amerikaansch verhaal door Johannes.Ga naar eindnoot21 Het werd opnieuw uitgebracht in 1910, nu met als uitgever J.N. Voorhoeve en met een enigszins gewijzigde titel: Drie jonge mannen. Vrij bewerkt naar Three People van Ponsy door Johannes.Ga naar eindnoot22 Vrijwel zeker gaat het om Johannes Voorhoeve, zoon van de uitgever van de eerste druk en zelf uitgever van de tweede. Drie jonge mannen is een boek met weinig literaire pretenties, dat qua couleur en aroma geheel verschilt van de romans van Landwehr. Levensbeschouwelijk berust het op drie pijlers: Jezus redt (Johannes 3:16) en opent voor wie zich aan hem toevertrouwt de hemel; God gaat de gangen van de mensen na (Spreuken 15:3) en beloont of straft hen al naar gelang hun daden; drankzucht is de wortel van alle kwaad. Het tripartite ‘evangelie’ krijgt narratieve contouren in de levens van drie even oude jongemannen, wier wegen elkaar kruisen. De ‘held’ is de zoon van een alcoholist, die zijn moeder op haar sterfbed belooft nooit een druppel drank te zullen drinken. Zich verheffend vanuit de goot groeit hij uit tot een hoogstaand mens en een succesvol ondernemer. De twee anderen, respectievelijk afkomstig uit een middenstands- en een miljonairsgezin, raken aan de drank. In dronkenschap worden zij gegrepen door een voortrazende trein, wat aan een van hen het leven kost. De ander ontsnapt aan de dood en raakt ten slotte op het rechte spoor.
Anon. [J.N. Voorhoeve], Opzoekende liefde, Den Haag, J.N. Voorhoeve, 1924. Illustraties H.J. Buschenhenke.
In hetzelfde jaar als de heruitgave van Drie jonge mannen verschenen bij J.N. Voorhoeve, eveneens onder het pseudoniem Johannes, vier eenvoudige prentenboekjes met een hervertelling van bijbelse verhalen; Geloovige kinderen. Het geloof bekroond, Mozes en zijn volk en Verloren en gevonden.Ga naar eindnoot23 De veronderstelling is gerechtvaardigd dat de uitgever zelf verantwoordelijk was voor de tekst. Waarschijnlijk gaat het, althans ten dele, om eerder bij H.C. Voorhoeve Jzn. anoniem gepubliceerde boekjes. Voor deze veronderstelling pleit de publicatie door Voorhoeve senior van de prentenboekjes Vier geloovige kinderen en Vier gelijkenissen, in vrijwel dezelfde uitvoering als de Johannes-boekjes.Ga naar eindnoot24 Of Voorhoeve ook voor andere publicaties gebruikmaakte van het pseudoniem Johannes heb ik niet kunnen vaststellen.Ga naar eindnoot25 Dat hij via de uitgeverij van zijn vader en later die van hemzelf anoniem eigen werk publiceerde is wel zeker. Naast de reeds genoemde bijbelse prentenboekjes verzorgde hij Heel lang geleden, Groote werken, Opzoekende liefde en Wonderbare leiding.Ga naar eindnoot26 | |
De ene wordt de andereNaar de oorsprong van de identificatie van J.N. Voorhoeve als de Johannes van de Donner- en Kok-uitgaven | |
[pagina 61]
| |
kan men slechts gissen. Het is evenwel niet onmogelijk dat de ‘Nachgeschichte’ van twee van Landwehrs romans daaraan debet is. Heinrich von Bernstein en Trouw in den strijd werden in 1977, vier jaar na de dood van Voorhoeve, opnieuw uitgebracht door uitgeverij J.N. Voorhoeve-Den Haag. Beide boeken worden op de titelpagina geafficheerd als ‘tweede druk’, terwijl op de omslag daaraan wordt toegevoegd dat zij ‘in de oude spelling herdrukt’ zijn. In werkelijkheid betreft het titeluitgaven van de Kok-edities uit de jaren twintig. De opmaak van de Voorhoeve-uitgaven is exact dezelfde als die van ‘de eerste druk’. Slechts de verwijzingen naar uitgever J.H. Kok zijn geëlimineerd, met als gevolg dat de omslagillustratie van de edities van Voorhoeve een halve centimeter minder hoog is dan die van Kok. Kennelijk bevatte het magazijn van Kok een voorraad gedrukte vellen die alsnog te gelde werden gemaakt. Dat gebeurde via uitgeverij J.N. Voorhoeve, in de jaren zeventig overgenomen door Kok. De van oorsprong gereformeerde uitgeverij uit Kampen had zich intussen ontwikkeld tot een firma die het Nederlandse protestantisme in den brede bediende. Niet uitgesloten is dat de heruitgave via J.N. Voorhoeve heeft geleid tot de onjuiste identificatie van Johannes. De heruitgaven worden genoemd in Brinkman's catalogus, die voor het eerst Johannes identificeerde: ‘pseudoniem van Johannes Nicolaas Voorhoeve’.Ga naar eindnoot27 Aldus werd de ‘ware’ Johannes na vele decennia op het schild geheven door de uitgeverij van zijn ‘dubbelganger’, die van de weeromstuit met zijn naamgenoot werd verward. De opmerkelijke coïncidentie toont tevens aan dat bij de orthodox-protestantse uitgeverij Voorhoeve de idee leefde dat er voor Johannes' verhalen nog steeds een lezerspubliek bestond. Eerder al, in 1962 en 1963, had die veronderstelling uitgeverij ‘De Banier’ te Utrecht aangezet tot een heruitgave van De schipbreukeling (1), in een navertelling door B.J. van Wijk, en tot een nieuwe tweedelige editie van Henri Laroche (4) in moderne spelling.Ga naar eindnoot28 | |
Gerechtvaardigd wantrouwenDe keuze voor pseudonimiteit is niet zonder risico, zoals uit deze casus blijkt. Wereldschokkend is de uitkomst niet. De geschiedenis van de Nederlandse letterkunde behoeft niet gecorrigeerd te worden. Desgewenst kan een voetnoot geplaatst worden bij de levensbeschrijving van een bevlogen predikant. Van Johan Landwehr was bekend dat hij door middel van leerboekjes op verschillende niveaus jonge mensen heeft willen vormen tot overtuigde protestanten. Nu is gebleken dat hij vermomd als Johannes zijn opvattingen ook heeft gepropageerd door middel van verhalend proza. Het beeld van de andere Johannes behoeft amper correctie. Als auteur van historische romans leidde Voorhoeve al een volstrekt slapend bestaan. Nu kan hij als zodanig een milde dood sterven. De verwisseling van beide Johannessen laat zien dat het geraden is niet in vol vertrouwen te koersen op het kompas van de NCC. Te meer omdat het beschreven voorbeeld niet het enige geval is waar de NCC de gebruiker op een dwaalspoor zet.Ga naar eindnoot29 |
|