De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
[pagina 45]
| |
In de eerste jaargangen van De Boekenwereld publiceerde Herman de la Fontaine Verwey zijn ‘Herinneringen van een bibliothecaris’, die na zijn dood werden gebundeld onder de titel De verdwenen antiquaar. Voor elke aflevering bracht ik zoveel mogelijk passende illustraties bij elkaar. In de winter van 1986 vroeg De la Fontaine Verwey mij om een schilderij van een veilingzaal.Ga naar eindnoot1 Al snel kwam ik op de proppen met een schilderij van Martin Monnickendam, maar de auteur had iets anders in gedachten, namelijk een doek van de grote veilingzaal van Frederik Muller & Co aan de Nieuwe Doelenstraat.
De verzamelaar en kunsthistoricus C. Hofstede de Groot, getekend door Jo Spier. Algemeen Handelsblad, 18 november 1925.
| |
Bloeiend veilingwezenDe eerste decennia van de twintigste eeuw waren voor het Amsterdamse veilinghuis Frederik Muller & Co zeer succesvol. Onder de energieke leiding van Anton W.M. Mensing (1866-1936) haalde de firma de ene na de andere beroemde kunstcollectie uit binnen- en buitenland naar Amsterdam.Ga naar eindnoot2 Aanvankelijk vonden de grote veilingen plaats in De Brakke Grond aan de Nes, maar al snel was die ruimte te klein voor het groeiende aantal kooplustigen. In 1905 kon het bedrijf, dat sinds 1880 gevestigd was in de Nieuwe Doelenstraat, twee aangrenzende panden op de nummers 16 en 18 kopen. Mensing kreeg van de gemeente toestemming die grotendeels te slopen. Datzelfde jaar nog verrees er naar ontwerp van de gebroeders J.G. en A.D.N. van Gendt een grote nieuwe veilingzaal - tegenwoordig het Universiteitstheater -, van waaruit de bezoeker een prachtig uitzicht had over de Binnen-Amstel en de Halvemaansbrug. Mensing werkte met assistenten zoals Frits Lugt voor de schilderijen, tekeningen en prentenGa naar eindnoot3, W.A. van Buuren voor de kunstnijverheid en F.C. Wieder voor de oude boeken en atlassen.Ga naar eindnoot4 Adolph Schlüter assisteerde bij allerlei werkzaamheden en werd al snel de vaste afslager. Lugt, die in 1910 firmant was geworden, nam eind 1914 ontslag en werd opgevolgd door Jacob Baert de la Faille.Ga naar eindnoot5 Ook Wieder had in 1912 ontslag genomen en werd adjunct-bibliothecaris van de UB Amsterdam en in 1917 bibliothecaris bij de Landbouwhogeschool Wageningen, waar hij een prachtige collectie oude boeken opbouwde. Vanaf 1923 was ook Bernhard, een zoon van Anton, werkzaam in het bedrijf. Met dit hardwerkende team organiseerde Mensing de ene veiling na de andere. Aanvankelijk was de plaatselijke kunsthandel zeer gekant tegen de steeds maar uitbreidende zaak aan de Nieuwe Doelenstraat, maar al snel zagen de antiquairs in dat ook zij van het groeiende aantal kunstliefhebbers en handelaren konden profiteren. Er zijn maar heel weinig afbeeldingen bekend van het interieur van de grote veilingzaal aan de Doelenstraat, wat Van der Waay's schilderij des te waardevoller maakt. Hij schilderde een impressie van de veiling van de Weense collectioneur Castiglioni, wiens verzameling tussen 17 en 20 november 1925 in verschillende zittingen onder de hamer kwam.Ga naar eindnoot6 Camillo Castiglioni (1879-1957), de zoon van een rabbijn uit Triëst, had omstreeks 1900 in Oostenrijk een gummifabriek opgericht en leverde banden voor de opkomende auto- en vliegtuigindustrie.Ga naar eindnoot7 | |
[pagina 46]
| |
Na de Eerste Wereldoorlog woonde hij in een stadspaleis in de Prinz Eugenstrasse in Wenen. Hier bouwde hij zijn kunstverzameling op, in samenhang met zijn investeringen in mijnen, fabrieken en kranten. In 1924 kwam Castiglioni plotseling in financiële moeilijkheden en zag hij zich gedwongen zijn verzameling te verkopen. Een deel van zijn kunstschatten kwam in verschillende veilingen onder de hamer, een ander deel wist hij uiterst geraffineerd naar Italië over te brengen.
Adolph Schlüter, afslager bij Frederik Muller & Co, ca. 1934.
V.l.n.r. Jacob Baert de la Faille, assistent P. Holm en Adolph Schlüter. Gehuld in stofjassen is het drietal aan het werk in het huis van de schilder H.W. Mesdag in Den Haag, zomer 1916. Fotograaf onbekend.
| |
18 november 1925Nicolaas van der Waay (1855-1936), hoogleraar aan de Rijksacademie in Amsterdam, was vooral bekend om zijn doeken en werken op papier van de meisjes uit het Burgerweeshuis in de Kalverstraat. Dit uitzonderlijke schilderij van de veilingzaal, waarop hij zelf links achteraan te zien is, maakte hij vermoedelijk naar een foto. ‘De kopers zitten er’ - zoals een journalist van Eigen Haard kort na de voltooiing van de zaal schreef - ‘deftig als in een kerk en de verkoopers [...] tronen er op een verhooging als een tribunaal’.Ga naar eindnoot8 Voor het bijwonen van deze veiling had men een speciale toegangskaart nodig. In de grote zaal kregen enkele honderden bezoekers een zitplaats toegewezen, de rest stond - onzichtbaar op het schilderij - opeengepakt achterin. Een groot aantal belangstellenden mocht zelfs niet eens naar binnen. Tot de geprivilegieerden behoorden vrijwel alle directeuren van de grote musea uit binnen- en buitenland. Verder had Mensing een select gezelschap kunstgeleerden en verzamelaars van verschillende nationali- | |
[pagina 47]
| |
teiten uitgenodigd en ten slotte was de nationale en internationale kunsthandel in groten getale vertegenwoordigd. 's Werelds grootste, machtigste en van oorsprong Nederlandse antiquair, die het huis Duveen met firma's in Londen en New York vertegenwoordigde, was er ook. De kunsthandels Agnew uit Londen, Cassirer uit Berlijn, Drey uit München, Warneck uit Parijs en tal van Amsterdamse en Haagse firma's zoals die van Staal, Goudstikker en Bachstitz hadden een zitplaats in de veilingzaal. Op 17 november kwamen 76 schilderijen van de Oostenrijkse miljonair onder de hamer. De felste strijd werd gevoerd om het portret van een Amsterdamse notabel, in 1635 geschilderd door Rembrandt. De Amerikaanse firma's Knoedler en Duveen gaven elkaar weinig toe. Bij een inzet van f 60.000,- wees afslager Adolph Schlüter het schilderij uiteindelijk toe aan Duveen voor f 214.000,-.Ga naar eindnoot9 Op 18 november vanaf twee uur werden de overwegend bronzen sculpturen geveild. Die middag is hier - vermoedelijk in opdracht van Frederik Muller & Co - in beeld gebracht door Nicolaas van der Waay. Nr. LXXIX van de catalogus van de bronzen, Giovanni da Bologna's Architectuur, wordt in het middenpad opgebracht en getoond. Het beeld bracht f 3400,- op. Voor het podium staat catalogusnr. X, Romulus en Remus door de wolvin gezoogd, dat die middag f 47.000,- opbracht. Rechts tussen de ramen is het marmeren beeld Daedalus en Ikarus (Duits, zeventiende-eeuws) opgesteld, dat als nr. 131 tijdens de ochtendzitting was geveild. Helemaal in de hoek staat een groep beelden die 's middags onder de hamer waren gekomen. De totale opbrengst van die middag was ruim vier ton.Ga naar eindnoot10
Vijf ‘snapshots’ van bezoekers aan de veiling Castigiloni door Jo Spier, gepubliceerd in De Telegraaf van 20 november 1925.
| |
Werknemers bij het bedrijfOp het podium zitten v.l.n.r. Bernhard Mensing, naast hem de deurwaarder F.Th. Menagé Challa, in het midden afslager Adolph Schlüter en naast hem Anton Mensing, de directeur van Frederik Muller & Co. Rechts zit vermoedelijk de notaris. De Rotterdamse verzamelaar Daniël George van Beuningen (1877-1955) bekijkt in het gangpad het getoonde bronzen beeld, terwijl de afslager al volop bezig is met de biedingen in de zaal.Ga naar eindnoot11 Antoine Edmond Adolph Schlüter (1884-1942) was volgens een journalist van het Algemeen Handelsblad ‘geknipt voor de leiding van groote internationale veilingen; want zijn vader was een Duitscher, zijn moeder een Française, en hij zelf is in Engeland opgevoed’.Ga naar eindnoot12 Moeiteloos schakelde hij tijdens het bieden over van de ene naar de andere taal. Over de verschillende werknemers bij de firma was sinds de vernietiging van het bedrijfsarchief begin jaren '60 weinig bekend. Max Liebermann vertelde aan zijn biograaf Erich Hancke dat hij graag te rade ging bij een jonge roodharige werknemer, waarmee hij doelde op Frits Lugt.Ga naar eindnoot13 Ook Schlüter, evenals Wieder en later Baert de la Faille, was bij de bezoekers van het veilinghuis een bekende en graag geziene werknemer. Schlüter werd op 21 juli 1884 in Londen geboren en werkte als piccolo in een groot hotel, waar Anton Mensing vaak logeerde. De veilinghouder was gecharmeerd van het vlotte voorkomen en de uitstekende talenkennis van deze hoteljongen en vroeg hem in 1897 naar Amsterdam te komen.Ga naar eindnoot14 Bij het jubileum van Schlüter in 1922 schreven twee oud-collega's, Wieder en Lugt, een bijdrage in de feestbundel. De eerste schetste de bliksemcarrière in het bedrijf van ‘onze kleine “dolf” (want als hij er niet was, ontbrak er iets)’, als manusje van alles op de verkopingen in kasteel Heeswijk (1899 en volgende jaren), van de verzameling Van Meerten (1902) en die in kasteel Well in Limburg (1905) tot afslager bij de prestigieuze veilingen De Kuyper (1911), Heseltine (1913) en Peltzer (1914). Daarbij hanteert hij zijn hamer ‘als een koning op zijn troon zijn scepter zwaait’.Ga naar eindnoot15 Lugt herinnerde hem aan de tijd dat ze samen in stofjassen in De Brakke Grond of bij verzamelaars thuis collecties inventariseerden.Ga naar eindnoot16 Van dergelijke activiteiten bezat een zoon van Schlüter nog enkele foto's. Eén daarvan toont Schlüter met Baert de la Faille en hun assistent Holm, alle drie in stofjassen, in het huis van de zeeschilder H.W. Mesdag en zijn vrouw in Den Haag. Zij maakten daar in de zomer van 1916 een catalogus van de collectie Mesdag voor de firma Frederik Muller & Co. Schlüters goede kennis van het Frans heeft zeker geholpen bij het opstellen en redigeren van de catalogusteksten van het veilinghuis, die vrijwel zonder uitzondering tot na de Tweede Wereldoorlog alle in die taal gesteld waren.Ga naar eindnoot17 Goede klanten werden in de jaren '30 tijdig op de hoogte gesteld van komende veilingen door toezending van de katernen met afbeeldingen van de belangrijkste lots. Dat gebeurde in enveloppen waarop de veilingdata ook duidelijk aangekondigd werden. Schattingen per lot werden nog niet gegeven. Veilingcatalogi kon men op enkele vaste adressen afhalen, bij Frederik Muller in de Nieuwe Doelenstraat en bij boek- en kunsthandels in | |
[pagina 48]
| |
het land. Was het in het verleden moeilijk om uitslagen van veilingen onder ogen te krijgen - enkele kranten publiceerden die zeer onvolledig -, vanaf ca. 1930 kon men zich abonneren op de veilinguitslagen bij particuliere bureaus.Ga naar eindnoot18 Tot enkele jaren na de Tweede Wereldoorlog waren die bedrijfjes nog actief. Schlüter is omstreeks 1930 ontslagen wegens drankmisbruik, kort nadat Bernhard Mensing zijn vader was opgevolgd als directeur van Frederik Muller & Co. In 1932 organiseerde hij met Jack Niekerk in diens galerie aan de Herengracht 437 in Amsterdam - vlakbij het Koningsplein - nog een veiling van de collectie kunstnijverheid van jhr. J.W. Six van Vromade.Ga naar eindnoot19 Eind 1937 dook hij weer op als afslager en mede-samensteller van de catalogus van de collectie van de in dat jaar overleden machinefabrikant Frans Smulders, ditmaal bij kunsthandel Kleykamp te Den Haag.Ga naar eindnoot20 In 1942 kreeg zijn familie het bericht dat hij in een interneringskamp in Polen was overleden en dat zijn stoffelijke resten daar op een lokaal kerkhof waren bijgezet. | |
Schetsen van Jo Spier
Voorgedrukte envelop met afbeeldingen van de veiling W.F. van Heukelom in plano, d.d. 12 oktober 1937. Particuliere collectie.
In oktober 1925 was Anton Mensing 40 jaar kunsthandelaar en 25 jaar eigenaar van Frederik Muller & Co. Hij kreeg een gedenksteen aangeboden die was ontworpen door S.H. de Roos. V.l.n.r. C.W.H. Baard (directeur Stedelijk Museum Amsterdam), J.L. Schouten (Delft), F. Schmidt-Degener (hoofddirecteur Rijksmuseum), mr. Chr.P. van Eeghen, C.G. 't Hooft, J.F.L. de Balbian Verster, C.G. Vattier Kraane, mevr. H.C. de Balbian Verster-Bolderhey, prof.mr.dr.jhr. J. Six, dr. C.B. Tilanus, I. de Bruin (verzamelaar uit Spiez), Adolph Schlüter, prof. F. Hudig, H.A. van Kuik, Frederik Muller (procuratiehouder), P. Kwist, jhr. O.C. Röell (conservator Rijksmuseum) en A. van Tienhoven. Zittend de jubilaris, zijn vrouwen andere familieleden. Fotograaf onbekend.
Nicolaas van der Waay was niet de enige kunstenaar in de zaal tijdens de veiling van de collectie Castiglioni. Ook Jo Spier maakte voor het Algemeen Handelsblad en voor De Telegraaf ‘snapshots’ - kleine karakteristieke tekeningen van enkele hoofdrolspelers, zoals van | |
[pagina 49]
| |
F. Schmidt-Degener, C. Hofstede de Groot, O. Lanz, Frau Feist (Berlijn), F.Th. Menagé Challa en A.W.M. Mensing.Ga naar eindnoot21 Net als in een rechtszaal mochten de bezoekers van een veiling niet herkenbaar gefotografeerd worden. Wel was het toegestaan de heren op het podium en de bedienden in de zaal vast te leggen. Op een privé-foto van Schlüter worden de achterhoofden van enige hoofdrolspelers op de eerste rij tijdens de veiling Six in 1928 gedetermineerd.Ga naar eindnoot22 In Duitsland was het vastleggen van markante veilingbezoekers in tekeningetjes tamelijk gangbaar, onder meer in de Berliner Zeitung, later bekend als B.Z. am Mittag.Ga naar eindnoot23 Mensing was per oktober 1925, een maand voor de veiling Castiglioni, 25 jaar directeur van het veilinghuis Frederik Muller & Co. Hij zei later dat het binnenhalen van de collectie Castiglioni een immense klus was geweest en dat de antiquairs met wie hij in Wenen moest onderhandelen de veiling het liefst in hun eigen stad hadden gehouden. Door een gegarandeerde opbrengst van zo'n twee miljoen gulden te bieden slaagde hij erin de verzameling naar Amsterdam te halen.Ga naar eindnoot24 De veiling Castiglioni bracht inderdaad ongeveer dat bedrag op, waardoor het jaar daarop opnieuw een deel van de Weense collectie in Amsterdam onder de hamer kwam. Financieel gezien brak de totaalopbrengst bij Frederik Muller & Co alle records tijdens het interbellum, die alleen in 1928 nog geëvenaard zou worden door de collectie Six.Ga naar eindnoot25 Waarschijnlijk is het schilderij van Van der Waay gemaakt ter ere van Mensings jubileum en ter bekroning van diens glansrijke carrière. De familieleden van Frederik Muller kregen vanwege het voeren van de naam nog steeds een jaarlijks winstpercentage, maar die banden werden verbroken toen Bernhard Mensing in 1929 zijn vader opvolgde. Ook werden werknemers ontslagen, onder wie Schlüter. In 1963 werd na de grote veiling van de collectie van Willem J.R. Dreesmann het bedrijf van Bernhard Mensing geliquideerd en het zakelijk archief grotendeels vernietigd. Daardoor zijn veel wetenswaardigheden over de dagelijkse gang van zaken en dus ook de geschiedenis van het belangrijkste veilingbedrijf uit de eerste helft van de twintigste eeuw verloren gegaan. Het schilderij van Nicolaas van der Waay laat even oude tijden herleven.
De directeur van het veilinghuis Anton W.M. Mensing, getekend door Jo Spier. Algemeen Handelsblad, 18 november 1925.
De hoofddirecteur van het Rijksmuseum F. Schmidt-Degener, getekend door Jo Spier. Algemeen Handelsblad, 18 november 1925.
|
|