Column
Pseudoniem
Arnon Grunberg
Marek van der Jagt, Aqua haerens [z.p.], Nederlandsche Vereeniging voor Boek- en Drukkunst, [2000]. Deze bibliofiele uitgave - ‘Plakkend water’ - is van een pseudo-Marek van der Jagt. Mystificatie van een mystificatie, ofwel een spookdruk. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
Een van de vaste vragen tijdens lezingen in Duitsland en omstreken betreft Marek van der Jagt, mijn pseudoniem. Of misschien moet ik zeggen: mijn toenmalig pseudoniem, want het pseudoniem leeft niet meer. Het antwoord op de vraag hoe het nou precies zat met dat pseudoniem is meer en meer tot een soort act geworden; als je steeds maar weer dezelfde vraag beantwoordt, wordt het antwoord vanzelf een act. Het is goed om te proberen aan de act voorbij te gaan en de feiten op een rijtje te zetten.
In mijn herinnering vond mijn eerste ontmoeting met Reinjan Mulder plaats op het Boekenbal van 1994. Hij sprak me aan vanwege een voorpublicatie van mijn roman Blauwe maandagen, die in het tijdschrift De Tweede Ronde had gestaan.
Hoe het contact daarna precies verliep, daarover lopen onze herinneringen lichtjes uiteen - over deze kwestie heeft Reinjan onlangs nog een ingezonden brief geschreven naar de Volkskrant -, zeker is dat hij mijn eerste redacteur was bij NRC Handelsblad. Hij initieerde mijn rubriek ‘Brief uit Amerika’, die een tijdlang om de twee weken in de boekenbijlage heeft gestaan. Ook legde hij mij het verzoek voor een feuilleton te schrijven. Dat werd ‘Elke dag zwaardvis’ en stond bijna een jaar lang onderaan pagina drie van de boekenbijlage, ik meen in de periode 1997-1998.
Ergens tijdens dat feuilleton verdween Reinjan bij ‘Boeken’, hij ging naar ‘Opinie’. Ik betreurde zijn vertrek zeer, want hij reageerde altijd vol enthousiasme op mijn stukken en toen hij verdween bij Boeken kwam de stilte hard aan.
Ik weet nog dat ik me afvroeg of ‘Elke dag zwaardvis’ wel goed was, want ik had al weken niets meer van Reinjan gehoord. Of dat feuilleton goed was, daarover moeten andere mensen maar oordelen, ik herinner me dat ik met het wezen van het feuilleton een tijdlang de nodige moeite had; iets wat leesbaar moest blijven voor mensen die het feuilleton niet volgden en wat toch een groter geheel diende te vormen.
Niet lang na zijn vertrek bij Boeken verdween Reinjan helemaal bij NRC, hij ging voor uitgeverij De Geus werken. Het contact werd voortgezet.
De eerste aanzet voor het schrijven onder pseudoniem dateert van 13 oktober 1998. In een fax schrijft Reinjan: ‘Je weet dat ik Vic [van de Reijt, AG] nooit in de wielen zal rijden, maar mocht hij je productie niet aankunnen, dan houd ik me aanbevolen’.
Op 14 oktober antwoord ik vanuit New York: ‘Het lijkt me wel leuk bij jou, onder een andere naam, een mooi boek uit te geven, een mystificatie dus. Wat is het leven zonder mystificaties?’
Op 16 oktober schrijft Reinjan: ‘Een prachtig plan. Vanwege de riciso's stel ik voor het voortaan alleen nog over “ons project” te hebben en zoveel mogelijk mijn eigen fax te gebruiken.’
Daarna lijken een paar faxen, althans uit mijn archief, te zijn verdwenen, maar op 25 mei 1999 komt er een fax van Reinjan binnen die gericht is aan de heer Van der Jagt, waaruit ik opmaak dat het pseudoniem ergens tussen oktober 1998 en mei 1999 een naam heeft gekregen.
Kort daarop heeft het pseudoniem kennelijk ook een biografie gekregen, want op 29 mei 1999 schrijft Reinjan: ‘Wat treurig dat u al zo snel uw moeder moest missen. Haar dood houdt me nu al een hele dag bezig. Was het een gewone doodsoorzaak, of is ze van een kameel gevallen, of zoiets?’ In diezelfde fax staat: ‘De geschiedenis van mijn kaalheid is een intrigerende titel.’
Het pseudoniem had nu niet alleen een biografie, maar ook een titel voor zijn eerste roman; in minder dan een halfjaar tijd is er veel gebeurd.
Op 20 juni 1999 schrijft Reinjan: ‘Neemt u me niet kwalijk dat [ik] u wellicht een paar dagen verwaarloosd heb, maar de afgelopen dagen waren dan ook de zwaarste in mijn carrière als uitgever. In drie dagen tijd heeft onze jonge uitgeverij maar liefst vijf boeken uitgebracht die alle vijf ook nog onder mijn bijzondere verantwoordelijkheid vielen. Woensdag mocht ik het boek over de pedofielen feestelijk presenteren’.
De rest van de fax gaat voornamelijk over het voorschot. Dit zijn wat feiten bij de mystificatie. Ik vraag me overigens nog wel af welk boek over pedofielen in juni 1999 feestelijk werd gepresenteerd, maar sommige vragen hoeven niet te worden beantwoord.