Column
Lege kluizen
Wim Brands
Eerste druk van Joseph Mitchell, McSorley's Wonderful Saloon, New York, Duell, Sloan & Pearce, 1943.
Het mooiste boek dat ik bezit is een eerste druk van McSorley's Wonderful Saloon van Joseph Mitchell (1908-1996), verhalen over kleurrijke New Yorkers die hij schreef voor The New Yorker. Ik bezit een zeldzame eerste druk. Ik ben geen verzamelaar van eerste drukken, maar dit boek koester ik; wanneer ik in deze oorlogseditie uit 1943 lees, lijkt het of ik de geportretteerden hoor praten. Met name Joe Gould, de bohemien die op gratis ketchup leefde en beweerde dat hij werkte aan een Oral History of the Modern World - een boek over alles.
Veel later schreef Mitchell nog een verhaal over Gould, waarin hij hem vriendelijk ontmaskerde. Gould beweerde dat hij schriften vol had geschreven over alle denkbare onderwerpen, maar Mitchell ontdekte dat de zwerver die zo voortreffelijk een meeuw kon imiteren hooguit een kleine verzameling notities had gemaakt.
Al die schriften van hem, met de talloze transcripties die hij beweerde gemaakt te hebben van gesprekken in de metro en elders, zijn dan ook nooit gevonden. Onlangs las ik een verhaal in The New Yorker waarin de geschiedenis van Gould nog eens uit de doeken wordt gedaan. Schrijfster Jill Lepore maakte fijnzinnig duidelijk dat niet alleen Gould de waarheid naar zijn hand zette, maar ook Joseph Mitchell. Zij toont aan dat de auteur van McSorley's Wonderful Saloon wel degelijk van bepaalde aspecten van het gefantaseerde leven van zijn personage op de hoogte was, maar die verzweeg omdat ze zijn verhaal niet ten goede kwamen.
Op zoek naar een waarheid moest Mitchell de waarheid af en toe naar zijn hand zetten. Met de waarheid is het soms net als met het vangen van een hagedis. Als je de hagedis op z'n staart trapt, heb je die staart - maar de hagedis zelf schiet het struikgewas in.
Ik herlees de verhalen over Joe Gould jaarlijks, want hij komt me uitermate bekend voor. Zo ken ik een man die zegt dat hij binnenkort naar Japan moet, wanneer je met hem praat over Japan; als jij vervolgens begint over een boek, zegt hij dat hij het bijna heeft vertaald; als jij het dan hebt over een recept, vertelt hij binnen datzelfde gesprek van een kwartier dat hij dat recept ooit nog heeft verbeterd; en tot slot van zijn monoloog slaat hij je om de oren met de mededeling dat er in een buitenlandse stad 14.000 boeken van hem staan.
Liegt hij? Is de helft waar? Klopt alles? Als ik hem hoor, denk ik vaak aan Joe Gould, die beweerde dat in verschillende kluizen in New York aantekeningen van hem lagen. Ze zijn nooit gevonden, maar het zou zo maar waar kunnen zijn. Mitchell opperde dat die Oral History van Gould niet bestond en liet het antwoord van de zwerver verloren gaan. Het raadsel mocht niet helemaal verdwijnen en het ging Mitchell ook niet om een onthulling. Hij was gefascineerd door Gould, omdat hij zichzelf in hem herkende: ooit kwam hij naar New York om de grote roman over die stad te schrijven, maar dat lukte hem niet. Hoe succesvol ook als medewerker van The New Yorker - hij wist dat hij evenals Gould lege kluizen beheerde.
rechtsboven Joseph Mitchell. Foto Therese Mitchell, ca. 1960.
Zoals wij allen.
rechtsonder Joe Gould (1889-1957), ook bekend als ‘Professor Sea Gull’. De twee verhalen die Mitchell over hem schreef werden in 1965 gebundeld in Joe Gould's Secret, dat in 2000 werd verfilmd.