De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 66]
| |
[pagina 67]
| |
Achter de statige gevel van 121 rue de Lille, in het chique zevende arrondissement van Parijs, schuilt het achttiende-eeuwse Hôtel Turgot, ooit het woonhuis van Anne-Robert-Jacques Turgot die meewerkte aan de Encyclopédie van Diderot en d'Alembert. In dit grote pand vond Frederik Johannes (‘Frits’) Lugt (1884-1970) in 1953 een geschikt onderkomen voor de groeiende collectie tekeningen, prenten en schilderijen, die hij samen met zijn vrouw Jacoba Klever (1888-1969) bijeenbracht. Lugt staat te boek als kunstliefhebber, verzamelaar, handelaar en auteur van de kunsthistorische werken Les marques de collection de dessins et estampes (1921 en 1956) en Répertoire des catatogues de ventes (1938-1964). Daarnaast geniet hij bekendheid als oprichter van het Institut Néerlandais, van waaruit hij vanaf 1957 de Nederlandse cultuur introduceerde bij het Franse publiek. Hoewel het Instituut nu is gesloten, leeft Lugts collectie voort in de Fondation Custodia die zijn nalatenschap beheert en uitbreidt. Wie het voorrecht heeft een bezoek te brengen aan Hôtel Turgot, staat versteld van de uitzonderlijke en diverse collectie die in de door Lugt zorgvuldig ingerichte sfeerkamers te bewonderen is.
Notenhouten hangkastje in de Hollandse kamer van Hôtel Turgot. Het werd in 1920 door Lugt aangeschaft voor de kleine formaten uit de boekencollectie. Later onderzoek heeft uitgewezen dat het oorspronkelijk bedoeld was voor glaswerk.
| |
STCN in ParijsMinder opvallend en ook minder bekend is Lugts collectie oude drukken, die op dit moment uit ruim 2000 titels bestaat en nog steeds wordt aangevuld. Voor veel bezoekers zijn de voornamelijk velijnen banden - merendeels uitgestald in de zogenaamde ‘Hollandse kamer’ - slechts een sfeervolle toevoeging aan de rijkelijk aanwezige pracht en praal. De werkelijke waarde ontgaat hen, maar in 2014 heeft de Fondation een belangrijke stap gezet om de toegankelijkheid van haar boeken te verbeteren. De omvangrijke deelcollectie Nederlandse drukken - ongeveer driekwart van het gehele boekenbezit - is namelijk opgenomen in de Short-Title Catalogue, Netherlands (STCN). Dit voortgaande project van de Koninklijke Bibliotheek beoogt een bibliografische beschrijving van alle bewaard gebleven boeken die voor 1801 in Nederland of in de Nederlandse taal gedrukt zijn. Enkele jaren eerder had een team stagiairs van de Universiteit van Amsterdam hiermee een begin gemaakt en ik mocht de klus afmaken. De STCN-werkzaamheden maken duidelijk dat de bibliotheek van de Fondation Custodia een bijzondere collectie is, met talloze opmerkelijke en zelfs unieke exemplaren. In dit artikel hoop ik een tipje van de sluier op te lichten, mede aan de hand van de in 2010 verschenen Lugt-biografie van Freek Heijbroek, Leven voor de kunst.Ga naar eindnoot1 Frits Lugt was vijftien jaar, toen hij in 1899 zijn eerste oude boek kocht bij antiquariaat R.W.P. de Vries in Amsterdam. Het betrof een achttiende-eeuwse bewerking van Karel van Manders kunstenaarsbiografieën, Het leven der doorluchtige Nederlandsche en eenige Hoogduitsche schilders (Amsterdam, 1764). Gezien Lugts verdere levensloop is het niet verwonderlijk dat juist dit schildersboek de aanzet vormde tot een uitgebreide bibliotheek met oude drukken. De kern van zijn collectie bestaat dan ook uit kunstgerelateerde werken: esthetische verhandelingen, collectiecatalogi en prentrecueils met gravures uit de zeventiende, achttiende en vroege negentiende eeuw. Ook bracht hij veel (Nederlandse) geïllustreerde boeken bijeen, waaronder embleemboeken, reisverslagen, stad- en landbeschrijvingen en blijde inkomst-boeken.Ga naar eindnoot2 Boekhistoricus Herman de la Fontaine Verwey stelde in de jaren zeventig vast dat Lugts boeken voornamelijk als studiemateriaal moeten hebben gediend. De naslagwerken stelden hem onder andere in staat de objecten in zijn verzameling beter te begrijpen.Ga naar eindnoot3 Ook de collectie historische veilingcatalogi had een duidelijk documentair doel. Deze leidden al in 1938 tot de publicatie van het eerste deel van het Répertoire des catalogues de ventes, waarin Lugt in nauwe samenwerking met het Rijksbureau voor Kunsthistorische Documentatie (RKD) een overzicht presenteerde van talloze veilingcatalogi uit de periode 1600 tot 1925. Ook tegenwoordig wordt dit naslagwerk nog vaak door kunsthistorici gebruikt om de herkomst van een object te achterhalen. Hoewel Lugt al in de jaren dertig een groot deel van zijn veilingcatalogi schonk aan het RKD, zijn er interessante exemplaren in Parijs te vinden. Hiertoe behoren bijvoorbeeld twee achttiende-eeuwse catalogi (Amsterdam, 1771) van de nalatenschap van de Amsterdamse koopman Gerrit Braamcamp (1699-1771). Beide | |
[pagina 68]
| |
titels - Beschryving van eenige huysen en hunne erven en Naauwkeurige notitie van het uitmuntend cabinet schilderyen - werden het afgelopen jaar voor het eerst opgenomen in de STCN. Braamcamp bracht een grote collectie schilderijen bijeen, waaronder het enige maritieme stuk van Rembrandt. Lugt moet zich als Rembrandt-liefhebber hebben geïnteresseerd voor Christus in de storm op het meer van Galilea (1663) - een doek dat in 1990 uit het Isabella Stewart Gardner Museum in Boston werd ontvreemd en sindsdien zoek is.
David Origanus, Kleyne almanach (Haarlem, Hans Passchiers van Wesbuch, 1648). Fondation Custodia, Parijs.
Ingevoegde kalligrafische titel voor Cornelis Jansz Lastman, Kunst der stuerluyden (Amsterdam, Pieter Karsseboom, ca. 1661). Fondation Custodia, Parijs.
| |
Van stuurlieden tot koksAls jongeman werkte Lugt voor het beroemde veilinghuis Frederik Muller & Cie in Amsterdam, waar hij na een voorbereidende reis door Engeland in 1901 begon onder toezicht van Anton W.M. Mensing (1866-1936), een groot kenner van oude boeken. Naast zijn werk voor het veilinghuis hielp hij in 1913 mee met de organisatie van de Eerste Nederlandsche Tentoonstelling op Scheepvaartgebied (E.N.T.O.S.), die werd gehouden aan de noordzijde van het IJ. Tijdens de voorbereidingen voor de historische afdeling van deze tentoonstelling trok Willem van de Veldes schilderij De Scheepsraad aan boord van de Eendracht zijn aandacht. Ruim vijftig jaar later, in 1965, was hij in staat het werk te kopen voor zijn eigen collectie. Waarschijnlijk ter aanvulling van deze lang verbeide aanwinst kocht hij op de Sotheby-veiling van 19 februari 1968 een aantal handboeken voor zeevaarders. Het waren Abraham de Graafs Seven boecken van de groote zeevaert (Amsterdam, 1658), Cornelis Jansz Lastmans Kunst der stuer-luyden (Amsterdam, ca. 1661) en Klaas de Vries' Schat-kamer ofte konst der stuurlieden (Amsterdam, 1777). Lugts exemplaar van de Kunst der stuer-luyden is uniek. Het boek is verrijkt met een kalligrafische titel en doorschoten met ruim 600 pagina's handgeschreven aantekeningen en getekende figuren. Ze zijn gemaakt door Simon Backer, die in de tweede helft van de zeventiende eeuw schoolmeester was in het dorp Den Burg op Texel. Zijn toevoegingen - voornamelijk probleemen vraagstellingen - waren bedoeld om zijn zeventienjarige zoon te onderwijzen in de zeevaart. Hoewel Lugt dit exemplaar slechts twee jaar voor zijn dood toevoegde aan de collectie, is het typerend voor zijn voorkeuren als boekenverzamelaar. Veel exemplaren werden in de eerste plaats aangekocht om hun encyclopedische en verbindende waarde binnen de (kunst)collectie, maar tegelijkertijd waren individuele schoonheid, herkomst en bibliofiele aantrekkingskracht factoren van belang. Zo wist Lugt op de veiling van de nalatenschap van de kunsthandelaar en bibliofiel Vincent van Gogh (1866-1911) - een oom van de schilder - in 1918 een exemplaar van Georgette de Montenay's Embtematum christianorum centuria (Heidelberg, 1602) te bemachtigen. Deze embleembundel bevat niet alleen talloze gegraveerde illustraties, maar is ook verrijkt met vertalingen van Anna Roemers Visscher (1583-1651) in schoonschrift. Zijn leven lang had Lugt een grote waardering voor kalligrafie, getuige de aankoop van talloze (kunstenaars) brieven en schoonschrijfboeken die de ontwikkeling van deze kunstvorm illustreren.Ga naar eindnoot4 Lugt wist ook de hand te leggen op La Sainte Bible (Amsterdam, 1669), een folio-bijbel van Lodewijk en Daniël Elzevier met een fraaie typografie. Het was echter de prestigieuze provenance die hem deed besluiten dit tweedelige werk te kopen: ooit had het toebehoord aan Jean-Baptiste Colbert (1619-1683), de eerste minister van Lodewijk XIV. Op de veiling van de collectie van de prent- en tekeningverzamelaar Maurice Loncle (1879-1966) in Parijs kocht Lugt in december 1963 een exemplaar van het - eveneens door de Elzeviers uitgegeven - kookboekje Le Pastissier François (Amsterdam, 1655). Door de gekte in het verzamelen van Elzevierdrukjes, de zogenaamde ‘Elzevieromanie’ van de negentiende eeuw, gold deze uitgave als de bekroning van een bibliofiele bibliotheek. Het valt op dat Lugt een bijzondere interesse had voor titels in het schemergebied tussen boek- en prentkunst. De Van Gogh-veiling vormde het startpunt voor de grootschalige uitbreiding van zijn bezit aan geïllustreerde boeken. Voor 196 gulden kocht hij bijvoorbeeld twee herdrukken naar Daniel Heinsius' Quaeris quid sit | |
[pagina 69]
| |
amor (Amsterdam, ca. 1601) met gravures van Jacques II de Gheyn. Ook bemachtigde hij een exemplaar van Roemer Visschers embleembundel Sinnepoppen (Amsterdam, 1614) - een exemplaar met illustraties van de hand van Claes Jansz Visscher. Geheel in lijn met Lugts voorkeuren kocht de Fondation recentelijk een andere editie van de Sinnepoppen (Amsterdam, z.j.), waarin twee van Visschers ontwerptekeningen zijn gevoegd.Ga naar eindnoot5 In 1925 werd de collectie uitgebreid met acht titels uit de bibliotheek van jhr. Jan Willem Six van Vromade (1872-1936), waaronder een tot nu toe onbekende editie van Jacob Cats' Bie-boek (Amsterdam, z.j.). Hoewel het niet voldeed aan zijn voorkeur voor ‘smetteloze exemplaren’, accepteerde Lugt deze niet-geïllustreerde verhandeling over de kunst van het imkeren, een bewerking van Dirk Outgaertsz Cluyts hoveniersuitgave Van de byen (Leiden, 1597). Binnen het moralistische oeuvre van Cats is dit ‘bijenboek’ een vreemde eend in de bijt. Lugt was bij voorkeur op zoek naar ‘dat ene atypische stuk, dat niemand anders bezat’, een eigenschap die hij zich op alle verzamelgebieden eigen had gemaakt.Ga naar eindnoot6 Standaardwerken over botanie, tuinieren en tuinontwerp ontbreken evenmin in zijn collectie - zij werden gewaardeerd om de talloze gegraveerde illustraties. | |
OorlogsschadeAls gevolg van zijn aankoopwoede in de jaren twintig en dertig bezat Lugt al voor de Tweede Wereldoorlog een representatieve collectie oude drukken met talrijke bijzondere en unieke exemplaren. Toen hij tijdens de oorlog met Jacoba en drie van hun kinderen naar de Verenigde Staten vluchtte, liet hij zijn bibliotheek achter in zijn huis aan de Lange Vijverberg in Den Haag. Zijn secretaris, Adriaan Louis Domis (1908-1979), kreeg opdracht een oogje in het zeil te houden. Domis bleek niet te vertrouwen, want in 1942 liet hij zonder toestemming vele bijzondere exemplaren veilen. Na zijn terugkeer in Nederland op 9 november 1945 probeerde Lugt zijn verloren schatten terug te krijgen. De Montenay's embleemboek werd al snel gevonden in het huis van Domis, maar andere exemplaren waren moeilijker te traceren. De boekenliefhebber dr. C. Carsten had zonder het te weten een aantal van Lugts gestolen exemplaren gekocht. Tijdens de veiling van Carstens bibliotheek in 1946 kon Lugt 22 exemplaren terugkopen, waaronder de Kleyne almanach uit 1646: een zeldzaam gebruiksdrukwerkje in een verfijnde perkamenten band met blindstempeling en klampsluitingen. De Fondation bezit meer van dergelijke simpele uitgaven, die laten zien dat Lugts interesse in het oude boek verder reikte dan geïllustreerde pronkstukken. Zo bevat de collectie een aantal zeldzaam geworden schoolboekjes, huwelijkszangen, politieke pamfletten en wetenschappelijke werken die als uniek mogen worden beschouwd. Hiertoe behoren onder andere de dissertaties Theses logicae de scientia (Leiden, 1596) en Logicae theses de substantia (Leiden, 1594) door respectievelijk Jacobus Florianus en Justus Liraeus. Lugt kocht de werkjes van deze onbekende wetenschappers in een verzamelband, die waarschijnlijk zijn aandacht trok omdat de inhoud door verschillende Leidse academiedrukkers werd vervaardigd, waaronder Franciscus Raphelengius en Thomas Basson. Ook (toneel) poëzie en literatuur zijn ruim vertegenwoordigd in de bibliotheek, meer dan eens in de vorm van zeldzame eerste edities. Zo kocht Lugt een convoluut met acht dramatische werken van de komedieschrijver Jillis Noozeman (1627-1682): een verzameling van vrijwel uitsluitend eerste edities met het impressum en Perseveranter-drukkersmerk van Jacob Lescaille (1611-1679), de vaste toneeldrukker van de Amsterdamse Schouwburg. Op 13 juni 1970, een maand voor zijn overlijden, wist Lugt nog het vierdelige magnum opus van Albertus Seba (Amsterdam, 1734-1765) te bemachtigen. Het gaat om een bijzonder mooi ingekleurd exemplaar waarin de gegraveerde illustraties van planten en dieren tot schilderijtjes zijn geworden. Het is een van de hoogtepunten uit de boekencollectie die - zoals dit artikel probeert te verduidelijken - een schat aan bijzonder materiaal bevat dat erop wacht nader bestudeerd en bewonderd te worden.
Het echtpaar Lugt in de Hollandse Kamer van Hôtel Turgot, 1955.
|
|