De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 58]
| |
Archangelsk (23)
| |
Onze KunstkringIn maart 1919 vindt in de zaal van het Kunstverbond een tentoonstelling plaats van het oorlogswerk van de Antwerpse kunstenaar Eugeen van Mieghem. Onze correspondent te Antwerpen beschrijft met veel gevoel voor dramatiek de barre omstandigheden waaronder Van Mieghem moest tekenen en schilderen.
‘Doch ook voor het treurspel, dat het verhongerde volk te zien gaf, blijkt Van Mieghem in hooge mate ontvankelijk te zijn geweest. Vreeselijke “soepkinderen” en wachtende komiteitsmenschen brengt hij in beeld. Indien hij zelf niet een tijd lang zoo geleefd heeft, dan moet hij toch dag in dag uit op de loer hebben gestaan bij allerlei soepkokerijen en andere “gelegenheden”, waar de rammelende buiken even gesust werden. Je kan de soep zóó ruiken.’
Op de oorlogstekeningen van Eugeen van Mieghem volgt in juli 1919 in de zaal van het Koninklijk Kunstverbond een tentoonstelling met oorlogstekeningen van Nederlandse kunstenaars. België had tijdens de oorlog geen kennis kunnen nemen van de tekeningen ‘waarin Louis Raemaekers, Albert Hahn, P. van der Hem, Willy Sluiter, Braakensiek en anderen hun verontwaardiging uitten over het vandalenwerk en het barbaarsche optreden van het Duitsche leger in ons ongelukkig landje.’ Elsschot trekt aan het slot van zijn verslag de conclusie: ‘Alles bij elkaar genomen, een tentoonstelling die onze Belgische harten goed doet en waarvan nu reeds een groote politieke invloed uitgaat. Men bemerkt nu, dat men, in het ongeluk, ten onrechte gedacht heeft, dat Holland koud bleef bij het lijden.’
Willem Elsschot rond 1920. Letterenhuis, Antwerpen.
onder
De zaal van het Koninklijk Kunstverbond te Antwerpen, ingericht met een tentoonstelling van het werk van de Belgische schilder Tony van Os (1886-1945). Het Leven, 1911. Nationaal Archief, Den Haag/Archief Spaarnestad, Haarlem. | |
[pagina 59]
| |
De schoonste moderne Fransche Boeken.
| |
[pagina 60]
| |
Het Kunstverbond van Antwerpen, ofwel de Cercle Artistique, Littéraire et Scientifique d'Anvers, werd gesticht in 1852. ‘Koninklijk’ respectievelijk ‘Royal’ werden later toegevoegd. De vereniging beschikte in haar pand in de Arenbergstraat over een feestzaal waar ook gelegenheid was om tentoonstellingen in te richten. In 1929 werd de feestzaal verbouwd tot schouwburg. Nu is op dit adres, Arenbergstraat 28, de Arenbergschouwburg gevestigd. Het Kunstverbond stond in Antwerpen ook bekend als de Kunstkring. Zo is het verklaarbaar dat Elsschot bij de exposities van de oorlogstekeningen spreekt van ‘het Kunstverbond’ en later van ‘onzen Kunstkring’ als hij een berichtje maakt over een tentoonstelling met werk van ‘de Nederlander R. Dozy’ en als hij een stukje schrijft over ‘De schoonste moderne Fransche Boeken’. | |
Fransche BoekenHet artikel ‘De schoonste moderne Fransche Boeken’ verscheen in de Nieuwe Rotterdamsche Courant van vrijdag 11 februari 1921 en was door ‘onzen correspondent’ bovenaan gedateerd ‘Antwerpen, 9 Februari.’ Elsschot gaat eerst uitvoerig in op de interessante vraag ‘Moet een letterkundig werk geïllustreerd worden?’ Daarna geeft de recensent een indruk van de tentoonstelling. Hij noemt de namen van negen auteurs van wie boeken op de tentoonstelling liggen: Jules Renard, Shakespeare, Baudelaire, Verlaine, Mallarmé, Ronsard, Paul Claudel, Charles-Louis Philippe en Alfred de Vigny. En ook twaalf namen van illustratoren: Jean Lébédeff, Alfred Latour, Daragnès, Carlègle, Hermann-Paul, Deslignères, A. Lhote, André Derain, Picart Le Doux, Félicien Rops, Maurice Denis en Kees van Dongen. Daarbij valt op dat de schrijvers (op één na) allemaal dood zijn en de kunstenaars (op één na) allemaal leven. Van de zeven titels die genoemd worden, verschenen er zes in de jaren 1916-1920, waarvan vijf (vaak lang) na de dood van hun auteur. Levende kunstenaars brengen dode auteurs tot leven. Als auteur kun je nog zo dood zijn, een kunstenaar kan je werk nieuw leven inblazen. De schoonste moderne Fransche boeken danken hun schoonheid en hun moderniteit aan levende kunstenaars. Dan is het toch merkwaardig dat van één titel op de tentoonstelling niet alleen de auteur maar ook de kunstenaar dood is. Dat is Les Fleurs du Mal van Charles Baudelaire (1821-1867) die volgens Elsschot geïllustreerd zou zijn door Félicien Rops (1833-1898). Allebei morsdood in 1921. Rops heeft echter nooit een editie van Les Fleurs du Mal geïllustreerd! Vreemd, toch? Les Fleurs du Mal verscheen in 1857 en werd toen getroffen door censuur. Zes gedichten moesten op last van de rechtbank wegens schending van de openbare eerbaarheid uit de bundel worden gescheurd en de straatarme dichter kreeg een boete van 300 frank aan zijn broek. Zijn uitgever en zijn drukker kregen elk een boete van 100 frank. In 1861 verscheen een uitgebreide herdruk van de bundel, maar zonder de verboden verzen. Rops heeft zich noch met de eerste, noch met de tweede uitgave bemoeid.
Exposition # 74 La Mère et l'Enfant / Charles-Louis Philippe; illustré par Deslignères. - Paris: Éditions de la Nouvelle Revue Française, 1920. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Exposition #75 Protée / Paul Claudel; illustré par Daragnès. - Paris: Éditions de la Nouvelle Revue Française, 1919. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Exposition #93 Élégie à Marie / par Pierre de Ronsard; avec les gravures sur bois de Carlègle. - Paris: Léon Pichon, 1920. Collectie C.J. Aarts, Amsterdam
| |
[pagina 61]
| |
Exposition # 123 Parallèlement / Paul Verlaine, avec lithographies de Pierre Bonnard. - Paris, Ambroise Vollard, 1900.
Exposition # 10 Éloa ou La soeur des anges: Mystère / Par le C[om] te Alfred de Vigny; Illustrations de Maurice Denis. - Paris: Le Livre Contemporain, 1917.
Exposition # 107 Madrigaux / Stéphane Mallarmé. Images de Raoul Dufy. - Paris: La Sirène, 1920.
Exposition #92 La Dance macabre: vingt gravures sur bois / par Hermann-Paul. - Paris: Léon Pichon, 1919. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
| |
[pagina 62]
| |
De hartstocht voor het skeletBaudelaire en Rops hebben elkaar voor het eerst ontmoet in Namen in mei 1864, zeven jaar na de verschijning van Les Fleurs du Mal en drie jaar na de heruitgave. Rops was ruim twaalf jaar jonger dan Baudelaire, maar dat stond een innige vriendschap niet in de weg. Gedurende de drie jaar die hen nog gegeven waren tot de dood van Baudelaire in 1867 waren ze zowel vrienden als geestverwanten. Zij hadden, zoals Rops het uitdrukte, ‘de hartstocht voor het skelet’Ga naar eindnoot2 gemeen. Baudelaire noemde Rops in een brief aan Manet ‘de enige echte kunstenaar [...] die ik in België heb gevonden.’Ga naar eindnoot3 In 1866 verscheen, zogenaamd te Amsterdam om de censuur te misleiden, Baudelaire's bundel Les Épaves met een frontispice van Félicien Rops. De uitgever hield zich schuil achter de zinspreuk ‘à l'enseigne du coq’ (in het teken van de haan), wat wel geestig is omdat hij Poulet-Malassis heet. Les Épaves bevatte 23 gedichten, waaronder in de afdeling ‘Veroordeelde gedichten’ de zes verboden verzen uit Les Fleurs du Mal. Het frontispice van Rops toont frontaal een skelet waaruit een boom groeit, terwijl een slang door zijn kruis kronkelt. Kan Elsschot Les Fleurs du Mal met Les Épaves verward hebben? Nee. | |
Exposition des plus beaux livres français modernesEen catalogus bij de tentoonstelling van ‘De schoonste moderne Fransche Boeken’ kan ik nergens vinden. Maar de Koninklijke Bibliotheek van België bezit wel een catalogus met een titel die ons sterk aan die tentoonstelling in Antwerpen doet denken. De beschrijving van die catalogus (in de catalogus van de KB van België) luidt:
‘Titel: Exposition des plus beaux livres français modernes, 24 décembre 1920-6 janvier 1921 Uitgever: Bruxelles: impr. J.-E. Goossens, 1920 Collatie: 16 p: 21,5 × 14 Annotaties: Cercle artistique et littéraire de Bruxelles Boeknummer: III 52.889 A 97 (Magazijn - Algemene leeszaal)’
De Franse titel van deze catalogus is vrijwel gelijk aan de titel die Elsschot aan zijn stukje meegaf. Ligt het niet voor de hand te veronderstellen dat dezelfde boeken die van 24 december 1920 tot 6 januari 1921 te Brussel lagen uitgestald, naar Antwerpen verhuisd zijn voor een tweede ronde? De ‘Cercle Artistique et Littéraire de Bruxelles’ heeft haar expositie uitgeleend aan haar Antwerpse zustervereniging de ‘Cercle Artistique, Littéraire et Scientifique d'Anvers’. Ik vroeg de catalogus in Brussel aan. En jawel hoor, het is raak. De negen auteurs en elf van de twaalf illustratoren die Elsschot noemt, komen in deze catalogus voor. Ook de zeven titels die Elsschot door zijn stukje heen strooit, vinden we in de catalogus terug. De enige die ontbreekt is Félicien Rops. De zin waarin Elsschot de naam van Rops laat vallen is deze:
De tentoonstelling bevat insgelijks eenige pagina's van Les Fleurs du Mal, geïllustreerd met gekleurde etsen van Félicien Rops, [...]
Charles Baudelaire circa 1862. Foto Étienne_Carjat.
Félicien Rops, 1887. Gravure van François-Eugène Burney.
Les Épaves / Charles Baudelaire. Frontispice van Félicien Rops. - ‘Amsterdam, à l'Enseigne du Cocq’, 1866.
| |
[pagina 63]
| |
Exposition # 98 L'illustre Magicien / Comte de Gobineau; avec les gravures sur bois de Picart Le Doux. - Paris: Léon Pichon, 1920. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Exposition # 70 Le Calumet / André Salmon; édition définitive augmentée de poèmes nouveaux; et ornée de gravures sur bois par André Derain. - Paris: éditions de la Nouvelle Revue Française, 1920. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
Exposition #86 La Fille d'auberge Copa / Virgile; précédée d'un avertissement et traduite en français par Henri Focillon; avec les gravures sur bois originales de Carlègle. - Paris: Léon Pichon, 1918. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
Exposition # 90 Sur les Femmes / Diderot; édition ornée de gravures sur bois originales par Hermann-Paul. - Paris: Léon Pichon, 1919. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
Exposition # 109 Hassan Badreddine el Bassraoui: Conte des 1001 Nuits / [traduction du] Dr. J.-C. Mardrus; [composition, aquarelles et dessins de Kees Van Dongen]. - Paris: Les Éditions de la Sirène, 1918.
| |
[pagina 64]
| |
Van de bundel Les Fleurs du Mal werden drie verschillende edities tentoongesteld, in de catalogus beschreven onder de nummers 7, 60 en 118:Ga naar eindnoot4 ‘Charles Baudelaire. Les Fleurs du Mal. Eaux-fortes d'Armand Rassenfosse.’ De bundel Les épaves was, volgens de catalogus, niet aanwezig op de tentoonstelling. Vast niet ‘modern’ genoeg. Wel dus drie edities van Les Fleurs du Mal, geïllustreerd door drie verschillende, levende kunstenaars. Maar niet door Rops. Elsschot moet zich hebben vergist. | |
Armand RassenfosseDe Luikenaar Armand Rassenfosse (1862-1934) was een, veel jongere, leerling van Félicien Rops en zijn stijl doet inderdaad aan Rops denken. Leo van Maris wijst in zijn biografie Félicien Rops (1982) op de harmonieuze samenwerking van de twee Waalse kunstenaars. ‘Samen met de etser Armand Rassenfosse heeft hij [Rops] tenslotte zijn ideale vernis mou gevonden, die “Ropsenfosse” werd genoemd.’Ga naar eindnoot5 Elders in zijn boek vertelt Van Maris een sterk verhaal over het frontispice voor Les épaves. ‘Nadat hij [Baudelaire] eerst een ontwerp van Armand Rassenfosse had afgekeurd, heeft hij Rops tenslotte het frontispice laten maken.’Ga naar eindnoot6 Ik hou wel van sterke verhalen, maar dit is toch al te kras. Rassenfosse werd geboren op 6 augustus 1862. Les épaves verscheen in februari of maart 1866. De aanstormende artiest was toen drie jaar! Van Maris zal hem hebben verward met Félix Bracquemond (1833-1914), die in opdracht van uitgever Auguste Poulet-Malassis een aantal pogingen ondernomen heeft om naar aanwijzingen van Baudelaire een skelet te graveren als frontispice voor de tweede uitgave van Les Fleurs du Mal. Maar al zijn proeven waren in de ogen van Baudelaire een gruwel.Ga naar eindnoot7 Baudelaire probeerde in zijn brief van 21 februari 1866 Rops over te halen om voor Les Fleurs du Mal een frontispice en een affiche te maken in de trant van dat voor Les Épaves.Ga naar eindnoot8 Daarvan is het echter nooit gekomen. Intussen wacht Rassenfosse zijn kans af. Na de dood van Félicien Rops in 1898 is zijn tijd gekomen. Dankzij Rops had hij de Parijse uitgever Eugène Rodrigues van de ‘Société des Cent Bibliophiles’ leren kennen. Bij deze bibliofiel verschijnt in 1899 Les Fleurs du Mal, met bij elk gedicht een kleurenets van Armand Rassenfosse. Hij had er twee jaar aan gewerkt. Het boek, verschenen in een oplage van 115 exemplaren, wordt nu in bibliofiele kringen beschouwd als een hoogtepunt in de kunst van de boekillustratie. Armand Rassenfosse had nog meer geluk. Zijn eeuwige roem is erdoor verzekerd. Zijn gekleurde etsen bij Les Fleurs du Mal werden door Willem Elsschot aangezien voor etsen van Félicien Rops.
Exposition # 118 Les Fleurs du Mal / par Charles Baudelaire; illustrations dessinées et gravées sur bois par Émile Bernard. - Paris: Ambroise Vollard, 1916.
| |
[pagina 65]
| |
Exposition # 7 Armand Rassenfosse, kleurenetsen uit: Les Fleurs du Mal / Charles Baudelaire; illustrations de A. Rassenfosse. - Paris: Pour les Cent Bibliophiles. 1899.
Exposition # 60 Suite de vingt-six gravures de André Domin pour illustrer Les Fleurs du Mal / de Charles Baudelaire. - Paris: René Kieffer, [1920].
|
|