De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 74]
| |
[pagina 75]
| |
Jaren geleden verdiepte ik mij in het leven van dom Willibrord Verbruggen (1859-1935), de eerste abt van de trappistenabdij Onze Lieve Vrouwe van Koningshoeven. Dit imposante kloostercomplex even buiten Tilburg werd gebouwd tussen 1891 en 1894 en weerspiegelt het groeiende katholieke zelfbewustzijn van die jaren. De neogotische abdij heeft nog steeds een monastieke functie en ontleent haar bekendheid tevens aan het onvolprezen trappistenbier dat er wordt gebrouwen.
Dom Willibrord Verbruggen (1859-1935), de eerste abt van Koningshoeven.
Dom Willibrord was bepaald niet het prototype van een sober levende en van de wereld afgewende kloosterling. Als ware het een privébezit zette hij de onder zijn leiding gebouwde abdij op zijn eigen naam. De flamboyante geestelijke maakte plezierreizen naar het hoge Noorden en diepe Zuiden, en was verwikkeld in hooglopende conflicten met ordebroeders en bierhandelaren. Blijkbaar nam hij het niet zo nauw met het celibaat, hij werd althans beschuldigd van oneerbare relaties met vrouwen. In 1909 was de maat vol en ontzette de paus hem uit zijn abbatiale waardigheid. Dom Willibrord negeerde dat bevel, maar was op den duur toch gedwongen op te stappen. Na een renteniersbestaan in Zwitserland en Frankrijk keerde hij in 1934 terug in de orde en blies het jaar daarop in vrede zijn laatste adem uit in Rome. | |
Zwijgende broedersIk had al veel archiefmateriaal verzameld, vooral in de abdij zelf, toen ik bij een Amsterdamse antiquaar een schotschrift uit 1901 vond met een lange titel: Onthullingen over de levenswijze van den Eerwaarden Pater Willibrord (Aloysius Verbruggen), Overste van de Abdij der Trappisten te Tilburg, door den gewezen Broeder-Trappist Romuald. De schrijver was Charles (of Karl) Frech, die de kloosternaam ‘Romualdus’ had gedragen. Als trappist had hij leiding gegeven aan de brouwerij van Koningshoeven, destijds ‘De Schaapskooi’ geheten. Broeder Romuald bleek ongeschikt voor het monnikenbestaan, kreeg ruzie met de abt en verliet het klooster. In zijn pamflet noemt hij dom Willibrord ‘de Wolf in de Schaapskooi’ en vertelt hoe deze ‘onmenschelijke’ man hem in een krankzinnigengesticht liet opnemen. Ook na de uittreding bleef de abt hem belagen en saboteerde hij zijn voorgenomen huwelijk. De ex-monnik Frech gaf in zijn geschrift de ‘Eerwaarde Pater’ de volle laag en liet met kennelijk genoegen diens seksuele escapades de revue passeren. Tussen 1900 en 1903 verschenen minstens drie versies van het pamflet, zowel in het Frans als het Nederlands en met verschillende titels. Gaandeweg kwam ik erachter dat in 1897, drie jaar na de inwijding van de abdij, een andere ex-trappist uit de school had geklapt. Hij zou over Koningshoeven een sleutelroman hebben geschreven waarin Verbruggen eveneens aan de schandpaal werd genageld. Het boek ontbrak in de bibliotheek van Koningshoeven, wellicht om die reden - om het onder ogen te krijgen moest ik naar de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Het bleek een werkje van 110 pagina's, getiteld Miserecordiam Ordinis! De barmhartigheid van de orde der ‘Zwijgende Broeders’. Volgens de ondertitel ging het om een ‘kloosterdrama uit den tegenwoordigen tijd’, geschreven door ‘Georgius’. Het eerste woord van de titel is trouwens foutief gespeld - Miserecordiam had Misericordiam moeten zijn. | |
Onwelriekende waarheden‘Mijn doel en innigste wensch is, dat dit boekje in handen kome van hen, van wien een dierbaar familielid verdwaald geraakte achter de muren der Abdij van K...... hoeven’, zo lezen we in het voorwoord.Ga naar eindnoot1 ‘Ter wille der waarheid en duidelijkheid was ik genoodzaakt enkele scènes eenigszins realistisch te schetsen. Mocht ik zoodoende een | |
[pagina 76]
| |
Georgius, Miserecordiam Ordinis! De barmhartigheid van de orde der ‘Zwijgende Broeders’, Amsterdam, A. van Klaveren, [1897]. Bijzondere Collecties van de UvA.
onder
Abdij Koningshoeven, vooraanzicht. Foto Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
rechts
Van Klaveren's Realistische Bibliotheek, naar een ontwerp van Albert Hahn. De catalogus stamt uit 1906, toen Dirk Buys al veertien jaar eigenaar was van uitgeverij Van Klaveren. Bijzondere Collecties van de UvA. | |
[pagina 77]
| |
mijner gevoelige lezers of lezeressen kwetsen, dat hij of zij zijn of haar neus optrekke, hoog, zeer hoog, (een beroemd schrijver noemt die manoeuvre een triumf der fatsoenlijkheid), mijn werk ter vure doeme en zijne of hare handen wasschen in een désinfecteerend watertje. In zijne of hare gebeden gedenke men den Schrijver.’ De nietsvermoedende lezer kreeg inderdaad heel wat voor zijn kiezen: homoseksuele betrekkingen tussen een pater en een boerenknecht, zelfmoord, schijnheilige monniken, door overwerk afgebeulde lekebroeders en een tirannieke abt. Alles werd in geuren en kleuren beschreven door iemand die de abdij van binnenuit kende en niet schroomde man en paard te noemen. Bepaald geen vrijblijvend romannetje. Pater Seraphinus Lenssen (1891-1960), de begaafde chroniqueur van Koningshoeven, vatte het aldus samen: ‘Een gemeen pamflet, maar met een kern van waarheid’. Heeft dom Willibrord het boek gekend en het wijselijk doodgezwegen? Hij schoot er weinig mee op om slapende honden wakker te maken en bovendien was de kans klein dat Brabantse katholieken deze ontheiliging van Koningshoeven onder ogen kregen. Die kans was des te geringer omdat Miserecordiam Ordinis! verscheen bij de Amsterdamse uitgever A. van Klaveren, wiens fonds nogal pikant was. Hij legde zich toe op ‘realistische’ romans en populair-wetenschappelijke werken over seksualiteit, beide in meer of mindere mate verkapte pornografie. Toen Miserecordiam Ordinis! in 1897 uitkwam, was Albert van Klaveren overigens al zes jaar overleden. In 1892 was zijn bedrijf overgenomen door Dirk Buys Dzn, die zelf een drukkerij annex uitgeverij had. Buys liet de firma A. van Klaveren in naam voortbestaan en versterkte haar pornografische inslag. Voor het oog van de wereld was Buys directeur van drukkerij De Nieuwe Tijd, uitgever van het keurige literair-wetenschappelijke maandblad Het Leven en socialist van het eerste uur; onder het mom van Van Klaveren publiceerde hij boeken die het daglicht niet of nauwelijks konden verdragen. Miserecordiam Ordinis! bevat genoeg erotiek om in die laatste categorie te vallen. In een catalogus van Van Klaveren uit 1902 werd het aangeboden tussen een Atlas der in- en uitwendige deelen van het menschelijk lichaam - waaronder de geslachtsdelen - en een Beknopte schets der ontwikkeling en geboorte van het kind. Brave Brabantse katholieken werden niet geacht zulke prikkelende lectuur tot zich te nemen, al valt niet uit te sluiten dat ze dat stiekem toch deden. De firma A. van Klaveren bood haar clientèle de discrete mogelijkheid om boeken ‘onder couvert’ te ontvangen. Het Amsterdamse exemplaar is voorzien van een stempel van de Evangelische Maatschappij, een zeer protestantse en antikatholieke organisatie. Zij beschouwde de sterke toename van het aantal kloosters als een groot gevaar voor het vaderland. F.G. Lagers, redacteur van haar in 1896 opgerichte huisblad De Protestant, had al in 1883 de brochure De kloosters van Nederland het licht doen zien. Hij bestreed het uitdijende kloosterwezen te vuur en te zwaard en plaatste grote vraagtekens bij de ‘kloosterzedelijkheid’, Georgius' boek was ongetwijfeld koren op de molen van de Evangelische Maatschappij. | |
Exploderend biervatOp zondag 4 februari 1894 plaatste de Tilburgsche Courant het volgende bericht: Een smartelijk ongeluk in Donderdag namiddag omstreeks 6 uur aan de brouwerij der EE. PP. Trappisten voorgevallen. Terwijl men bezig was met het pikken der 4000 liters groote lagervaten, sprong op eenmaal de bovenste bodem van het vat en raakte door die ontploffing het versch gepikte vat in brand met het ongelukkig gevolg dat een werkman, zekere Vietor Kubath, oud 28 jaar, welke reeds drie jaar in deze brouwerij werkxaam was, stervend tegen eenen muur werd geworpen, en eenen anderen werkman, genaamd Johannes He[...]sels, eenige doch niet gevaarlijke brandwonden ontving. De Hoog Eerwaarde Abt, die onmiddellijk ter plaatse snelde, heeft den tijd nog gehad eerstgenoemde het H. Oliesel toe te dienen en hem in zijne laatste oogenblikken bij te staan, daar de dood tien minuten daarna volgde. Den endere, na de eerste zorgen in het klooster ontvangen te hebben, heeft men op aanraden ten den Doctor naar het gasthuis vervoerd en wij mogen hopen, dat hij welhaast zal hersteld zijn. Het was een geluk bij een ongeluk dat dom Willibrord de stervende Victor nog net op tijd de sacramenten kon toedienen. Diens tragische dood wordt in Miserecordiam Ordinis! overgedragen op Ulrich, de hoofdpersoon van de roman. Daarnaast zijn Ulrichs wederwaardigheden ontleend aan de kortstondige kloostercarrière van broeder Georgius, die bij de Burgerlijke Stand stond ingeschreven als Everhard Staudenmaijer. Hij werd op 20 januari 1861 in Amsterdam geboren als zoon van een Duitse, vermoedelijk protestantse, immigrant en diens Nederlandse echtgenote. Het gezin behoorde tot de arbeidende klasse, de vader wordt omschreven als ‘bediende’.Ga naar eindnoot2 In het voorjaar van 1896, op 35-jarige leeftijd, liet Everhard zich katholiek dopen - een stap die doet vermoeden dat er in zijn persoonlijk leven het een en ander was gebeurd. Kennelijk hield de bekeerling de wereld voor gezien en was zijn doop bedoeld als toegangsbewijs voor Koningshoeven. Aanvankelijk zou Everhard pater worden, maar na een paar maanden liet hij die ambitie varen en stelde zich tevreden met de meer nederige positie van lekebroeder. Als broeder Georgius kwam hij te werken op het kantoor van de brouwerij onder leiding van pater Johannes-Baptist, de boekhouder. Lang hield de novice het er niet uit, reeds tegen het einde van 1896 verliet hij de abdij. Hij moet op de brouwerij het verhaal van het ontploffende fust en de dood van Victor Kubath hebben gehoord. Het is de vraag of Staudenmaijer het hele boek zelf heeft geschreven - sommige sappige passages wekken de indruk te zijn geredigeerd door iemand die de smaak van de lezers van het ‘realistische’ genre kende. Misere- | |
[pagina 78]
| |
cordiam Ordinis! is het verhaal van een jongeman die de hemel op aarde zoekt en belandt in een aardse hel. De auteur gaat nogal drakerig aan de haal met Ulrich. Hij maakt van hem een halve wees, wiens moeder noodgedwongen een zwervend bestaan leidt als cabaretzangeres. Zijn vader heeft hij nooit gekend. De jongen werkt een tijdje op een brouwerij en trekt dan de wijde wereld in, op zoek naar een geluk dat hij nergens kan vinden.
Briefhoofd van brouwerij ‘De Schaapskooi’, 1891.
Met enige verbazing lezen wij dat hij in Constantinopel scheep gaat naar Algiers, waar hij in een brouwerij zal gaan werken - bier is een constante in zijn leven. Het islamitische Algiers lijkt echter niet de meest voor de hand liggende locatie voor een brouwerij. Ook wekt het bevreemding dat Ulrich aan boord een trappist ontmoet die hem de dwalingen zijns weegs doet inzien. Deze ronselaar met homo-erotische trekjes haalt de jongeman over de wereld af te zweren en zijn ziel veilig te stellen in Tilburg. Wanneer Ulrich door de poort het klooster binnentreedt, is het hem te moede alsof hij een kille gevangenis binnenkomt. In het gastenkwartier, waar hij als postulant de eerste dagen verblijft, hangt een deprimerende en dreigende atmosfeer. Het geloof van de pater-in-opleiding wordt zwaar op de proef gesteld door het hypocriete en weinig christelijke gedrag van zijn mede-trappisten. Als hij op een maandagmorgen de was moet doen, wordt het hem teveel. De aanblik van de waskuip met vuile monnikenhemden vervult hem met walging. Hij heeft op de gemeenschappelijke slaapzaal meegemaakt hoe die hemden vuil werden: ‘Had hij niet gehoord hoe Pater Vincentius, welke juist naast hem sliep, met verrukte, sidderende stem de Heilige Maagd aanriep? “O pia, o dulcis virgo Maria”, hoorde hij fluisteren. “Dank, dank”, en zijn stroozak ruischte terwijl hij zich eens op de andere zijde legde met de zalige hoop dat de Heilige Maagd hem wel weer met zulk een “genade” mocht deelachtig maken. “Ik wil niet, ik wil niet”, hoorde hij weer een paar cellen verder, “mijn kuischheid te rooven, vervloekte satan”, bazelde men dan half slapend. Een ander verzocht om “nog meer, nog meer”.’ | |
Verschijning van MarieUlrich geeft de ambitie op om pater te worden en wordt overgeplaatst naar de lekebroeders. Evenals Everhard Staudenmaijer wordt hij tewerkgesteld op de brouwerij, waar de duivelse Johannes-Baptist alias ‘de kleine abt’ de scepter zwaait. Zowel dom Willibrord als de prior dansen naar het pijpen van deze pater met zijn ‘meisjestronie’, die alles doet wat God verboden heeft. Het klooster is voor hem een vrijplaats waar hij zich te buiten kan gaan aan aardse en vleselijke geneugten. Seksueel komt de pater aan zijn trekken in stoeipartijtjes met de boerenknecht Klaas. De brave Ulrich kan zulke uitspattingen niet verdragen en besluit het zondige Koningshoeven te verlaten. Op een ochtend loopt hij naar het Mariabeeld in de kloostertuin om afscheid te nemen van de beschermvrouwe van het klooster. Zijn gebed tot de H. Maagd wordt op wonderbaarlijke wijze verhoord door een stem aan de andere kant van de kloostermuur: ‘“Mot je mij hebben? Roep je mij?”, klonk een jeugdige stem hem spottend toe. Verbaasd richtte hij zijn betraand gelaat in de hoogte en keek in een vol, frisch lachend meisjesgezicht, wat boven den muur uitstak. “Verduiveld wat een lieve jongen, wat jammer dat hij rokken aan heeft. Hé, krullebol, als jij een broek aantrekt mag je met me doen wat je wil. [...] Zeg, lieve broeder, loop daar de muur langs en kruip dan het rasterwerk door. Ik wil, ik moet je spreken. Hier zoo op dien muur geleund houd ik het niet langer vol, mijn melkinrichting gaat me pijn doen.”’
De karakteristieke mouttoren van Koningshoeven. De mout - ontkiemde gerst die de grondstof is voorde bierbereiding - werd in deze toren verwarmd en gedroogd. Foto Ron Maijen.
Het is duidelijk dat deze aardse Marie door toedoen van de hemelse op zijn weg is gekomen. De reddende engel brengt Ulrichs hoofd op hol en hij besluit met haar te trouwen. Na zijn uittreding wil hij de kost verdienen als uitwonende knecht op de brouwerij van Koningshoeven. Dankzij Marie lijkt Ulrich alsnog het | |
[pagina 79]
| |
geluk te vinden, maar de trappisten zijn niet van plan hun prooi te laten gaan. Zij bekokstoven zijn ondergang, zij brouwen een drankje dat zijn gevoelige ziel vergiftigt. Pater Johannes-Baptist maakt Ullrich wijs dat Marie een slet is die zich met jan en alleman afgeeft. Tot overmaat van ramp confronteert dom Willibrord hem met een verschrikkelijk geheim: hij is een buitenechtelijk kind. En, vervolgt de abt, Ulrich zal begrijpen dat zo'n ‘bastaard’ niet in loondienst in de abdij kan werken - hij kan dus het beste maar weer intreden.
De brouwerij van de abdij, met links de mouttoren. Foto Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed.
Het drama van het buitenechtelijke kind mag in een negentiende-eeuwse sensatieroman natuurlijk niet ontbreken. De literaire stoplap is in Miserecordiam Ordinis! de druppel die de emmer van Ulrichs leed doet overlopen. Volkomen overstuur loopt de jongeman het bos achter de abdij in. Hij komt tot rust, maar het is de rust van iemand die de wereld al vaarwel gezegd heeft. Teruggekeerd in de brouwerij zet hij een ketel met pek op het vuur. Hij wil een groot vat ‘pikken’, zegt hij tegen pater Johannes-Baptist die, tevreden over zoveel ijver, ter kerke gaat. Bij het pikken wordt het inwendige van een fust bedekt met een laagje pek, om lekken te voorkomen en om te verhinderen dat het bier in aanraking komt met de buitenlucht. Het ongeluk van Victor Kubath wordt in de roman omgezet in zelfmoord: Ulrich laat het ingesmeerde vat in de brand vliegen en met een steekvlam ontploffen, waarbij hij dodelijk gewond raakt. De toegesnelde abt probeert hem op de valreep nog het Heilig Oliesel toe te dienen, maar de ongelukkige duwt ‘de hatelijke hand’ weg en sterft. Heeft het negentiende-eeuwse Frankrijk vele antiklerikale romans voortgebracht, in Nederland zijn ze schaars. Everhard Staudenmaijer was geen groot schrijver, maar zijn curieuze roman is het waard aan de vergetelheid te worden ontrukt. We weten niet hoe het hem verder is vergaan. In het voorwoord van Miserecordiam Ordinis! kondigt hij aan dat bij voldoende belangstelling een tweede deel zal verschijnen over zijn ervaringen. Kennelijk ontbrak die belangstelling of had de auteur met deze eersteling zijn literaire kruit verschoten. Andere geschriften van hem worden nergens vermeld, al kan hij natuurlijk onder pseudoniem hebben geschreven. Tijd en plaats van zijn overlijden zijn onbekend. Misschien vertrok hij in het voetspoor van zijn personage Ulrich naar Algiers om daar brouwer te worden, of soldaat in het Vreemdelingenlegioen... |