De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 64]
| |
[pagina 65]
| |
Deventer heeft de oudste stadsbibliotheek van Nederland en sinds november 2014 ook de enige boekhistorische Schatkamer. Deze komt voort uit de tentoonstelling ter gelegenheid van het 450-jarig bestaan van de Athenaeumbibliotheek, die in 2010 te zien was in het inmiddels voormalige museum De Waag in Deventer. De tentoonstelling toonde de ongelooflijke rijkdom van de bibliotheek en is indertijd in De Boekenwereld besproken. De Schatkamer maakt aan de hand van die rijkdom in opeenvolgende thematische exposities de geschiedenis van het boek zichtbaar.
Voorplat van Albumasar de magnis coniunctionibus, [ed. Johannes Angelus]. Augsburg, Erhard Ratdolt, 1489. De band van het boek bestaat uit houten borden met een leren rug.
Na ‘Monnikenwerk. Het geschreven boek van 800-1500’ volgt tot 28 juni als tweede thema ‘Loden letters. Het gedrukte boek tot 1600’. Initiatiefnemer en samensteller is cultuurhistorisch medewerker Dinand Webbink van de Athenaeumbibliotheek, die in een toegankelijke, semipermanente opstelling de schatten uit de collectie wil laten zien aan een breed publiek. Met de Schatkamer is een droom van hem werkelijkheid geworden en gezien de bezoekersaantallen slaat de formule aan. | |
Van Pafraet tot KluwerIn 1560 kocht de stad Deventer van pastoor Johannes Phoconius (= Jan Bruinvis) 44 boeken, die tezamen de bibliotheek van de Mariakerk aan de Papenstraat vormden. Toen de stad de bibliotheek kocht, waren er plannen voor de oprichting van een universiteit in Deventer en had de paus zojuist besloten een bisdom Deventer in het leven te roepen. Een causaal verband met de aankoop is echter nooit aangetoond. Nadat de stadssecretaris de boeken had geïnventariseerd en de stadstimmerman een boekenkast ‘voir dese Stadtsboecken’ had gemaakt, beschikte Deventer over een stadsbibliotheek. Van de 44 boeken uit 1560 hebben er 24 de troebelen van de late zestiende eeuw overleefd. In 1569 verhuisde de stad de boekerij naar het Heer Florenshuis van de Broeders van het Gemene Leven. Dat was veiliger, omdat in de pastorie van de Mariakerk Spaanse soldaten gelegerd werden. De bibliotheek werd samengevoegd met die van de Broeders van het Gemene Leven ofwel de Moderne Devoten van Geert Grote (1340-1384), voor wie het afschrijven van teksten een belangrijke bezigheid was. De ‘broeders van de Penne’ produceerden jaarlijks talrijke handgeschreven boeken en ook na de uitvinding van de boekdrukkunst rond 1450 bleef de vraag naar hun handschriften groot. In Deventer werden al vroeg boeken gedrukt: in 1477 drukte de uit Keulen afkomstige Richard Pafraet er het eerste boek. Met collega-drukker Jacob van Breda bracht hij de boekdrukkunst tot grote bloei in Deventer, dat tot in het begin van de zestiende eeuw de belangrijkste drukkersstad van de Noordelijke Nederlanden zou blijven. Ook daarna bleef het een stad van drukkers en uitgevers - zo stichtte AEbele Kluwer er in 1891 een uitgeverij die uitgroeide tot een van de grootste van Nederland. | |
OntroomsingDe geschiedenis van de bibliotheek kent hoogte- en dieptepunten. Nadat Deventer in 1591 deel was gaan uitmaken van de calvinistische Republiek der Verenigde Nederlanden, werden vele kostbare boeken uit de ‘roomse’ boekerij van het Heer Florenshuis verkocht. Het nieuwe calvinistische stadsbestuur zuiverde de bibliotheek van paapse smetten en bracht haar in 1597 onder in de kapel van het Heer Florenshuis, die na de overgang tot het protestantisme niet langer gebruikt werd. Van de huidige bibliotheekcollectie hebben nog 220 boeken het eigendomskenmerk van de bibliotheek omstreeks 1600. Van groot belang voor de bibliotheek was de oprichting van het Athenaeum Illustre in 1629, Dankzij | |
[pagina 66]
| |
deze universiteit zonder promotierecht ontwikkelde Deventer zich tot een regionaal centrum van onderwijs en intellectueel leven, wat ook ten goede kwam aan de Stads- en Athenaeumbibliotheek. Tot het begin van de negentiende eeuw bleef deze gevestigd in de voormalige kapel van het Heer Florenshuis. Toen een betere huisvesting in 1818 voorwaarde was voor de verwerving van het boekenbezit van de opgedoekte universiteit van Harderwijk, verhuisde de bibliotheek naar het stadhuis, waar ze na de opheffing van het Athenaeum in 1878 een wat zieltogend bestaan leidde.
Oost-Nederlands getijdenboek, 1477. Rijk geïllustreerd en versierd handschrift op perkament.
rechts
Deze strook perkament uit de negende of tiende eeuw is het oudste document van de sab. In een mooie karolingische minuskel bevat het een fragment uit het apocriefe bijbelboek Ecclesiasticus (Het Boek der Wijsheid van Jezus Sirach). Dat veranderde na de Tweede Wereldoorlog. In 1967 kreeg de bibliotheek een wetenschappelijke steunfunctie als de Koninklijke Bibliotheek van Oost-Nederland. In 1971 verhuisde ze van het stadhuis eerst naar het gerestaureerde Buiskensklooster, ooit een huis van de zusters van het Gemene Leven, en in 1978 naar het huidige pand aan Klooster-Zuid, tegenover het Buiskensklooster. | |
Boekgeschiedenis en boekenstadSchatkamers laten meestal schatten zien zonder inhoudelijke samenhang, maar die van de Athenaeumbibliotheek toont aan de hand van een ‘wisselend thema de geschiedenis van het boek én de geschiedenis van de boekenstad Deventer. Dinand Webbink is een bevlogen boekhistoricus en ook een bevlogen uitgever van bijzondere boeken. Hij noemt de Schatkamer geen museum, omdat de kwetsbaarheid van de objecten een vaste opstelling onmogelijk maakt en hij de opeenvolgende thema's niet langer dan drie maanden kan laten staan. Hij vindt dat geen bezwaar, integendeel, want het aantal thema's is onuitputtelijk. De rode draad van de boekgeschiedenis loopt van middeleeuwse handschriften tot moderne uitgaven. De relatief snelle opvolging van de thema's maakt de Schatkamer dynamisch en biedt de liefhebbers drie keer per jaar een nieuwe expositie. Elk thema telt veertig tot zestig objecten, wat veel is in vergelijking met de tentoonstelling in De Waag in 2010 - daar moesten honderd ‘schatten’ de hele collectie van de Athenaeumbibliotheek representeren. De Schatkamer biedt de gelegenheid tot verfijning en het tonen van vergelijkbare handschriften of drukken. De bibliotheek heeft volgens Webbink een Deventer accent, maar de collectie beperkt zich geenszins tot Deventer. De opeenvolgende Schatkamers laten vele objecten zien die van elders komen en die relevant zijn voor het thema. De Schatkamer opent met een vaste opstelling die vertelt hoe Deventer een boekenstad is geworden. De boekgeschiedenis wordt in deze intro verdeeld in acht perioden, die beginnen bij de vijftiende-eeuwse handschriften van de Broeders van het Gemene Leven en via verschillende tussenfasen van het gedrukte boek eindigen bij de tegenwoordige tijd van tablet en e-boek. Elke periode heeft een eigen embleem en een kenmerkend object.
links
Manuscript van een Koran uit Maleisië, in 1784 buitgemaakt door een bevelhebber van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. | |
[pagina 67]
| |
Chronographia biblica circiter a tempore diluvii usque ad Christum, fragment van het manuscript uit ca. 1350. Middeleeuwse kroniek van de bijbelse geschiedenis, op een verluchte perkamenten boekrol van vijf meter lang.
| |
MonnikenwerkHet eerste thema ‘Monnikenwerk’ toonde tot februari 2015 handschriften tot circa 1500. Het oudste daarvan is een fragment op perkament uit de negende eeuw, dat als bindmateriaal werd gevonden bij een rekening van het Heilige Geest Gasthuis. De in een Karolingische minuskel geschreven tekst komt uit het apocriefe Bijbelboek Ecclesiasticus (het Boek Wijsheid van Jezus Sirach), en is waarschijnlijk bewust weggesneden. De Karolingische letter vormt de basis van het moderne schrift en is gemakkelijk te lezen. Indrukwekkend is de vijf meter lange boekrol Chronographia biblica circiter a tempore diluvii usque ad Christum uit 1350, dat de Bijbelse geschiedenis beschrijft vanaf de zondvloed tot geboorte van Christus, aangevuld met latere gegevens. De perkamenten boekrol moet oorspronkelijk zelfs een meter langer zijn geweest, want het eerste deel met het scheppingsverhaal is verloren gegaan. Door het midden loopt de ‘lijn van Christus’, die verbindingen legt tussen belangrijke personen en gebeurtenissen. Webbink beschouwt de rol als een voorloper van de tegenwoordige mindmap, een diagram dat in een boomstructuur begrippen, teksten en plaatjes ordent rond een thema. De belangrijkste Bijbelse figuren op de rol hebben een medaillon, zoals Abraham. Ook duidelijk herkenbaar zijn de Ark des Verbonds, de tempel van Salomo en de menorah, de zevenarmige kandelaar. ‘Monnikenwerk’ toonde ook het omvangrijke Hebreeuwse Nevi'im aharonim uit circa 1300 met de tekst van de late profeten en in de marge het beroemde commentaar van de Franse rabbijn Rasji (1040-1105). Verder was er een handgeschreven Koran uit Maleisië te zien, in 1784 buitgemaakt door een bevelhebber van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. De tragische geschiedenis van deze Deventer Koran is overgeleverd: een imam wilde voorkomen dat dit heilige boek in ‘barbaarse’ handen zou vallen en probeerde het in brand te steken. Voor moslims is dat zoals bekend een doodzonde. De imam werd gedood, niet door geloofsgenoten, maar door hebzuchtige Nederlanders die niet van zijn preventieve brandstichting waren gediend. | |
Loden lettersHet tweede thema ‘Loden letters. Het gedrukte boek tot 1600’ is te zien tot 27 juni 2015. De boekdrukkunst, ‘de grootste aller triomfen’, verspreidde zich vanaf 1455 via Mainz, Keulen, Straatsburg, Rome, Venetië en Parijs over Europa. In 1473 werd in Utrecht het eerste boek in de Nederlanden gedrukt en vier jaar later, in 1477, begon de Keulse drukker Richard Pafraet aan een glorieuze loopbaan in Deventer. Hij en zijn collega-drukker Jacob van Breda drukten in de late vijftiende eeuw een kwart van de boekproductie in de Nederlanden en lieten daarmee Antwerpen, Utrecht, Gouda, Delft en Zwolle ver achter zich. Evenals ‘Monnikenwerk’ heeft ‘Loden Letters’ een veel grotere reikwijdte dan alleen Deventer. Deze Schatkamer toont een verscheidenheid van fraaie voorbeelden van vroege boekdrukkunst: werken uit de humanistische traditie, gecensureerde boeken en intrigerende uitgaven over hekserij, alchemie, astrologie en astronomie. | |
[pagina 68]
| |
In die laatste categorie valt bijvoorbeeld de Malleus Maleficarum, ofwel de heksenhamer van inquisiteur Henricus Institoris alias Heinrich Kramer. Als tweede auteur wordt Jacob Sprenger opgevoerd, maar die naam heeft Kramer vermoedelijk toegevoegd om zijn boek wat meer allure te geven. Deze beruchte handleiding voor heksenjagers werd in 1494 in Keulen gedrukt en bestaat uit drie delen. Het eerste bewijst dat hekserij wijd verbreid is, het tweede specificeert de verschillende vormen van het kwaad en het derde beschrijft hoe heksen berecht moeten worden. Op het titelblad is de pootafdruk van een kat te zien. Het boek vond snel zijn weg in Europa, dankzij de boekdrukkunst. Astronomie, overlopend in astrologie, was in de vijftiende en zestiende eeuw een populaire wetenschap waarover vele gedrukte werken verschenen. De scheiding tussen astronomie en astrologie voltrok zich pas in de zeventiende eeuw, als uitvloeisel van de wetenschappelijke revolutie. Het oudste astronomische werk in ‘Loden Letters’ is De magnis conjunctionibus van de negende-eeuwse Perzische geleerde Albumasar, in 1489 uitgegeven door Erhard Ratdolt in Augsburg. Albumasar stond tijdens de Renaissance in hoog aanzien als sterrenkundige, bijvoorbeeld bij de Florentijnse filosoof Marsilio Ficino (1433-1499). De Perzische geleerde werd ook geciteerd door de Deen Tycho Brahe, wiens Astronomiae instauratae mechanica in 1602 in Neurenberg werd uitgegeven door Levinus Hulsius. Een van de oudste gedrukte werken over de pre-copernicaanse astronomie is De sphaera mundi of Tractatus de sphaera, gedrukt in 1472 in Ferrara. Het werd in de vroege dertiende eeuw geschreven door Johannes de Sacrobosco of John Holywood, die sterk leunde op de Arabische astronomie.
links
Tycho Brahe, Astronomiae instauratae mechanica, Neurenberg, Levinus Hulsius, 1602. rechts Omnium poetarum facile principis Homeri Iliados liber tertius, Deventer, Theodorus van Borne, 1515. Met het merk van de Deventer drukker Van Borne: een drukker die aan het werk is. De eerste in Nederland gedrukte Bijbel is te zien in ‘Loden Letters’, evenals - uiteraard - het eerste in Deventer gedrukte boek. Beide in 1477! De Nederlandstalige Bible in Duytsche werd in Delft gedrukt door Jacob Jacobszoon van der Meer en Mauricius Yemants- | |
[pagina 69]
| |
zoon van Middelborch. Het eerste boek dat in Deventer werd gedrukt was het bijbelcommentaar Liber bibliae moralis van Petrus Berchorius. Een mooi voorbeeld van een vroege incunabel is de Rhetorica van Georgius Trapezuntius of George van Trezibond (Venetië, ca. 1472).
boven
Lucas Waghenaer, Spiegel der Zeevaerdt, Leiden, ‘Inden Plantijnsche druckerye by Francoys van Ravelengien’, 1588. Kaart van de zuidkust van Engeland. linksboven Albumasar de magnis coniunctionibus, [ed. Johannes Angelus]. Augsburg, Erhard Ratdolt, 1489. Links de zon, rechts Venus. links Desiderius Erasmus, Omnia opera, Basel, Hieronymus Frobenius et Nicolaus Episcopius, 1538-1540. Door een operatieve ingreep van een rechtzinnige pastoor zijn de Colloquia verwijderd. Toen Gutenberg in Mainz rond 1455 het drukken met losse loden letters uitvond, besefte hij niet dat hij een revolutie ontketende. Zijn uitvinding maakte de verspreiding van teksten mogelijk en dus die van kennis, ideeën en idealen. Kerkhervormer Maarten Luther besefte de kracht van het nieuwe medium. Dat zijn ketterse ideeën zoveel weerklank vonden was te danken aan de drukpers. Hetzelfde gold voor het humanistische gedachtegoed. Sommigen vonden de nieuwe openbaarheid van ideeën bedreigend, zodat boeken werden verboden of gecensureerd. ‘Loden letters’ laat het eerste deel zien van de Omnia opera van Erasmus, tussen 1538 en 1540 gedrukt in Bazel. Daaruit zijn de satirische Colloquia weggesneden, omdat ze onwelgevallig waren aan de fanatieke pastoor Philippus Boestius en bisschop Aegidius de Monte van Deventer. Boestius verwijderde alles uit de bibliotheek wat op de Index stond of naar ketterij zweemde. Afgezien van het amputeren van tweehonderd pagina's maakte hij talloze passages onleesbaar. Vroeg drukwerk kan van grote schoonheid zijn, zoals het titelblad van Omnium poetarum facile principis Homeri Iliados liber tertius uit 1515, met het drukkersmerk van Theodorus van Borne uit Deventer. Van Borne was een stiefzoon van Jacob van Breda en behoort tot de tweede generatie van Deventer drukkers. Zijn stiefvader kocht voor hem een huis dat ruggelings tegen de Grote Kerk stond, pal tegenover het huis van Richard Pafraet. Een bijzonder stuk is ook de Spiegel der Zeevaerdt van Lucas Waghenaer met kaarten, maar ook met maanstandtabellen en een sterrenhemel. De atlas is in 1588 gedrukt in Leiden, ‘Inden Plantijnsche druckerye by Francoys van Ravelengien’. | |
Schatkamer in bedrijfDinand Webbink kiest de onderwerpen en objecten voor de Schatkamer, waarbij hij advies inwint bij conservator en incunabel-specialist Ina Kok en oud-directeur en Erasmuskenner Jan Bedaux. Teksten komen tot stand in samenwerking met een klein team vrijwilligers, elk met hun eigen expertise - zo werken daarin een muziekhistorica en een classicus. De voorbereiding van een nieuw onderwerp kost een maand en bestaat uit het kiezen van de objecten en het schrijven van de begeleidende teksten en bijschriften. De inrichting wordt verzorgd door medewerkers van de afdeling behoud, dat wil zeggen restauratoren. De Schatkamer heeft geen papieren catalogus of vouwblad, maar wel een audiotour en een app die je door de tentoonstelling voert. PR-medewerker Anne Hurenkamp zorgt ervoor dat de Schatkamer met hedendaagse middelen toegankelijk is. De app geeft de bezoeker de gelegenheid thuis alles nog eens rustig te bekijken en na te lezen. Social media als Facebook zijn volgens Hurenkamp een effectieve manier om bekendheid te geven aan de Schatkamer, maar ze timmert ook op andere manieren aan de weg. De Schatkamer is opgenomen in de rondleidingen van de vvv en de gidsen zorgen ervoor dat hun gasten er een blik in kunnen werpen. Het project heeft in de lokale en regionale pers de nodige aandacht getrokken en ook de landelijke televisie heeft intussen belangstelling getoond. De opening van de Schatkamer viel nagenoeg samen met de onverhoopte sluiting van het Historisch Museum De Waag, maar Dinand Webbink ontkent de suggestie van De Stentor dat de Athenaeumbibliotheek met de Schatkamer in het museale gat stapte dat daardoor ontstond. Zijn plan was al uitgewerkt voordat het gemeentebestuur in 2013 besloot het museum op te heffen. Het is de bedoeling om ook in De Waag een schatkamer in te richten. Als dat gebeurt heeft Deventer dus twee Schatkamers, maar helaas geen museum. | |
PostscriptumDe Athenaeumbibliotheek staat aan de vooravond van een ingrijpende reorganisatie, want op 1 januari 2016 eindigt het samenwerkingsverband met Hogeschool Saxion. In een recente hoofdlijnennota schetst het college van burgemeester en wethouders de toekomst van de bibliotheek. De gemeente blijft eigenaar van de collectie, maar geeft die in bruikleen aan de Stichting Openbare Bibliotheek die het beheer, de ontsluiting en de dienstverlening zal verzorgen. Voor presentaties als die van de Schatkamer worden de Stichting Het Deventer Verhaal en de Stichting De Leeuwenkuil verantwoordelijk. De eerste is een museaal ‘productiehuis’, dat in 2014 in de plaats is gekomen van het historisch Museum De Waag en ‘op locatie’ historische tentoonstellingen gaat organiseren. De tweede is verantwoordelijk voor de stedelijke kunst- en erfgoededucatie. De bibliotheek blijft gevestigd op het huidige adres.
‘Loden letters’ is te zien van 9 maart tot en met 27 juni. Adres: Klooster 3, Deventer. Openingstijden: maandag tot en met vrijdag van 09.00 tot 17.00 uur. Toegang gratis. Zie ook www.sabinfo.nl.
Hans Peeters, Romantiek en mythevorming rond een bibliotheek. 450 jaar Stads- en Athenaeumbibliotheek 1560-2010. Deventer, Stadsarchief en Athenaeumbibliotheek, 2010. Jeanette M. Hollaar, ‘Richard Pafraet’, De Boekenwereld 29 (2012/13) nr. 2, p. 74-84. Henk Slechte, ‘Tien eeuwen topstukken. De rijkdom van Deventer Boekenstad’, De Boekenwereld 27 (2010/11) nr. 2, p. 73-85. |
|