Archangelsk (22)
Boekenstorm
Cornelis Jan Aarts
Ik heb, jongelui, de tijd nog meegemaakt dat je in de universiteitsbibliotheek overal boeken op de planken zag staan. Je liep daartussendoor in de zalige wetenschap dat je al die boeken zomaar kon raadplegen als je dat wilde. Ook stonden overal rekken met vaktijdschriften die je even doorbladerde om bij te houden wat je collega's nu weer voor wereldschokkende ontdekkingen hadden gedaan. Dan kon je gerustgesteld verder werken aan je eigen onderzoekje.
Vroeger had de bibliotheek-waar-ik-nog-steeds-vaak-kom een Bibliografisch Centrum in haar vestiging aan het Singel. Een walhalla. Twee verdiepingen diep. Alle nationale bibliografieën stonden daar. Alle bibliografische tijdschriften. Bibliografieën op onderwerp. Alle persoonsbibliografieën. Je hoefde maar op de W te kijken en hopla, je had de beste bibliografie ter wereld van Oscar Wilde in handen.
Vroeger toen ik nog cowboy was en op elke kijkdag van De Zon de touwtjes die de boekenpakketten bij elkaar hielden lospeuterde om te zien wat erin zat, was dit Bibliografisch Centrum voor mij een goudmijn. Ik had op de kijkdag gezien dat in een van de pakketten een mogelijke eerste druk zat van The Picture of Dorian Gray. Tijdens de veiling bestudeerde ik de gezichten en gedragingen van al mijn concurrenten. Wie van hen had dezelfde ontdekking gedaan als ik? Ik besloot mij op één gerenommeerde antiquaar te concentreren. Ik knoopte een praatje met hem aan over een boek waarin hij belang stelde en hield met mijn derde oog de veilingmeester scherp in de gaten. Zonder het gesprek te onderbreken stak ik op het juiste moment mijn hand omhoog. De veilingmeester sloeg af en ik riep nonchalant mijn naam. Gerenommeerde antiquaar en ik babbelden genoeglijk verder, tot hij weer moest opletten, want er waren belangrijke lots in aantocht.
Intussen ben ik eigenaar geworden van The Picture of Dorian Gray, mogelijk in een eerste druk. Daar ben je nooit helemaal zeker van, en in het geval van Oscar Wilde luistert dat nauw. Na de veiling ren ik met mijn aanwinst naar het Bibliografisch Centrum van de universiteitsbibliotheek op het Singel. Buiten adem grijp ik naar de Bibliography of Oscar Wilde (1914) van Stuart Mason. De drukgeschiedenis van The Picture of Dorian Gray neemt daarin veertien bladzijden in beslag, waarvan zeven gewijd aan de vele drukken die mogelijk de eerste kunnen zijn. Het zweet gutst van mijn voorhoofd. Mijn exemplaar is uitgegeven bij Ward Lock and Co, London, New York & Melbourne, zonder het jaartal 1891 op de titelpagina. De echte eerste druk, beschreven op p. 341-343, blijkt zich onder meer van alle andere ‘eerste drukken’ te onderscheiden doordat er op bladzijde 208 één letter ontbreekt.
On p. 208, eight lines from the bottom, is a small misprint, the first letter being dropped from the word ‘and.’
Dat is taal naar mijn hart. Bibliografische prietpraat, maar heerlijk! Het blijkt te gaan om het op één na laatste woord van de volgende zin:
He had chasubles, also, of ambercoloured silk, and blue silk and gold brocade, and yellow silk damask and cloth of gold, figured with representations of the Passion and Crucifixion of Christ, and embroidered with lions and peacocks and other emblems; dalmatics of white satin and pink silk damask, decorated with tulips and dolphins and fleurs de lys; altar frontals of crimson velvet and blue linen; and many corporals, chalice-veils, and sudaria.
Het zweet breekt mij nu aan alle kanten uit. Trillend blader ik naar p. 208 van mijn exemplaar. Bingo! De achtste regel van onder begint met ‘nd sudaria.’ I got him! I'm a rich man!
Dit fantastisch Bibliografisch Centrum werd ontmanteld. Uitgedund en teruggesnoeid paste het in één studiezaal in de buurt van de uitleenbalie. Ook in die zaal kende ik blindelings de weg: in het tweede pad van links stonden de persoonsbibliografieën bij elkaar, volgens de decimale classificatie van Dewey in klasse 012. De bibliografie van Oscar Wilde was inmiddels gestolen of verbannen naar een ver depot.
Het indelingssysteem van Melvil Dewey (1851-1931) was toen nog algemeen in gebruik. Wij bibliografen vereerden hem als een door de goden gezonden profeet, al moest ik Boudewijn Büch steeds weer uitleggen dat je zijn naam niet uitsprak als ‘De Wei’, maar als ‘Djoe Wie’. In het pad van Dewey 929 zag je de meeste zonderlingen. Daar hoopte Rob Schouten te ontdekken met welke Duitse prinses hij moest trouwen om in één klap familie te worden van alle Duitse vorstenhuizen, daar ontdekte Jan Kal dat hij een rechtstreekse afstammeling was van Karel de Grote, en daar wroette iemand zich jarenlang door duffe pamfletten en genealogieën heen om het bewijs te vinden dat Beatrix ten onrechte op de Nederlandse troon zat. Eigenlijk had, volgens hem, een tak uit het Huis Reuss oudere rechten. Frappant detail: ook als de geschiedenis verlopen was zoals die had moeten verlopen, dan was prins Bernhard getrouwd met een nazate van koning Willem 1 en tijdens de oorlog alsnog stadhouder der Nederlanden geworden. Als hij een nieuw bewijs vond, schoof hij een fotokopie in mijn richting. Ssssssst...