De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
[pagina 57]
| |
In de inleiding van Beeldstatistiek Peter Alma beschrijft Wim Jansen hoe hij als student sociologie, evenals vele studiegenoten voor en na hem, het Statistisch Zakboek moest aanschaffen en bestuderen. In dit boek vol tabellen over arbeid, nijverheid en inkomen troffen hem de illustraties die in krachtige, heldere symbolen, in rijen en groepen, letterlijk de gegevens verbeeldden. Zijn interesse voor de beeldtaal leidde naar Otto Neurath, de uitvinder van deze statistieken in de jaren twintig van de vorige eeuw. Jansen was tot zijn pensionering verbonden aan de afdeling Methodologie van Sociaal-wetenschappelijk Onderzoek en Statistiek van de Universiteit Utrecht.
Pictogrammen van Peter Alma.
Peter Alma op latere leeftijd.
| |
Vleesverbruik en verkeersslachtoffersBeeldstatistiek Peter Alma is een drieledige publicatie: een boek en 68 losse herdrukken van beeldstatistieken in een fraaie kartonnen opbergdoos. Jansen koppelt zijn fascinatie voor het thema aan Peter Alma (1886-1969), een kunstenaar die in de avant-garde van de eerste helft van de twintigste eeuw een eigenzinnige en opvallende positie inneemt. In het Amsterdamse Stadsarchief vond Jansen de originele statistieken ‘Amsterdam, toeneming der bevolking en uitbreiding der stad’ en ‘Laadvermogen van in Schiphol aangekomen en vertrokken verkeersvliegtuigen’. Beide met de signatuur ‘Beeldstatistiek Peter Alma’. De in linosnede afgedrukte symbolen en teksten zijn uitgeknipt en vervolgens opgeplakt op kartons van 90 × 60 cm. De druksels getuigen van groot vakmanschap en artisticiteit. In het tekstgedeelte gaat Jansen in op de drijfveren van Alma en verwante kunstenaars als Gerd Arntz en Willem Sandberg. Daarnaast wijdt hij een beschouwing aan de opvallende betekenis van beeldstatistiek in het Interbellum. Twee van de herdrukte beeldstatistieken maakte Alma voor de gemeente Rotterdam, het merendeel (66) ontstond vanaf de jaren dertig tot 1946 in opdracht van de gemeente Amsterdam. De losse bladen zijn schitterende drukken op A4-formaat, die zo in te lijsten zijn. De beeldstatistieken zijn aantrekkelijk in hun eenvoud en helderheid, en soms aandoenlijk in hun problematiek en onderzoeksvraagstelling. Op overzichtelijke wijze brengt Alma de ontwikkeling van de Amsterdamse tram vanaf 1900 in beeld met behulp van trammetjes. Mooi is ‘Passagiers- en goederenvervoer op Schiphol’, dat in 1920 opende en waarvan de statistiek voor het jaar 1924 één vliegtuig toont met anderhalve passagier en bijna twee postzakken. Of het ‘Vleeschverbruik te Amsterdam per hoofd per jaar’, verbeeld in smakelijke rode koteletjes op lichtblauwe borden. Ook de toename van verkeersslachtoffers wordt vastgelegd en jawel, de doden worden plastisch afgebeeld in doodskisten. De gewonden zijn kenbaar aan hun arm in een mitella, terwijl getroffen kinderen een subcategorie vormen die in blauw wordt weergegeven. Niet alle statistieken die in de publicatie voorkomen zijn bewaard gebleven, maar gelukkig zijn sommige destijds vastgelegd door fotograaf Cas Oorthuys. Wim Jansen loopt de statistieken door en geeft aan welke veranderingen Alma aanbracht of waar hij afweek van de norm. Hij benadert de beelden als statisticus, niet als kunstkenner, en naast verfrissende beschrijvingen levert dat onverwachte conclusies op. Zijn enthousiasme en bewondering blijven boven de woorden hangen. | |
Kunst en politiekAlma roerde zich in de avant-garde van de vorige eeuw. Hij was in Parijs, toen Mondriaan daar zijn heil zocht, en woonde met hem in hetzelfde huis, naast de Mexicaanse revolutionaire schilder Diego Rivera. Hij ging in discussie met Van Doesburg over de betekenis van abstracte kunst. Hij nam deel aan toonaangevende tentoonstellingen van de Moderne Kunstkring in het Stede- | |
[pagina 58]
| |
lijk Museum in Amsterdam, aan de Salon des Indépendants in Parijs en de beroemde Sonderbund-expositie in Keulen van 1912.
Beeldstatistiek ‘Laadvermogen van in Schiphol aangekomen en vertrokken verkeersvliegtuigen’.
Beeldstatistiek ‘Vleeschverbruik te Amsterdam per hoofd per jaar’.
Het zijn fraaie schilderijen die Alma in de jaren tien van de vorige eeuw maakte. Op den duur kreeg hij echter genoeg van de schilderkunstige abstractie en wilde hij zich niet meer alleen met esthetiek bezighouden. Hij koesterde grote bewondering voor Mondriaan, wiens artistieke worstelingen hij van nabij kende, maar zelf legde hij zijn prioriteiten elders. Hij ruilde de l'art pour l'art, zoals hij het noemde, in voor een kunst die zich bond aan de maatschappij. Als zovelen van zijn tijdgenoten werd hij meegezogen in het idealisme van de Russische Revolutie en in 1919 sloot hij zich aan bij de Communistische Partij. Deze politieke keuze heeft de ontwikkeling van zijn kunstenaarschap tot aan de Tweede Wereldoorlog bepaald. Met David Wijnkoop, de communistische voorman, en Henriëtte Roland Holst, de schrijfster en dichteres, reisde hij naar Moskou. Daar en in Berlijn maakte hij kennis met kunstenaars als Wassily Kandinsky, El Lissitzky, Vladimir Tatlin en Kazimir Malewitch. Na zijn terugkeer profileerde hij zich als een communistische kunstenaar. Meer en meer koos hij voor de grafiek en iets later ook voor de monumentale kunst; kunstvormen die een breed bereik hadden en waarin hij zijn ideeën over een nieuwe maatschappij kwijt kon. Een voorbeeld van zijn politieke werk is de Colijniade, die hij in 1924 vervaardigde in opdracht van de Communistische Partij Holland. Het boekje (herdrukt in 1976) bevat acht ‘satirieke houtsneden’ tegen de vlootwet van Hendrik Colijn, minister van financiën in het tweede Kabinet-Ruijs de Beerenbrouck. Alma was tevens medewerker van de Internationale Revue i 10, opgericht door de anarchist Arthur Müller Lehning. | |
Beeldtaal voor een betere wereldIn 1929 ging Alma op aanraden van de kunstenaar Gerd Arntz (1908-1988) naar Wenen om een tijdlang te gaan werken in het Gesellschafts- und Wirtschaftsmuseum, dat in 1924 was opgericht door Otto Neurath (1882-1945). Neurath en Arntz waren de geestelijke vaders van de beeldstatistiek die op dit instituut werd ontwikkeld en hadden grote invloed op de verdere ontwikkeling van Alma. De filosoof, econoom en socioloog Neurath was lid van de Wiener Kreis, geïnteresseerd in epistemologische vraagstukken en maatschappelijk geëngageerd; de uit Düsseldorf afkomstige Arntz was een begaafd kunstenaar en grafisch ontwerper. Gezamenlijk ontwierpen de twee linkse idealisten een beeldtaal die bedoeld was als een pictografisch esperanto om de wereld beter en begrijpelijker te maken. Van hen leerde Alma de finesses van de nieuwe discipline: ‘De beeldstatistiek wil voorlichten. Haar doel is, dit zoo duidelijk mogelijk te doen. Haar voorlichting betreft in de eerste plaats onderwerpen op sociaal gebied.(...) Het cijfermateriaal wordt afgerond en in gelijke eenheden verdeeld (...) Door toepassing van deze methode is de toeschouwer in staat in één oogopslag een juist beeld van de verhoudingen te krijgen en kan hij door middel van telbare teekens de getallen aflezen’, aldus Alma in het door hem samengestelde nummer van het beroemde blad Wendingen (elfde jaargang, 1930, nr. 9). Hij stortte zich op het nieuwe vak en richtte in 1934 zijn ‘Bureau voor Beeldstatistiek Peter Alma’ op. Met Arntz maakte hij meerdere reizen naar Wenen, Moskou en Charkov, waar hij zijn kennis van beeldstatistiek en zijn politieke idealen uitdroeg. De invloed van Arntz op Alma was groot, als vriend en als kunstenaar. Veel later, enkele jaren voor zijn dood in 1996, spreekt Alma in een brief aan Gerd Arntz nog met warme gevoelens over deze periode van intense samenwerking. Terecht gaat Jansen dan ook in op de relatie tussen beide kunstenaars, die in politiek opzicht niet altijd gelijkgestemd waren. De beeldstatistiek die Neurath propageerde was bedoeld om ingewikkelde sociale en maatschappelijke vraagstukken voor een groot publiek inzichtelijk te maken. Deze methode vormde in 1935 de basis voor ISOTYPE, het International System of Typographic Picture Education. Gerd Arntz ontwierp de symbolen en pictogrammen, veelal in linosnede. Alma nam het procedé over en ontwierp op die manier in de jaren dertig vele | |
[pagina 59]
| |
beeldstatistieken. In dezelfde periode ontstonden zijn monumentale muurschilderingen, zoals in het Berlage Lyceum en het Amstel Station. In 1934, een jaar na Hitlers machtsovername, vestigde Arntz zich in Den Haag. Ook Neurath ging daar wonen, zodat ISOTYPE deels op Nederlandse bodem is ontstaan. Na de Duitse inval in 1940 wist Neurath te ontsnappen naar Engeland, waar hij eind 1945 overleed. Arntz werd in 1943 opgeroepen voor het Duitse leger, maar overleefde de oorlog. Na zijn terugkeer in 1946 ging hij werken voor het Nederlands Instituut voor Statistiek.
Jansen heeft alle statistieken chronologisch geordend, beschreven en gereproduceerd. Slechts weinig originelen zijn bewaard gebleven, een groot aantal heeft hij als afbeeldingen in allerlei publicaties aangetroffen. Met de losse beeldstatistiek-bladen kun je in huis een aardig zaaltje inrichten naar het voorbeeld van het Gesellschafts und Wirtschaftsmuseum van Neurath. Het ontwerp van Chang Chi Lan-Ying is bijzonder: een ogenschijnlijk simpel gemaakte kartonnen doos, waarin de bladen en het boek precies passen. De voorzijde en rug tonen een fraaie selectie van treffende beeldstatistieken.
Wim Jansen, Beeldstatistiek Peter Alma, Amsterdam, De Buitenkant, 2015. 88 pagina's en 68 losbladige beeldstatistieken in een kartonnen opbergdoos. Vormgeving: Chang Chi Lan-Ying. Prijs € 48,00; luxe editie meteen afdruk van een origineel houtblok € 148,00.
Muurschildering van Peter Alma in het Amstelstation (uitsnede), 1939.
Wendingen 11 (1930), nr. 9. Omslag door Peter Alma.
Peter Alma, ‘De cipier’, houtsnede ca. 1919.
|
|