De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 46]
| |
‘Ferm, kloek & eerlijk’
| |
[pagina 47]
| |
In haar standaardwerk Vrouwen in de vormgeving, 1880-1940 behandelt Marjan Groot ook de grafische vormgevers, waaronder Tine Baanders. Aan Fré Cohen, Elisabeth Menalda en Ella Riemersma zijn afzonderlijke publicaties gewijd, maar - afgezien van een uitstekende doctoraalscriptie van Joël Valk - is over Baanders (1890-1971)Ga naar eindnoot1 betrekkelijk weinig geschreven.Ga naar eindnoot2 Dat is jammer, want ze behoorde in het Interbellum tot de voorhoede van de grafische vormgeving en stond als kunstenaar en vakvrouw in hoog aanzien.
Tine Baanders op Vrede-Rust, 1949. Collectie A. Baanders, Den Haag.
G.C. Snijders, Gedenkboek Gemeentetelefoon Amsterdam, 1896-1936, Stadsdrukkerij, 1936. Typografische vormgeving Tine Baanders.
| |
Jeugd en opleidingTine Baanders werd op 4 augustus 1890 geboren als jongste van acht kinderen en groeide op in een hecht gezin. Op haar veertiende overleed haar vader en kreeg haar oudste broer Herman de voogdij over haar. Ze tekende graag en werd kort na haar zestiende ingeschreven aan de Kunstnijverheidsschool Quellinus in Amsterdam. De driejarige opleiding verliep voorspoedig: twee keer behaalde ze de eerste prijs bij overgangstentoonstellingen en op haar eindexamen won ze een zilveren medaille voor de best presterende leerling.Ga naar eindnoot3 Al tijdens deze opleiding kreeg ze ontwerpopdrachten, zoals een lidmaatschapskaart voor de Algemene Bond van Rijksambtenaren.Ga naar eindnoot4 Na haar eindexamen in 1909 wilde ze naar de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Als voorbereiding op het toelatingsexamen deed ze een tekencursus bij Georg Rueter en daarnaast nam ze lessen in boekbinden aan de Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor Meisjes. Intussen ontstond het plan om in Zürich aan de Kunstgewerbeschule te gaan studeren, samen met haar vriendin Cateau Berlage (1889-1976), dochter van de architect Hendrik Berlage. In 1911 volgden beiden een zomercursus aan deze kunstnijverheidsschool, waar ze les in boekbinden kregen van de Nederlander Joop Smits. Na de zomer adviseerde broer en voogd Herman haar om van de opleiding af te zien en een baan te zoeken, zodat ze zelf in haar levensonderhoud kon voorzien.Ga naar eindnoot5 In november 1911 vond ze werk bij het ontwerpbureau Graphische Anstalt J.E. Wolfensberger. In een groot nieuw gebouw in art nouveau-stijl ontwierp ze commercieel drukwerk: ‘'t Is een heel groot ruim vertrek (...) Bij die ramen staan onze tekentafels, 7 achter elkaar, waarvan ik aan de 4e zit. Boven die tafels, keurige electrice lampen met aardige wit neteldoeksche kappen. Rechts van ons staan groote ezels waarop de Billetten die uitgevoerd moeten worden. De andere helft van de zaal staan lange tafels, waar verpakt wordt en meisjes zitten voor de binderij. (...) Alles werkt flink en regelmatig door, af en toe onderbroken door beoordeling der teekeningen en verstoord door de zware stem van de baas, den heer Wolfensberger (...).’Ga naar eindnoot6 Toen er in de zomer van 1912 niet genoeg werk was bij het bedrijf, keerde ze terug naar Nederland. In korte tijd had ze veel ontworpen bij het Zwitserse bureau, onder andere reclamebiljetten voor de Citrovin-Fabrik Sitterdorf en August Buchner in München, etiketten voor het chemisch bedrijf Aarau en een wissel voor de firma Wolfensberger zelf. Van haar werkgever ontving ze een mooi Duits getuigschrift, waarin te kennen wordt gegeven dat ze ‘über Tüchtiges können und künstlerischen Geschmack verfügt’. Van 1913 tot 1917 studeerde ze aan de Rijksacademie voor Beeldende Kunsten in Amsterdam. Haar studie-ijver was nu duidelijk minder - veel tijd werd in beslag genomen door vrolijke feesten en een stoet mannen, getrouwd en ongetrouwd, die haar tevergeefs het hof maakten. Na haar afstuderen werd ze in 1917 lid van de Nederlandsche Vereniging voor Ambachts- en Nijverheidskunst (VANK). Via de VANK leerde ze collega-ontwerpers kennen en met velen van hen onderhield ze jarenlang contact. In de zomer van datzelfde jaar 1917 werkte zij in Rotterdam aan | |
[pagina 48]
| |
een decoratieve gewelfschildering met grote plantmotieven voor het door haar broer ontworpen gemeenschapshuis van Tuindorp Heijplaat. | |
EmancipatieDe vrouwenbeweging vormde een belangrijke impuls voor haar carrière. De eerste tentoonstelling waaraan ze als zelfstandig kunstenaar deelnam was ‘De Vrouw 1813-1913’, die in Amsterdam werd gehouden.Ga naar eindnoot7 Deze mijlpaal in de vrouwenemancipatie liet zien wat vrouwen de afgelopen eeuw hadden bereikt in kunst, wetenschap en maatschappij. Naast het tonen van eigen werk kreeg ze de opdracht het diploma voor de deelnemers aan de tentoonstelling te ontwerpen. Op haar ontwerp in groen, grijs, goud en rood op crème perkamentpapier werden de namen van de deelnemende vrouwen gekalligrafeerd door Greet te Winkel.Ga naar eindnoot8 Baanders werd ook gevraagd voor de grafische bewerking van de statistieken voor de verschillende vormen van vrouwenarbeid. Onder leiding van Willy Drupsteen werkte zij hieraan in haar eigen atelier, samen met haar vriendin Cateau Berlage en andere ontwerpsters.Ga naar eindnoot9 Bij het 25-jarig bestaan van de Vereeniging voor Vrouwenkiesrecht in 1919 ontwierp zij het omslag van een album voor Aletta Jacobs. En voor de zeventigste verjaardag in 1929 van Carrie Chapman Catt, oprichtster van de International Women Suffrage Alliance, vervaardigde zij een feestelijk album.Ga naar eindnoot10 Ook ontwierp ze omslagen voor het tijdschrift De Vrouw en haar huis. Aan het begin van haar loopbaan maakte ze perkamenten boekbanden, bedrukt met batik. Op ‘De Vrouw 1813-1913’ liet zij, behalve drie boeken waarvoor zij het bindwerk had gedaan, ook batikwerk zien.Ga naar eindnoot11 De batiktechniek werd in Nederland hogelijk gewaardeerd aan het begin van de twintigste eeuw en in het Koloniaal Laboratorium in Haarlem werden proeven gedaan om die te verbeteren. Haar broer Herman had hier gewerkt en over zijn onderzoek gepubliceerd.Ga naar eindnoot12 Wellicht hadden zijn batikproeven indruk op haar gemaakt. In 1918 nam zij deel aan de Tentoonstelling van Ambachts-, Nijverheids- en Volkskunst in Rotterdam met een gebatikte perkamenten boekband, paars met gouddruk.Ga naar eindnoot13 | |
Een omvangrijk netwerkEvenals andere grafische kunstenaars maakte Tine Baanders verschillende soorten toegepaste kunst, zoals boekbanden, affiches, oorkondes, briefhoofden en vignetten. In kunstnijverheidskringen speelden vriendschap en familierelaties een belangrijke rol in het verkrijgen van opdrachten. Vanuit de omvangrijke Baanders-familie werd ze dikwijls ingeschakeld voor geboortekaartjes, ex-librissen en kalenders. Dat Tine voor ‘De Vrouw 1813-1913’ werkte was mede te danken aan haar schoonzuster, Françoise Baanders-Fockema, bestuurslid van de afdeling Toegepaste Kunst, en haar broer Herman, verantwoordelijk voor de aankleding van de zaal voor toegepaste kunst op de tentoonstelling.Ga naar eindnoot14 Broers Herman en Jan waren beiden architect en bemiddelden dikwijls voor haar. Via hen leerde zij andere kunstenaars kennen, zoals de veelzijdige architect Michel de Klerk en beeldend kunstenares Lizzy Ansingh, die op de zolderverdieping van het architectenbureau Baanders aan de Herengracht een atelier had. Ook via broer Broos leerde Tine veel kunstenaars kennen; hij en zijn vrouw waren regelmatige bezoekers van de Amsterdamse kunstenaarssociëteit De Kring en in zijn tandartspraktijk behandelde hij veel mensen uit kunstkringen. Zakelijke en persoonlijke contacten liepen dikwijls in elkaar over, bijvoorbeeld bij het ontwerpen van boekbanden voor haar vriendinnen Tine van Klooster en Koos Schregardus van uitgeverij De Spieghel.Ga naar eindnoot15 Soms ontstonden samenwerkingsprojecten, zoals de uitgave 'n Vruchtenmandje (1927) door De Spieghel, waarbij Lizzy Ansingh de versjes schreef, Nelly Bodenheim de bijbehorende illustraties maakte en Tine het sierschrift voor haar rekening nam. Voor familie en vrienden hield ze zich ook bezig met binnenhuisarchitectuur. Haar voorkeur ging uit naar primaire kleuren, wellicht onder invloed van De Stijl. Voor het vakantiehuis van een vriendin had zij geel en blauw gekozen: ‘Laat in ieder geval niet mengen met de groote bus wit die de goeie man alvast naar 't werk liet brengen! Dring er op aan vooral 't pure chromaatgeel te gebruiken. Ik heb 't n.l. ook voor 't woonschip van Mien en Wim laten toepassen en o, 't is zoo als de zon zelf! Prachtig! Ook het sterke blauw aanhouden hè!’Ga naar eindnoot16 Haar vriendschappen met schrijvers hielpen bij het verkrijgen van opdrachten voor boekbanden. Met de utopische socialist, dichter en Dante-vertaler Jacques Rensburg was zij jarenlang bevriend.Ga naar eindnoot17 Ze was de voorzitter van het comité dat rond 1920 werd opgericht om ‘Rens’, een excentrieke bohemien, financieel te steunen. In Theorie der evolutie (1931) propageerde Rensburg een wereldtaal en het door Baanders ontworpen boekomslag berust ten dele op het zogenaamde diagrafische schrift dat hij had ontwikkeld. Ook met schrijver Arthur van Schendel was zij bevriend. Voor verschillende romans van hem ontwierp zij de band en het stofomslag, onder andere voor De Waterman (1933), De Menschenhater (1941), Een spel der natuur (1942) en Het oude huis (1946). | |
WendingenBegin jaren twintig had Tine Baanders al een persoonlijke, duidelijk herkenbare stijl ontwikkeld; haar ontwerpen waren expressionistisch en robuust, verwant aan de Amsterdamse School. Deze bouwstijl, die rond 1915 opkwam, was een reactie op de strenge, functionele vormentaal die toen de toon zette. Dat ze zich tot deze vormgeving aangetrokken voelde is niet toevallig: haar broers Herman en Jan en vrienden als Michel de Klerk en Hildo Krop waren aan de Amsterdamse School gelieerd. In 1918 was het eerste nummer van het kunstblad Wendingen verschenen, opgezet en geredigeerd door Hendrik Wijdeveld. Voor iedere aflevering van dit maandblad voor architectuur en vormgeving werd een kunstenaar gevraagd het omslag te ontwerpen. Na het plotselinge overlijden van architect Michel de Klerk in 1923 ontstond het plan om een aantal nummers van Wendingen te wijden aan verschillende aspecten van zijn werk. Vrouwelijke grafische kunstenaars zouden de omslagen hiervoor ontwerpen: ‘De omslagen worden gemaakt door vrouwelijke artisten die om Sam [De Klerk] stonden, n.l. Lous Beijerman, Meg Kropholler, Lizzy Ansingh, Tine Baanders en Nelly Bodenheim.’Ga naar eindnoot18 Uiteindelijk leverden Louise Beijerman en Margaret Kropholler ieder een | |
[pagina 49]
| |
omslag voor dit project, terwijl Tine Baanders er twee voor haar rekening nam. Het honorarium hiervoor bestond uit enkele presentexemplaren en een houtsnede ‘met dank redactie Wendingen’.Ga naar eindnoot19
links
Wendingen 6 (1924), nr. 9/10. ‘M. de Klerk uitgevoerde bouwwerken’. Omslagontwerp Tine Baanders. Haar eerste ontwerp voor een De Klerk-aflevering lijkt bedoeld als een in memoriam: het is in zwartwit en sober. Bij de vormgeving van zijn naam zijn er diverse korte ‘krasjes’ naast de letters; hierdoor wordt de indruk gewekt dat de letters als bij een houtsnede met gutsen gekerfd zijn. Twee van de witte letters staan in open verbinding met de witte achtergrond, iets wat zij vaker zou toepassen. Enkele maanden later ontwierp ze een tweede omslag, nu voor de aflevering over De Klerks bouwwerken. Het werd een gedenkteken voor haar overleden vriend. Zijn naam verschijnt verticaal in het midden als een zuil, met de enige kleur, kobaltblauw, langs de linkerkant van de zuil. Achter de zuil is een grote schelpachtige vorm te zien, terwijl de onderste helft van de achtergrond uit dikke golvende lijnen bestaat. Schrijver en vriend Martinus Nijhoff schreef haar: ‘Er zit daar iets in van een donkeren aardschen strijd en een stijgende zuil naar licht. Jammer vind ik de letters die niet stijgen, maar weer benedenwaarts doen lezen. Daar had je misschien iets anders voor kunnen bedenken. Je ziet, ik ben maar een letter-kundige.’Ga naar eindnoot20 Als enige vrouw ontwierp Baanders in totaal vier omslagen voor Wendingen. Haar derde was voor de aflevering uit 1927, gewijd aan hedendaagse keramiek. Het hele ontwerp in geel en zwart wordt ondersteund door een reusachtige letter ‘W’ over de onderkant. Ook wordt aan weerskanten van de tekstregels een zwarte, dikke omtrek getrokken, zodat het geheel op een hoekig stuk keramiek lijkt. ‘Zeer geslaagden omslag’, oordeelde het Algemeen Handelsblad (2-6-1928). Het uitvergroten van een letter die daardoor een decoratieve functie kreeg, is eveneens een techniek die zij lang zou toepassen. Haar vierde en laatste Wendingen-omslag was voor het nummer in 1929 over de Amerikaanse kunstenaar Lyonel Feininger. In dit ontwerp paste zij een ander lettertype toe. Op een gele achtergrond staat een vierkant gevuld met compacte letters en cijfers getekend als dikke, rechtopstaande bakstenen met minimale uitsparingen.Ga naar eindnoot21 De letter ‘I’ en het cijfer ‘1’ zijn zelfs lege rechthoeken. Soms zijn de uitsparingen zo minimaal dat het de leesbaarheid belemmert; vooral de letters ‘L’ in ‘LYONEL’ zijn moeilijk te ontcijferen. Maar het ontwerp als geheel is sterk en speels.
midden
Wendingen 8 (1927), nr. 12. ‘Nieuwe ceramiek’. Omslagontwerp Tine Baanders.
rechts
Wendingen 10 (1929), nr. 7. ‘Lyonel Feininger’. Omslagontwerp Tine Baanders. | |
Boekbanden en stofomslagenTijdens haar loopbaan ontwierp Tine Baanders minstens zestig boekbanden en bijbehorende stofomslagen voor vooraanstaande uitgevers. Als freelance grafisch ontwerper werkte zij onder andere voor Becht, Elsevier, Van Holkema & Warendorf, Leopold, Nijgh en Van Ditmar, en de Wereldbibliotheek. Ze maakte ook omslagen voor feestelijke nummers van tijdschriften. Haar tweekleurige omslag van het Drukkersweekblad Jubileumnummer 1909-1934 heeft een eenvoudige en krachtige decoratie. Achter een half opgerold vel papier staan twee grote drukballen, kop tegen kop. Als ontwerpster was ze vertrouwd met het drukproces en kende ze de drukballen, die werden gebruikt om de inkt gelijkmatig te verdelen over het zetsel.Ga naar eindnoot22 In dit forse ontwerp versterkt de blauw-roodbruine kleurencombinatie de lijnvoering van de vormen. Sommige decoratieve elementen, zoals de dikke golvende lijnen op haar tweede Wendingen-omslag in 1924, keren vaker terug. Op het voorplat van Thomas Manns De Dood in Venetië (1930) duiden de golvende lijnen op water, onderbroken door diagonale stralen uit een donkere wolk. In 1936 refereren de golvende lijnen weer aan water, nu getekend dwars door een visdecoratie in haar ontwerp voor de tweede druk van P.A. Daum, Goena-Goena. Op de boekband van Jo van Ammers-Küllers Prins incognito (1940) plaatste zij de titel prominent op golvende lijnen, waardoor deze als het ware deint op het water, iets dat zij op bescheidener wijze al had gedaan voor De Dood in Venetië. De meest inventieve toepassing van dit motief is op de band van Arthur van Schendels Waterman uit 1933, waar tegen een felrode achtergrond de zilveren golvende lijnen onder een zeil de vorm van een boot aannemen. Baanders werkte voornamelijk met drie typen letters. De letters en cijfers voor het Feininger-nummer van Wendingen (1929) doen denken aan de baksteenbelettering en huisnummering van de Amsterdamse School. In 1933 gebruikte zij dit lettertype voor een jubileumuitgave van de Rotterdamse uitgever Nijgh. Was op haar Wendingen-omslag de ‘L’ moeilijk te ontcijferen, nu is de uitsparing voor deze letter veel groter en daardoor duidelijk te lezen. Dit type uitsparingen werd vervangen door streepjes op de band van Hoyacks Ideeën over kunst en schoonheid (1934). Tegelijkertijd ontwikkelde ze al in de jaren twintig een voorkeur voor het Romeinse | |
[pagina 50]
| |
lettertype.Ga naar eindnoot23 De oorkonde die zij in 1927 maakte voor de aftredende directeur Oderwald van de Stoomvaartmaatschappij Nederland is getekend met dit lettertype. Een derde type letter dat zij gebruikte is verwant aan het unciaalschrift. Kenmerkend daarvoor zijn de ronde vorm van de ‘e’ en de achterover buigende stok van de ‘d’. Deze sierlijke belettering is te zien in haar ontwerp voor Anton Vloemans' Leven en leer der groote denkers uit 1928. Ook later gebruikte zij het unciaalschrift voor omslagen van de Palet-serie, een reeks monografieën over schilders uit de vijftiende en zestiende eeuw.
Drukkersweekblad Jubileumnummer 1909-1934. Omslagontwerp Tine Baanders.
Haar keus van lettervormen werd bepaald door het visuele effect. Zo kon het voorkomen dat zij uit esthetische overwegingen een boektitel ontwierp met verschillende hoofd- en kleine letters door elkaar. In de titel Hugo van der Goes is de ‘e’ in ‘der’ een hoofdletter, maar in ‘Goes’ een kleine letter. In het bandontwerp van De Menschenhater verschijnen in hetzelfde woord zowel de hoofdletter ‘H’ als de kleine ‘h’. Deze verschillen storen niet, zij worden opgenomen in het ontwerp als geheel. Het verlengen of vergroten van een letter kwam ook bij andere ontwerpers voor, bijvoorbeeld op bandontwerpen van S.H. de Roos en Fré Cohen. Baanders' boekomslagen voor werken van de Vlaamse filosoof en schrijver Anton Vloemans zijn uitsluitend met letters ontworpen, zonder verdere decoratie. Voor zijn Spinoza gebruikte zij een sierlijke, uitvergrote S. Dit bandontwerp werd geprezen als ‘van een sobere schoonheid’.Ga naar eindnoot24 Op de band van Vloemans' Het leven is heilig (1929) wordt de linker poot van de ‘H’ en de rechtopstaande poot van de ‘G’ verticaal omlaag getrokken, waardoor tezamen met de auteursnaam onderaan een grote rechthoek als opvallende vlakverdeling ontstaat. Hetzelfde concept gebruikte zij voor het stofomslag van Herman Robbers' roman Redding (1933). Baanders creëerde een totaalbeeld door de vormgeving, plaatsing en verdeling van de letters.Ga naar eindnoot25 Dit kwam overeen met wat R.W.P. de Vries jr. al in 1906 had voorgestaan, namelijk dat naast de gebruikte kleur en stof, de plaatsing van de letters in het vlak cruciaal was.Ga naar eindnoot26 | |
Vrede-Rust en de oorlogTijdens een fietstocht in 1939 viel haar oog in Baambrugge op de achttiende-eeuwse buitenplaats Vrede-Rust. Zij kon deze riante woning met tuin en theekoepel huren en ging er wonen. De vrederust viel tegen, want algauw brak de oorlog uit en werden in haar woning Nederlandse soldaten ingekwartierd.Ga naar eindnoot27 De Duitse bezetting maakte een einde aan de zorgeloze feesten en de autotochten door Europa met haar vriendinnen. Vrede-Rust bood in de oorlogsjaren ook onderkomen aan onderduikers, onder wie haar vriendin, de kunstenaar Else Berg.Ga naar eindnoot28 Later in de oorlog werd het huis door de ss in beslag genomen voor het inkwartieren van minstens vijftig militairen.
Catalogus 1928 van uitgeverij De Spieghel. Ontwerp Tine Baanders.
Tijdens de oorlog verloor Tine Baanders verscheidene vrienden, waaronder Else Berg en Mommie Schwarz. De kunstenaar en verzetsstrijder Cor van Teeseling werd in augustus 1941 opgepakt wegens zijn betrokkenheid bij het verzet en werd in november 1942, na een eenzame opsluiting van meer dan een jaar, gefusilleerd. Uitgeverij De Spieghel bracht een illegale | |
[pagina 51]
| |
uitgave uit met de zelfportretten die hij in de gevangenis had getekend, waarvoor Tine Baanders het omslag ontwierp. Begin 1945 stierf haar vriendin Tine van Klooster in het concentratiekamp Ravensbrück. Na de oorlog moest er weken lang worden schoongemaakt in Vrede-Rust om ‘de smerige ss. walm’ weg te werken.Ga naar eindnoot29 | |
De vonk om van het schone te genietenVanaf 1919 had Tine Baanders jarenlang vier uur per week lesgegeven in boekbinden aan de Dagteeken- en Kunstambachtsschool voor Meisjes in Amsterdam. In 1939 groeide het aantal lesuren, doordat ze het vak letterschrijven van Joop Smits overnam.Ga naar eindnoot30 Na de oorlog nam de belangstelling van uitgevers voor boekbanden af, zodat ook het aantal opdrachten op dit gebied verminderde. Mogelijk ging ze daarom in 1949 - zij was toen 59 - ook zeven uur per week kalligrafie doceren aan de pas opgerichte Academie voor Kunst en Industrie in Enschede. Ze had een goede band met haar leerlingen, waarvan sommigen graag bij haar thuis in Baambrugge kwamen. Onder haar studenten waren Dieuwke Aalbers-Kollewijn, Ardi de Haas, Willie Kits van Waveren, Mies van Os en Hilde Schröder. Ook Ruscha Wijdeveld, de dochter van architect Wijdeveld, studeerde bij haar: ‘Van mej. Baanders leerde ik liefde voor papier’Ga naar eindnoot31 In 1954 was het aantal lesuren in Amsterdam gestegen tot 32. Bij haar pensionering in datzelfde jaar werd een afscheidsreceptie in het Stedelijk Museum gehouden, waar tal van collega's en vrienden aanwezig waren. Als blijk van waardering kreeg zij een losbladig gedenkboek met vele kunstzinnige bijdragen.Ga naar eindnoot32 In haar beginjaren ontwierp ze geboortekaartjes voor neefjes en nichtjes, in haar nadagen werd ze gevraagd voor de belettering van grafstenen.Ga naar eindnoot33 Kort voor haar 76ste verjaardag schreef ze: ‘Ik ben bezig de steen te tekenen voor de beste oom Jan... Ik maak een zeer grote letter - 10 cm. hoog - het onvolprezen Romaanse type. Altijd nog moeilijk maar zeer mooi voor dit doel. Gelukkig leeft de steenhakker nog die mijn letter begrijpt en al vele malen voor mij uitvoerde.’Ga naar eindnoot34 Haar 75ste verjaardag werd op Vrede-Rust gevierd met een groot tuinfeest, opgeluisterd door de dorpsharmonie. De laatste jaren van haar leven verbleef zij in het verpleegtehuis De Wolfshoek in Maarssen, waar ze in 1971 overleed. Aan het einde van haar leven kon ze terugzien op een vruchtbare, bijna zestigjarige loopbaan als kunstenaar, zonder onderbreking door huwelijk en kinderen. In latere jaren was ze haar ouders erkentelijk voor de opvoeding die ze had gekregen. Ze had, schreef ze aan haar broer Bertus, ‘een gewaarwording van geschapen te zijn met die vonk die noodig is, het schoone te ontdekken en te genieten. Dat ouderpaar van ons Bert denk ik dan heeft ons allen - ieder op zichzelf het onschatbare meegegeven!’Ga naar eindnoot35
T/m 4 oktober 2015 is de tentoonstelling ‘Ferm, kloek & eerlijk - Tine Baanders, grafisch vormgever uit de Amsterdamse School’ te bezichtigen in Bezoekerscentrum De Dageraad, Burgemeester Tellegenstraat 128, Amsterdam. Zie ook www.hetschip.nl/exposities.
L.J.A. Hoyack, Ideeën over kunst en schoonheid, Deventer, Kluwer, [1934]. Omslagontwerp Tine Baanders.
Arthur van Schendel, De Waterman. Rotterdam, Nijgh en Van Ditmar, 1933, Omslagontwerp Tine Baanders.
|
|