De Boekenwereld. Jaargang 31
(2015)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
[pagina 35]
| |
Het is nauwelijks voorstelbaar: zo'n vijftien jaar na de Tweede Wereldoorlog, toen de gruwelen van de Holocaust nog vers in het geheugen lagen, ontstond in pulpbladen en -boekjes een bizar genre waarin sex en concentratiekamp werden gecombineerd.Ga naar eindnoot1 Op de omslagen stonden met hakenkruis getooide kampbeulen die rondborstige dames in lingerie met zwepen of ander marteltuig bewerkten. Wie bedacht dit, wie gaf het uit en vooral - hoe was het mogelijk dat dit massaal werd gelezen? In Nederland gingen honderdduizenden exemplaren over de toonbank, bijna allemaal uitgegeven door De Vrije Pers en Kerco. En dan te bedenken dat slechts drie auteurs zich in deze wansmaak hadden gespecialiseerd!
‘Domenica di Constanza’ (alias ‘Theadora Brenner’), Messalina van Berlijn, Antwerpen, Libra, 1955. Deze ‘romantisering’ van het liefdesleven van Eva Braun is een vroeg voorbeeld van nazipulp. Een Franstalige editie verscheen in 1954 in Brussel.
| |
Hendrik Cornelissen, ‘sex-uitgever’‘Toen Peter Muller (Candy) nog langs de stoeprand speelde op de Kromboomsloot en Joop Wilhelmus (Chick) thuis dreinde om een ijssie: lang éér Phil Bloom der Natie de kerken op hun grondvesten deed beven door voor de TV-camera's een bliksemopname te verstrekken van haar toefje schaamhaar, [...] toen beschikte Nederland reeds jaren over een sex-uitgever, die dus al underground werkte toen de jonge nakomers op dat gebied nog de schuchtere kopjes boven de koude Calvinistische grond moesten gaan heffen.’ Aldus Willem van den Hout, voormalig redacteur van het door de bezetter gefinancierde ‘satirische’ tijdschrift De Gil. Hij werd in mei 1945 opgepakt wegens collaboratie en begon tijdens zijn driejarige gevangenschap als Willy van der Heide aan de bekende Bob Evers-reeks, die uiteindelijk 34 delen zou omvatten. Er werden zo'n vijf miljoen exemplaren van verkocht. De ‘sex-uitgever’ die Van den Hout bedoelde was Hendrik Cornelissen, ‘een geboren boekenman, die in Rotterdam op een fietsje begon eigen uitgaafjes te slijten aan leesbibliotheekjes.’ Op eigen kracht en ondanks tegenslagen in zijn privéleven had Cornelissen met ‘cowboyboekjes en met de contrabande van toen zeer strafbare sexpublicaties (waarvan de kwaliteit tot op heden soms onnavolgbaar is gebleven) een kapitaal [opgebouwd] plus een reeks uitgeverijen, culminerende in Kerco, Ridderkerk.’Ga naar eindnoot2
Cornelissen leren we beter kennen in het interview dat Nico Polak hem in 1966 afnam in de artikelenreeks ‘Borsten als granaten. Een haastige blik op de Nederlandse pornografie’.Ga naar eindnoot3 Volgens Polak was Cornelissen een goedmoedige Rotterdammer van rond de vijftig, ooit begonnen als onderwijzer en in 1953 overgestapt naar de uitgeverij en verzendboekhandel voor erotica. Cornelissen vertelde hoe in korte tijd zijn branche ingrijpend was veranderd. ‘Realistische’ boeken konden in de jaren vijftig niet open en bloot in boekwinkels worden verkocht. Je kon ze vinden in kiosken en sigarenwinkeltjes, maar de meeste werden aangeboden via postorderbedrijven en verzendboekhandels. Een ander deel kwam terecht in particuliere leesbibliotheken, maar die waren sterk in aantal afgenomen. Dankzij de toenemende welvaart wilden mensen liever boeken kopen dan lenen. Dat gebeurde in de sekswinkels die in de jaren zestig als paddenstoelen uit de grond schoten. In zekere zin fungeerden die ook als bibliotheken, omdat vele de verkochte boeken voor de halve prijs terugnamen. De opbloei van zulke winkels betekende een enorme vergroting van de afzetmogelijkheden voor pulp en porno. In 1959 had Cornelissen zijn uitgeverij De Vrije Pers opgezet en vanaf 1961, toen hij zich had geassocieerd met de grossier J. Kerkmans, groeide het bedrijf onstuitbaar.Ga naar eindnoot4 In vijf jaar vertienvoudigde de productie. De drukkerij-annex-zetterij, die hij in 1965 in Ridderkerk oprichtte, kon een jaar later het werk al niet meer aan. Cornelissen exporteerde naar België en liet omslagillustraties maken in Spanje. Van het miljoen ‘realistische’ boeken dat de Nederlandse markt per jaar opslorpte produceerde hij de helft. Gemiddeld twee nieuwe titels gooide hij per week op de markt in een oplage van zeker 4000 exemplaren. Tien auteurs lieten voor hem hun | |
[pagina 36]
| |
tikmachines ratelen: een journalist, een politieman, een machinezetter, een ambtenaar. Zijn nader te noemen topauteur Herman van der Voort verdiende een riante jaarwedde van dertigduizend gulden. | |
Overspelletjes en Mein KamptOmdat De Vrije Pers opereerde op of voorbij de grens van het toelaatbare, was de kans op een aanvaring met justitie groot. Kort na het interview met Polak moest Cornelissen voor de eerste keer terechtstaan wegens overtreding van artikel 240 van het Wetboek van Strafrecht. Maar liefst 2800 exemplaren van vijf verschillende titels waren in beslag genomen. De directeur was slecht te spreken over deze inbreuk op de bedrijfsvoering en zei dat hij de voorkeur gaf aan strakke regels, zodat hij wist waaraan hij zich had te houden. Cornelissen toonde Polak zijn vinger. ‘Ziet u die knobbel? Die knobbel heb ik van het schrappen. De schrijvers weten geen maat meer te houden. Ze beginnen met één overspelletje, dan worden het twee, dan drie en ten slotte verliezen ze hun remmen. Vroeger ging het vaak zó naar de zetterij. Maar sinds die inval lees ik alles door. Ik wist gewoon niet wat er allemaal in die geconfisqueerde boeken stond. Ik geneerde me rot toen ik het hoorde. Ik heb mijn zetters meteen opdracht gegeven alarm te slaan als ze denken dat de manuscripten over de schreef gaan. Maar ja: die mensen raken natuurlijk óók afgestompt van die rotdingen.’ In 1974 wilden Cornelissen en Kerkmans een fotografische herdruk uitbrengen van de Nederlandse editie van Mein Kampf, vertaald door Steven Barends en in 1939 verschenen bij De Amsterdamsche Keurkamer van George Kettmann. Toen dat voornemen bekend werd, ontstond een rel rond beide zakenlieden. De kranten spraken er schande van, in de Tweede Kamer werden vragen gesteld, boekhandelaren distantieerden zich van de uitgave en in de drukkerij in Ridderkerk werd brand gesticht. Al eerder had het duo een herdruk gemaakt van Signaal, het Nederlandstalige propagandablad van de Wehrmacht. Uitlatingen van Cornelissen maken duidelijk dat winst het enige motief was voor heruitgave van dit ‘historisch document’. Toen 800 stuks van Mijn kamp in beslag werden genomen, zagen de uitgevers zich gedwongen ook 3000 in België bewaarde exemplaren ter beschikking te stellen van de justitie. Omdat het boek nog niet te koop was aangeboden, kwamen Cornelissen en Kerkmans er vanaf met een boete van f 2000 - wegens overtreding van de auteurswet, op grond van het argument dat de rechten van het blad zouden berusten bij de Nederlandse staat. | |
Amerikaanse mannenbladen en Stalags
Hessa. De Rijnnimfen, Tilburg, De Vrijbuiter/Antwerpen, De Schorpioen, [1971-1974]. ‘Strip voor volwassenen’ over een vrouwelijke kampbeul, wier naam zich leende voor het invoegen van het runenteken van de ss. Collectie E. Schepel.
Man's adventure, maart 1967.
Ook op andere wijze exploiteerde De Vrije Pers de Tweede Wereldoorlog, naar het voorbeeld van de men's magazines in de Verenigde Staten.Ga naar eindnoot5 Deze tijdschriften kwamen tot grote bloei, nadat de Comics Magazine Association of America in 1954 een keurmerk had ingesteld om de vaak rauwe stripverhalen af te stemmen op de kinderziel. Schurken mochten niet langer sympathiek of succesvol overkomen, misdaad mocht niet meer worden geromantiseerd. Drugs, marteling, geweld, bloedvergieten, seks, wellust en sadisme waren voortaan uit | |
[pagina 37]
| |
den boze. Bloot was taboe, de borsten van vrouwelijke personages mochten niet worden aangezet en over homoseksualiteit en pedofilie mocht al helemaal niet worden gesproken. Het viel bij uitgevers niet in goede aarde, want stripverhalen werden zo kinderachtig dat oudere lezers hun interesse verloren. Uitgeverijen die zich toelegden op de verboden genres werden door de code het hardst getroffen.
Plagiaat in pulp. Het omslag van Rugged men van oktober 1960 werd nagemaakt voor Ludo van Eek [= Ludo van Eeckhout], Zweepgodin, Rotterdam, Kerco, 1967 (Coll. E. Schepel). De oorspronkelijke ‘harlot of horror’ was een Amerikaanse verpleegster, die voor het boek werd uitgedost met een hakenkruis op haar mouw.
Het nieuwe fatsoen van de stripbladen veroorzaakte een gat in de markt. Mannenbladen sprongen daarin en zorgden ervoor dat seks, wellust en sadisme via kleurrijke getekende omslagen de volwassen lezers toch onder ogen kwamen. Zij brachten echter ook iets nieuws, namelijk de pornoficatie van de Tweede Wereldoorlog. Beter gezegd van de concentratiekampen, met kampbeulen die vrouwen levend verbrandden, brandmerkten, martelden of onthoofdden, gelardeerd met attributen als kettingen, zwepen, dolken en brandijzers in een decor van vlammenwerpers en prikkeldraad. Deze kampen werden niet bewoond door uitgemergelde joodse gevangenen, maar door schaars geklede, blonde vrouwen in bikini en lingerie, meestal met rode lippen en vooral rondborstig. Ze leken op dames die onderweg naar een feestje in de verkeerde film terecht waren gekomen. Liefhebbers van dit genre zaten niet te wachten op afbeeldingen en verhalen van de echte Holocaust, wel op zogenaamd nieuwe feiten over kampbordelen die de fantasie prikkelden. Naast martelende mannen in uniform konden ook vrouwen een hoofdrol spelen in deze porno, als dominante kampbeulen of-hoeren. Rond 1960 was nazipulp een tijdlang het belangrijkste thema van deze Amerikaanse mannenbladen. Titels als I discovered Hitler's secret sin girl castle en Soft nudes for the nazi's doctor horror spreken voor zich.Ga naar eindnoot6 Sociologen en psychologen hebben zich natuurlijk gebogen over deze ontwikkeling. Zij kwamen tot de conclusie dat mannen met deze fictie revanche namen op vrouwen die steeds onafhankelijker, zelfstandiger en dominanter werden.Ga naar eindnoot7 Door middel van gefantaseerde seksuele overheersing kon de geëmancipeerde vrouw op haar nummer worden gezet, althans in virtuele zin. Door in de schoenen van kampbeulen te gaan staan kon de mannelijke lezer zich even heer en meester wanen. Het tanende machismo van de Amerikaanse man kreeg dankzij deze pulp een opkikker. De lezer speelde een nazi, later trouwens ook wel een Japanner, Chinees of Rus en ten slotte een Cubaan. Ook liefhebbers van horror kwamen in deze bladen behoorlijk aan hun trekken. Nazi's die vrouwen martelen en vrouwelijke kampbeulen die mannen op de pijnbank leggen figureren in de jaren zestig ook in een filmgenre dat ‘nazisploitation’ wordt genoemd, een samentrekking van ‘nazi's’ en ‘exploitation’. De eerste film waarin ss-bewakers hun gevangenen seksueel terroriseren is Love Camp 7 uit 1969. Een bijna literaire vertolking is II Portiere di Notte (De nachtportier) uit 1974, waarin Dirk Bogarde een ss-er speelt die dertien jaar na de oorlog een ex-gevangene ontmoet van het kamp waar hij bewaker is geweest. Hun sadomasochistische verhouding uit het kamp wordt na hun ontmoeting onder andere omstandigheden voortgezet.Ga naar eindnoot8 Een dieptepunt in het genre, toen al op sterven na dood, was de film Ilsa, She Wolf of ss, die in 1975 alleen al in Nederland 650.000 bezoekers trok!Ga naar eindnoot9 Uit diezelfde tijd dateren de razend populaire fumetti uit Italië, goedkope zwart-wit pornostrips die ook in Nederland verschenen en waarvan HessaGa naar eindnoot10 het verhaal van een vrouwelijke kampbeul vertelde.Ga naar eindnoot11 Paradoxaal genoeg werd de Amerikaanse nazipulp ook in Israël even heel populair, ‘Stalags’, pornografische boekjes over nazikampen, lagen in 1961 voor het eerst in de kiosken van Tel Aviv, juist toen het Adolf Eichmannproces op gang was gekomen.Ga naar eindnoot12 Daarna overspoelden de boekjes twee jaar lang de markt, totdat ze werden verboden door de Israëlische regering. Voor veel tieners in het preutse Israël waren Stalags de eerste kennismaking met zowel seks als de Holocaust, al is hun enorme populariteit moeilijk te verklaren. De hype wordt wel gezien als een combinatie van wraakfantasie en een | |
[pagina 38]
| |
collectief Stockholmsyndroom, het psychologische verschijnsel waarbij de gijzelaar zich vereenzelvigt met de gijzelnemer. Evenals in de men's magazines werd de werkelijkheid geweld aangedaan. Zo werden in de Stalags bordelen met joodse vrouwen opgevoerd, terwijl die nooit hebben bestaan. Auschwitz had een bordeel, de beruchte barak 24 voor bewakers en uitverkoren gevangenen, maar daar werden Duitse, Poolse of Russische vrouwen misbruikt. De rassenwetten van de nazi's stonden niet toe dat er joodse vrouwen werden tewerkgesteld.
links
links Ludo Vaneck [= Ludo van Eeckhout], Karl Schröder, beroepssadist. Rotterdam, De Vrije Pers, 1964.
midden
Ludo Vaneck, De liefde van het monster. Rotterdam, De Vrije Pers, 1963. Collectie E. Schepel.
rechts
Ludo Vaneck, De Bloedstraat. Buchenwald. Merelbeke, De Steenbok, 1983. | |
De lepel seks van Ludo van EeckhoutDe eerste Nederlandstalige nazipulp werd tussen 1962 en 1964 uitgebracht door De Vrije Pers van Hendrik Cornelissen. De boekjes verschenen in de Najaden-, Sexbrigade- en Pantser-reeks en waren daarnaast ondergebracht in de serie ‘Oorlog & Sex’, door de uitgever aldus aangeprezen: ‘Boeken gewijd aan de vrouw in het oorlogsgeweld. Zij speelden hun rol als dappere strijdsters, schrandere spionnen en heldinnen van het verzet, maar bij al wat zij deden was hun verleidingskracht hun sterkste wapen.’ Kerco, de firma van Cornelissen en Kerkmans, zette het genre voort tot medio jaren zeventig, gevolgd door uitgaven van De Steenbok in Merelbeke tot het begin van de jaren tachtig.Ga naar eindnoot13 Bijna alle omslagen van De Vrije Pers zijn klakkeloos gekopieerd van de Amerikaanse men's magazines. Sterauteur in dit genre was Ludo Johannes Maria van Eeckhout (1911-1991).
links
Inge Liebkraft [= Herman van der Voort], Blitzmädel, Rotterdam, De Vrije Pers, 1962. Hetzelfde boek verscheen later op naam van Esther Mardó als Broek uit! Voor de Führer, Ridderkerk, Kerco, [z.j.] (Coll. E. Schepel). Een derde editie, eveneens op naam van Esther Mardó, kwam in 1980 uit als Blitzmadel [sic] bij uitgeverij De Steenbok in Merelbeke. Van Eeckhout bediende zich van een verscheidenheid van pseudoniemen, maar zijn meest gebruikte nom de plume was Ludo Vaneck. In 1970 bracht Haagse Post-journalist Cherry Duyns verslag uit van zijn bezoek aan de in Mol woonachtige pulpschrijver, onder de titel ‘Een lepel seks met twee lepels concentratiekamp’.Ga naar eindnoot14 Vaneck had toen al vijfhonderd boeken op zijn naam staan, maar die imposante productie was niet de aanleiding voor het interview. Dat was een folder van uitgever De Schorpioen, waarin elf nieuwe Vanecks werden aangekondigd ter gelegenheid van het feit dat 25 jaar geleden de concentratiekampen waren bevrijd. De folder werd ook in Nederland in omloop gebracht en bracht Het Parool tot de conclusie dat Vaneck tot de hyena-achtigen behoorde, aangezien ook deze dieren de gewoonte hadden lijken op te graven.
Esther Mardó [= Herman van der Voort], Vrouwenkamp. Rotterdam, De Vrije Pers, 1962.
Toch was Vaneck gerechtigd over de kampen te schrijven, want hij had ze aan den lijve meegemaakt. Wegens deelname aan het verzet en hulp aan neergeschoten piloten werd hij met een deel van zijn familie in maart 1944 door de Duitsers afgevoerd naar Dachau, terwijl zijn verloofde Mijette Dumalin Ravensbrück door- | |
[pagina 39]
| |
stond. Na de bevrijding besloot hij zijn verdere leven te wijden aan het uitdragen van de verschrikkingen van de kampen, om herhaling te voorkomen. Van Eeckhout werd Vaneck en de kampverhalen vloeiden ononderbroken uit zijn pen. ‘Toen ik uit Dachau kwam, moest ik erover schrijven. Ik schreef fictie. Fictie met een flinke dosis sex erin, dat vraagt de uitgever nu eenmaal. In 1963 heb ik Auschwitz bezocht en toen heb ik gedacht dat het eigenlijk niet juist was om fictie over het concentratiekamp te schrijven.’ Intussen gingen Zweepgodin, Orgie achter prikkeldraad en Walhallah der sadisten als zoete broodjes over de toonbank van de sigarenmagazijnen.Ga naar eindnoot15 Pas later kwamen de serieuzere werken, culminerend in Het Boek der Kampen, aangeprezen als een werk dat evenals de bijbel in geen enkel huis mocht ontbreken. De in de folder aangekondigde ‘documentaire romans’ zijn pornografisch van aard. Een proeve van Vanecks werk is Bloedstraat, gesitueerd in Buchenwald. Hij voert daarin de vrouwelijke kampbeul Ilse Koch ten tonele, die werkelijk heeft bestaan. Wanneer de verzonnen ss-er Lommer haar bezoekt, toont ze hem een mensenbeen waarvan een schemerlamp is gemaakt. ‘“Hij werd geskeletteerd in het crematorium en het been werd afgezaagd om er de lamp op te monteren. Hier op de kleine teen zit het knopje om licht te maken, zie je?” “Ik zie het”, zei Lommer. Het licht dat door de huid kwam was gelig en mysterieus, angstaanjagend. Hij zag Ilse's blos en het rijzen en dalen van Ilse's boezem. Hij moest haar hebben, dacht hij. Hij moest haar hebben bij het licht van deze....’ Op de flaptekst beweert de uitgever: ‘Aanbevolen lektuur in een tijdperk waarin het fascisme in al zijn vormen overal nieuw leven vindt.’ NBD/Biblion-recensent O. Daams was zeer kritisch: ‘Van dit boek valt helaas weinig goeds te melden. Het is geschreven in een goedkope sensatiestijl en staat werkelijk bol van stereotiepe beschrijvingen van “de nationaal-socialist”, “de communist”, “de jehova-getuige”, etc. Het boek is een lange aaneenrijging van sadistische gruweldaden met een flinke scheut sex erdoorheen. [...] De auteur beweert dat zijn boek een waarschuwing is tegen herlevend fascisme. Dat is het niet. Het leert niets over de politieke doelstellingen van het nationaalsocialisme en hoe een hernieuwd schrikbewind voorkomen kan worden.’
Ten tijde van Duyns' bezoek placht Vaneck - in gezelschap van een fles whisky - gemiddeld 35 pagina's per dag weg te tikken. ‘Ik schrijf ontspanningsromannetjes, daar leef ik van, en af en toe een boek dat ik als serieus beschouw.’ Cor Docter vermeldt in zijn boek over Nederlandse en Vlaamse veelschrijvers dat Vaneck ruim tweehonderd avonturen van de speurder Jo Durand uit zijn typemachine stampte, à f 560 per aflevering. ‘Veel geweld, meer seks als de oplage iets terug dreigde te lopen; de auteur was tot elke aanpassing bereid om een basis te vinden voor het schrijven van de boeken die hij wel belangrijk achtte: de gevaren van het fascisme, de waarheid over de concentratiekampen.’Ga naar eindnoot16 Het was Vaneck een raadsel waarom mensen kritiek hadden op zijn boeken. ‘Ik wil een boodschap over de kampen uitdragen en daarom zo'n groot mogelijk publiek trekken. Als ik ze met 1 lepel seks 2 lepels concentratiekamp kan geven, dan mag die lepel seks er van mij bij.’ Vaneck vertelde Duyns dat deze aanpak was overgenomen van de Amerikaanse mannentijdschriften, waarin concentratiekampen als verkapte bordelen werden voorgesteld. ‘Ik vind dat ook verschrikkelijk, maar er blijft bij de mensen toch iets van hangen. En het publiek eist altijd dat druppeltje seks.’ | |
De 28 pseudoniemen van Herman van der VoortDe auteur aan wie Cornelissen het meest verdiende was de Rotterdammer Herman Nicolaas van der Voort (1900-1982), wiens oeuvre wordt geschat op minstens vierhonderd titels.Ga naar eindnoot17 In 1968 haalde hij de krant, omdat van de fbi-pockets die hij als ‘Multon’ schreef een miljoen exemplaren waren verschenen bij uitgeverij Nooitgedacht in Hilversum, in samenwerking met Kerco in Ridderkerk.Ga naar eindnoot18 Kenners hebben intussen 28 pseudoniemen van Van der Voort achterhaald, wat niet uitsluit dat er nog een paar worden gevonden. Zijn kampromans verschenen onder de pseudoniemen Werner Klaus en Esther Mardó, waarvan de laatste in flapteksten werd aangeprezen als een ‘aan de nazi's ontsnapte Joodse schrijfster’. In de Najadenreeks van De Vrije Pers publiceerde Esther Mardó rond 1960 Tot de zonde geroepen, waarvan een vierde druk vermeldt dat de totale oplage intussen 40.000 exemplaren bedroeg. Onder dezelfde schuilnaam bracht De Vrije Pers van hem Dagboek der Zonde, Vallei der Zonde en Vrouwenkamp uit, alle drie in het begin van de jaren zestig.Ga naar eindnoot19 Ook Ludo Vaneck zou onder de naam van Esther Mardó hebben geschreven, maar die dubbele mystificatie kan tot het rookgordijn van de uitgever hebben behoord.Ga naar eindnoot20 Van der Voort gebruikte ‘Werner Klaus’ onder meer voor Staatsbordeel (1962) en In de greep der ss (1963).Ga naar eindnoot21 Het Staatsbordeel werd in de flaptekst aldus aangeprezen: ‘Waar mooie Franse meisjes gedwongen worden hun lichamen te geven aan liederlijke Duitse Herren, waar vrouwen gedwongen worden hun man ontrouw te zijn, te verraden in de armen van een vijand.’ Met het auteurschap van zulke boeken liep Van der Voort in zijn interviews niet te koop. | |
Het doorleefde alias van John D. BurtonEen derde schrijver van nazipulp was John D. BurtonGa naar eindnoot22, die in 1966 eveneens werd geïnterviewd door Nico Polak van Het Vrije Volk. Het beeld dat de journalist zich van te voren had gevormd bleek wonderwel te kloppen: ‘een schriel, wat angstig man, hooguit één meter zestig lang en geheel schuilgaand achter een forsgebouwde echtgenote met grove stem. Keukenmeidenpsychologie uiteraard - maar dat neemt niet weg dat de omschrijving aardig opgaat voor Johannes Ludoficus T. (57), in de wereld van het realistische boek alom bekend als John D. Burton.’Ga naar eindnoot23 Titels als De dochter van Satan, De door hartstocht verteerde verpleegster, De hogepriesteres van de duivel en De sexmaniak spreken boekdelen. Hoewel Burton een pseudoniem was, stelde T. zich voor als Burton, stond hij in het telefoonboek als Burton en had hij zich een Engels accent aangemeten. Vóór 1961 werkte hij lange tijd in Engeland als vertaler, eigenaar van een uitzendbureau voor kantoorpersoneel en broodschrijver. Hij | |
[pagina 40]
| |
sprak tien talen, werkte veertien uur per dag en had ruim tweehonderd boeken op zijn naam staan, plus nog eens duizend vertalingen.
‘Kijk,’ zegt Burton, ‘dat gaat zo. Ik heb natuurlijk contact met diverse uitgeverijen en die kunnen bij me krijgen wat ze hebben willen. Ze zeggen bijvoorbeeld: zes misdaadromans naar authentieke gevallen. Of ze zeggen zes concentratiekamp-romans. Het gaat in deze business altijd met zes tegelijk, want anders is het niet interessant.’ Polak stond uitvoerig stil bij Burtons romans over concentratiekampen. ‘Vond u het onderwerp eigenlijk niet té delicaat om er, steeds in een week tijd, dat soort boeken over te schrijven?’ ‘Waarom? Er is toch vraag naar? Een paar jaar geleden kon je die boeken over de oorlog niet aan de straatstenen kwijt, maar nu lopen ze weer geweldig! Geschiedkundige boeken! De mensen willen wéten en ik geef voorlichting!’ ‘Uw boeken worden alleen verkocht in kleine achter af-winkeltjes. Denkt u dat de mensen daar naar binnengaan om geschiedkundige boeken te kopen? Denkt u niet dat ze uw boeken veeleer kopen om de - sadistische scènes die erin voorkomen?’ ‘Maniakken vind je overal. Maar dat zijn uitzonderingsgevallen. Ik heb het leed van die joden willen beschrijven.’ ‘Aan het slot vertelt u dat een Joodse vrouw met twee touwen, vastgebonden aan haar tepels, over de grond wordt gesleurd. Dat is dan nog maar één der hoogtepunten van de apotheose, die zeker 30 pagina's in beslag neemt en waarin vijf vrouwen op de verschrikkelijkste manieren omkomen. Daar heeft u dus veertien uur aan één stuk aan gewerkt. Waren dat veertien prettige uren?’ ‘Nee, natuurlijk niet. Maar de uitgevers willen het en als je het niet gééft, dan schrijven ze het er gewoon bij. Ze willen steeds méér en je kunt het ze niet weigeren, want dan hebben ze je in het vervolg óók niet meer nodig. Ik had nooit met die Belgische uitgevers in zee moeten gaan.’
Burton maakte rond 1960 zijn debuut bij de Antwerpse uitgever Walter Soethoudt, wiens ouders boekhandel De Dageraad dreven. Ze bouwden die uit tot een boekengroothandel door met een bakfiets andere boekwinkels en leesbibliotheken te bevoorraden. Dankzij de oprichting van De Dageraadpers werden de Soethoudts bovendien uitgevers en vanaf de jaren zestig bepaalde zoon Walter mede het fonds.Ga naar eindnoot24 De eerste pornografische uitgave was De belevenissen van een gouvernante - volgens de titelpagina een vertaling van Adventures of a governess van de Zuid-Afrikaanse auteur James B. Richardson jr., maar in werkelijkheid een schepping van Burton. Pornografie bleek een gat in de markt en Burtons eersteling was algauw toe aan een tweede en derde druk. Hij kreeg de smaak te pakken en de oplagen van zijn boeken beliepen tienduizenden. Vervolgens waagde hij zich aan nazipulp, eerst bij Bisonboek,Ga naar eindnoot25 toen bij Boek Import in AmsterdamGa naar eindnoot26 en ten slotte bij Kerco in Rotterdam.Ga naar eindnoot27
J.D. Burton, Was de Duivel een Nazi? [Amsterdam], Boek Import,[z.j.].
J.D. Burton, De gele duivels van Tikotaka. Antwerpen, De Dageraad, [z.j.]. Collectie E. Schepel.
Toen Gie van den Berghe een bibliografie samenstelde van Belgische egodocumenten over de concentratiekampen, wist hij niet of hij Burtons werk in dat opzicht serieus moest nemen.Ga naar eindnoot28 Daarentegen was Rudy | |
[pagina 41]
| |
Kousbroek vernietigend over Burtons De Gele Duivels van Tikotaka. Een Jappenkamp met die naam had nooit bestaan, de beschreven gruwelen waren on-Japans en Japanners deden niet aan het martelen van joodse gevangenen. Kousbroek verbaasde zich over de ijver waarmee Burton de gruweldaden van de Duitsers projecteerde op de Japanners. ‘Wat zijn de psychopathische achtergronden van de behoefte dit de wereld aan te praten?’Ga naar eindnoot29 | |
Feit en fictieNazipulp presenteerde zich als geschiedenis en uitgevers en auteurs deden alle moeite om die illusie te versterken. Burton begint De Gele Duivels van Tikotaka met een lange lijst van archieven en onderzoekscentra voor oorlogsgeschiedenis in de Verenigde Staten, Australië en Japan. Om zijn boeken de schijn van werkelijkheid te geven schroomde hij niet ze op te dragen aan niet-bestaande joodse families. Daar kwamen alleen de kritische recensenten achter, niet de argeloze lezers. Ook uitgever Cornelissen ging erg ver in het benadrukken van de authenticiteit van zijn boeken. Esther Mardó, schrijfster van Tot zonde geroepen en alter ego van Herman van der Voort, was een vrouw die ‘over de gehele wereld enorme opgang maakte met haar boeken, die voor het overgrote deel een verslag bevatten van haar eigen ervaringen als Jood in het Derde Rijk.’ Cornelissen citeerde uitspraken van de schrijfster tijdens een persconferentie aan de vooravond van haar vertrek naar Israël. Omdat zij misschien wel honderdduizenden levens had gered, zou generaal De Gaulle haar postuum het Legioen van Eer hebben verleend. Het werd allemaal geloofd. Tegenwoordig zou een snelle blik op internet hebben geleerd dat Esther nooit heeft bestaan. Ludo van Eeckhout kreeg op den duur moeite met zijn nazipulp. Toen hij aan zijn serieuzere romans begon, beloofde hij zich niet meer te zullen bezondigen aan dit genre.Ga naar eindnoot30 Een opmerkelijke belofte, want omstreeks 1980 liet hij zijn nazipulp nog opnemen in de Grausam Kollektie van uitgeverij De Steenbok in Merelbeke, die op de rug het runenteken van de ss liet zetten. Dat hij graag over sadisme schreef moge duidelijk zijn, maar dat hij na zijn concentratiekampverleden in de Gasstraat ging wonen typeert hem ook nog als masochist.
Esther Mardò (in plaats van Mardó), Tot de zonde geroepen. Merelbeke, De Steenbok. [z.j.]. Collectie E. Schepel.
|
|