Mein Kampf
Arnon Grunberg
Mijn roman De joodse messias (2004), die door sommigen ten onrechte als een satire is beschouwd, was mijn eerste en zou mijn enige samenwerking met de uitgever Oscar van Gelderen worden. (In werkelijkheid verliep het anders, hij publiceerde ook mijn roman Onze oom in 2008 en hij is nog altijd in mijn leven.) Hoewel wij contact hadden gehad over de bundel De olifant & het joodse probleem, die Oscar in 1994 had uitgegeven en waaraan ik een verhaal had bijgedragen, was ik hem na 1994 eigenlijk geheel vergeten. Veel indruk had hij toen niet op mij gemaakt, maar mijn contact over de bundel verliep ook voornamelijk via de samenstelster, Jessica Durlacher, die ik door middel van een brief nog had moeten uitleggen wat het verhaal dat ik had geschreven met de joden te maken had. Een schrijver moet veel uitleggen; de ene helft van zijn leven schrijft hij, de andere helft van het leven is hij bezig uit te leggen wat de betekenis is van wat hij heeft geschreven, waarom en waar hij het heeft geschreven, hoeveel hij ermee verdiend heeft en of de vrouw in het werk gemodelleerd is naar zijn vriendin of zijn buurvrouw.
Oscar keerde terug in mijn leven in 2001, via mijn toenmalige Hongaarse uitgever. Peter Zilahy. Zilahy is niet alleen uitgever, maar ook auteur, zijn boek zou in Nederlandse vertaling bij Vassallucci verschijnen. Oscar was in die tijd verantwoordelijk voor Vassallucci; of ik een blurb wilde geven over Zilahy. Dat heb ik gedaan, maar al snel bleek dat het daarbij niet zou moeten blijven. Inmiddels is Zilahy uit mijn leven verdwenen en hoewel ik geen kwaad woord wil spreken over welke van mijn uitgevers dan ook, en al helemaal niet over collega's, zou een bekwame psycholoog een psychopathologisch portret van hem moeten opstellen. Mondiale roem zou binnen handbereik kunnen komen, Zilahy is een zeer interessant geval.
Op 8 november 2001 schreef Oscar mij weer een e-mail. In kapitalen. Er was een tijd, zie ik in mijn archief, dat Oscar uitsluitend hoofdletters gebruikte voor zijn correspondentie; tegenover vrienden en bekenden heb ik het wel eens over ‘de hoofdletter-periode van Oscar van Gelderen’. Hedendaagse psychologen kunnen met deze informatie ook vast iets aanvangen.
Enfin, hij schreef mij die 8ste november 2001: ‘IETS ANDERS: JE WEET DAT WE DE JIDDISCHE BIBLIOTHEEK UITGEVEN. DAARIN VERSCHIJNT BEKEND EN ONBEKEND WERK. IK BEN OP ZOEK NAAR HEDENDAAGS JIDDISCH TALENT. KEN JIJ IEMAND?’
Op 15 januari 2002 schrijft Oscar: ‘geheime afspraak: vrijdag 11/1 om 19.00 in bar gramercy park hotel.’ NB: de hoofdletters zijn geheel verdwenen. Zelfs zinnen verdienen het niet meer om met een hoofdletter aan te vangen. Het is altijd mijn hypothese geweest dat hoe meer Oscar dronk, hoe meer hoofdletters hij gebruikte, dus op 15 januari 2002 was hij kennelijk nuchter.
Er volgt een tamelijk lange stilte in de correspondentie, maar al snel wordt duidelijk wie Oscar op het oog heeft als hij het heeft over Jiddisch talent: ondergetekende. Nooit heb ik iets in het Jiddisch geschreven, mijn ouders spraken geen Jiddisch maar keurig Duits en Nederlands, maar een uitgever als Oscar gaat ook als het om Jiddisch gaat door muren.
Op 20 september 2002 schrijft hij een mail die uitsluitend over geld gaat. Hoofdletters ontbreken wederom: ‘ik wel best betalen hoor. en ik begrijp ook dat je van records houdt, maar mijn zakjapanner sloeg even op hol toen ik ging rekenen, mag ik een tegenvoorstel doen? anderzijds; als dit het definitieve boek wordt dat alle andere grote joodse/jiddische romans overbodig maakt, dan hangt daar terecht een prijskaart aan.’
Op 3 oktober 2002 schrijft hij - de hoofdletters lijken definitief in de ban te zijn gedaan: ‘natuurlijk ben ik vereerd dat ik door jou uitverkoren ben om je het hoogste voorschot van de laatste 32 jaar uit jouw leven uit te keren.’ Zo gaat het met uitgevers, aan de ene kant beweren ze vereerd te zijn je het hoogste voorschot ooit te betalen, maar aan de andere kant geven ze direct aan dat ze ook heel goed zonder die eer kunnen leven.
Na deze mail gaat het een paar jaar lang voornamelijk over geld en het contract. Af en toe vraagt Oscar zich af waarom hij niets van me hoort. Ook dat is typisch voor uitgevers. Ze laten graag de eer aan zich voorbijgaan om de auteur het hoogste voorschot ooit te betalen, en toch zijn ze zeer verbaasd als die auteur dan even geen zin heeft om iets van zich te laten horen.
Pas in 2004 gaat het eindelijk om de inhoud van de roman, maar zelfs dan voorkomen financiële kwesties een meer intellectueel gesprek tussen uitgever en auteur, zo ook op 16 juni 2004: ‘laat voortaan even vooraf weten wat je wenst te declareren. niet dat ik moeilijk doe hoor, maar toch. ben in goede bui vandaag, geen zorgen.’
De joodse messias was het antwoord op Mein Kampf en daar hoorden uiteraard niet alleen voorschotten, maar ook declaraties voor onkosten betreffende het vooronderzoek bij. Overigens ben ik nog lang niet klaar met Mein Kampf, in 2016 zal ik me vermoedelijk opnieuw intensief met dat boek bezighouden.
Elke tien jaar zo ongeveer: Mein Kampf.