Archangelsk (21)
De bibliotheek laat ons in de steek
Cornelis Jan Aarts
Houdt u van uw bibliotheek? Dan is deze droevige geschiedenis speciaal voor u geschreven.
Voor het vorige nummer van De Boekenwereld beschreef ik mijn vergeefse tocht door New York, op zoek naar literaire locaties. Maar de uitgevers van het blad hadden liever een artikel over Arnon Grunberg. De bedoeling was namelijk dat het oktobernummer geheel gewijd zou worden aan Arnon Grunberg. Geheel! Gewijd!
‘Ik weet niks over onze parmantige voorpaginafilosoof!’ stribbel ik heftig tegen, ‘Ik heb nog nooit een roman van hem gelezen.’ ‘Je moet!’ schreeuwen mijn uitgevers terug, ‘Verzin wat! Anders kun je fluiten naar je honorarium.’
Ik zou voor mijn literaire queeste door New York graag wat willen schrijven over klassieke romans als Manhattan Transfer, The Catcher in the Rye, Made in U.$.A. en Tabee, New York, maar toch niet over zo'n flutromannetje als Phileine zegt sorry van Arnon Grunberg! Kom op zeg!
‘Doe het toch maar,’ sust mijn redacteur, ‘Het blad moet vol en het zou fijn zijn als er eens een nummer een beetje verkoopt.’
‘We kunnen het geld goed gebruiken,’ zegt mijn vrouw praktisch.
Vaag herinner ik mij ooit in Het Parool een open brief van Grunberg te hebben gelezen, waarin hij een New Yorks café noemt waar hij met de bibliofiele uitgever Pablo van Dijk plannetjes uitbroedde om overbodige publicaties te maken in kleine oplagen voor veel geld. Voor heel veel geld. Nou ja, daar is eigenlijk weinig op tegen. Het was een leuk stukje en dat café past mooi in mijn literaire wandeling. Vooruit met de geit. Daar kan ik misschien wat mee. Heb ik toch wat Grunberg in mijn verhaal.
Arnon Grunberg, Phileine zegt sorry. Roman. Amsterdam: Uitgeverij Balans, 1996.
Omslagontwerp Ron van Roon.
Foto omslag Kato Tan. Collectie C.J. Aarts
Nu heb ik het geluk dat de universiteitsbibliotheek waar ik vaak kom een ‘levend archief’ bijhoudt van Arnon Grunberg. Ook al weet ik zelf niks, ik zit wel bovenop een goudmijn. Dat stukje uit Het Parool is zo gevonden, vooral omdat ik de titel nog weet: ‘Lieve Pablo van Dijk’.
Maar het ‘levende’ Arnon Grunberg-archief blijkt nauwelijks ontgonnen. De online-catalogus helpt mij niet verder, hoe vaak ik ook ‘Lieve Pablo van Dijk’ intik. Geen nood, want ik ken veel mensen in de bibliotheek-waar-ik-vaak-kom. Het archief wordt doorgevlooid door twee deskundige dames die bezig zijn een Arnon Grunberg-tentoonstelling in te richten. Dat treft. Via mijn redacteur komt mijn verzoek bij hen terecht, maar het gewenste knipsel is niet te vinden. Wel verzekeren ze mij dat het ‘levende’ archief vóór 1996 niet veel voorstelt. Dat komt mooi uit, zeg ik nog, want die brief is zeker van ná 1996.
Ik besluit op zoek te gaan naar een bibliografie van Arnon Grunberg en vind die warempel in mijn eigen kast. Maar die gaat niet verder dan 1998 en ‘Lieve Pablo van Dijk’ staat er niet in. De catalogus van de bibliotheek vermeldt een meer recente die loopt tot 2008. Daarin maak ik meer kans. Van deze uitgave blijkt de bibliotheekwaar-ik-vaak-kom één exemplaar te bezitten, dat zich bevindt in het P.C. Hooft-huis. Op p. 72-85 van de Bibliografie van het werk van Arnon Grunberg tot 2008 (Leiden, 2008) vind ik de rubriek ‘B2e De mailbox van Arnon Grunberg in Humo’. Deze begint met een toelichting: ‘Column in briefvorm. De afleveringen vanaf 30 augustus 2005 verschijnen vier dagen later ook in Het Parool, met de soms iets gewijzigde aanhef als titel.’ Dus ga ik op zoek vanaf 30 augustus 2005 en de vierde brief is raak. ‘Lieve Pablo van Dijk’ verscheen op 20 september 2005 in Humo en heet daar ‘Education sentimentale’. Even rekenen: vier dagen later verschijnt de brief in Het Parool, maar hier met de aanhef als titel. Dat moet dus zijn op 24 september 2005.
De maandag daarop ga ik naar het krantendepot van de Universiteit van Amsterdam in de Bijlmer en vraag om Het Parool van 24 september 2005. Vroeger was de universiteitsbibliotheek geabonneerd op de belangrijkste kranten van Nederland en op talrijke tijdschriften op elk gebied. Die worden bewaard in dit enorme boekendepot van waaruit de bibliotheken in de binnenstad tweemaal daags worden bediend. Alleen voor kranten moet je erheen en voor tijdschriften is dat