De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
Onlangs schonk Nico Boerma zijn rijke prentenverzameling aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Naast duizenden kinder-, volks- en centsprenten uit Nederland en België bevat deze ook enige tientallen prenten over de Eerste Wereldoorlog. Het zijn contemporaine propagandaprenten van Franse en Duitse herkomst, die vanuit een tegengesteld perspectief commentaar geven op de oorlogsvoering. Het levert fascinerende spiegelbeelden op. Een selectie uit het oorlogsmateriaal wordt in dit artikel behandeld.
‘Von Kolossaligau’: de opgeblazen Duitse soldaat, bol van hoogmoed en zwijnerij. Pellerin/Imagerie d'Épinal, ‘La Guerre 1914-15 en images’, nr. 88.
| |
Oorlog op papierDe Eerste Wereldoorlog werd niet alleen gevoerd op het slagveld, op zee, in de lucht of aan het thuisfront. Te midden van het oorverdovende geweld van slagschepen, dikke Bertha's en ander wapentuig werd op papier ook een ‘stille’ oorlog uitgevochten. De uitingen daarvan gingen niet gepaard met lawaai, maar veroorzaakten des te meer gerucht. Alle strijdende partijen bedienden zich in meer- of mindere mate van propaganda, niet alleen in woord maar ook in beeld. Het wezen van de propaganda is simpel. Zij wil de vijand en zijn wandaden zo negatief mogelijk afschilderen en de eigen superioriteit en wapenfeiten in een zo gunstig mogelijk daglicht plaatsen. Het eenduidige stramien van ‘wij’ tegenover ‘zij’ komt geheel overeen met het onderscheid tussen goed en fout. Het moreel van de tegenstander moet worden vernietigd, dat van de eigen partij moet naar analogie met de communicerende vaten zo veel mogelijk worden versterkt. Niet alleen het moreel van volwassenen is de inzet, ook dat van kinderen is in het geding. Liefde voor volk, vaderland en leger worden het kind met de paplepel toegediend, evenals haat voor de vijand. De oorlog moet worden gewonnen - daar gaat het om en daaraan wordt alles ondergeschikt gemaakt. De propaganda is erop gericht de hele bevolking en ook de hele economie te mobiliseren ten dienste van de oorlogsvoering. Zonder steun van het thuisfront kan de soldaat in de frontlinie of de loopgraaf niets beginnen. Het thuis- en het oorlogsfront zijn twee kanten van dezelfde medaille, maar de heldhaftige soldaat blijft de kern van de propagandistische poedel. Hij staat voor het vaderland, hij trotseert de vijand. Ook zijn moreel moet worden hooggehouden, want in een gevechtssituatie is dat een psychologische factor die de doorslag kan geven. Het geloof van soldaten in zichzelf of in het vaderland waarvoor ze vechten kan belangrijker zijn dan de beschikbaarheid van wapens of munitie. Het opkrikken van hun moed kan aanzetten tot heldendaden, die op hun beurt weer propagandistisch kunnen worden uitgebuit ter versterking van het moreel. Ideologische oogkleppen doen wonderen, het rotsvaste geloof in de eigen zaak kan bergen verzetten. En omgekeerd: moed verloren, al verloren. Propaganda is een machtig instrument, dat naast leger, vloot en luchtmacht terecht wel wordt omschreven als ‘het vierde wapen’. Een leger dat geen vertrouwen meer heeft in eigen kunnen vormt een gemakkelijke prooi voor de vijand. De recente vlucht van het Iraakse leger voor oprukkende IS-eenheden is daarvan een goed voorbeeld. De politieke en militaire leiders van de strijdende partijen doen dan ook alle moeite om de moed erin te houden en de eigen glorie op te poetsen. Zij geven positieve signalen af over het verloop van de oorlog, verstrekken beloningen en eerbewijzen, bewieroken helden en verlenen een superieure status aan sleutelfiguren of specifieke eenheden. Zij verkondigen dat het goed is voor het vaderland te sterven en dat de eer van de natie boven alles gaat. Als de voorgehouden worst van volk en vaderland niet of onvoldoende werkt, wordt de bestraffende stok van de overheid erbij gehaald. Personen of instellingen die niet (meer) aan de rechtvaardigheid van de strijd geloven worden publiekelijk aan de kaak gesteld. Deserteurs | |
[pagina 64]
| |
en defaitisten krijgen de doodstraf, om duidelijk te maken dat het vaderland niet met zich laat spotten. De propaganda die de eigen zaak opwaardeert wordt tevens ingezet om de vijand te degraderen en kleineren. Verheerlijking en demonisering zijn de twee gezichten van de propagandistische januskop. De vijand is per definitie slecht, laf en zwak en hij vecht uiteraard voor een verloren zaak. De negatieve stereotypen liggen onder handbereik om hem neer te zetten als een onmens. En hij moet dood, dat moge duidelijk zijn. | |
TraditiesZo werd de prent, om Clausewitz te parafraseren, de voortzetting van de oorlog met andere middelen. De propagandaprenten sloten zowel in Duitsland als Frankrijk aan bij eeuwenoude tradities. Al sinds de zestiende eeuw kende Duitsland goedkope plano's met volksprenten, aanvankelijk houtsnedes en later ook kopergravures. In de negentiende eeuw kwam het genre tot grote bloei met lithografieën en houtgravures, de zogenaamde ‘Bilderbogen’ of plaatjesvellen. Ze werden in grote oplagen geproduceerd en waren het equivalent van de centsprenten uit de Lage Landen. De fraai uitgevoerde Bilderbogen werden gedrukt bij gespecialiseerde bedrijven in steden als Neurenberg, Augsburg, Frankfurt am Main en Neuruppin. Evenals elders waren de prenten geworteld in de volkscultuur en fungeerden ze als massamedium, lang voordat het begrip werd uitgevonden. Vanaf augustus 1914 werd de Bilderboge ingezet voor oorlogsdoeleinden. Frankrijk kende een parallelle prententraditie, die ‘imagerie populaire’ wordt genoemd. In de negentiende eeuw werd de Franse prentenproductie gedomineerd door de drukkerij van de familie Pellerin in het stadje Épinal in de Vogezen. De firma Pellerin was een groothandel in prenten en exporteerde haar producten ook in vertaling naar Vlaanderen en Nederland. Evenals de Duitse Bilderbogen werden de Franse prenten na augustus 1914 ingezet voor de oorlogsvoering. Pellerins gebruikelijke aanbod van sprookjes, legenden en avonturenverhalen werd aangevuld met propagandaprenten. Sommige daarvan hebben nog steeds het bekende stramien van de volksprent, opgebouwd uit een aantal afzonderlijke afbeeldingen met een onderschrift.
Het regiment ‘Bayerische Löwen’ voert onder luid gebrul een stormloop uit en vertrapt de gevallen vijanden. Uitsnede van Bunte Kriegsbilderbogen nr. 20. Berlijn, Verlag der Verainiging der Kunstfreunde, [1914].
Achteraf blijkt de oorlogsprent het laatste stadium van de volksprent - een sluitstuk dat je door zijn bloeddorstige strekking niet kunt opvoeren als de bekroning van die lange traditie. Anders gezegd, het oorlogsgeweld en de oorlogspropaganda vormen de zwanenzang van de volksprent. De oudgediende sneuvelde niet door de gewelddadigheid waaraan hij tijdens de oorlog blootstond, maar hij kon na afloop niet meer opboksen tegen de nieuwe massamedia van de twintigste eeuw. De Tweede Wereldoorlog, in alle opzichten een moderne apocalyps, kennen we dan ook beter uit films dan uit prenten. De Eerste was een tragische overgang van traditie naar moderniteit. Strategische concepten uit de negentiende eeuw botsten met het moderne wapentuig waarover de legers toen al beschikten. Soldaten die op bevel van bejaarde generaals een ouderwetse stormloop uitvoerden, werden bij duizenden neergemaaid door mitrailleurs. De traditie was niet langer berekend op de moderniteit, zo maakte de Eerste Wereldoorlog duidelijk. Die discrepantie gold voor de fysieke oorlogsvoering en eigenlijk ook voor het strijdmiddel van de oorlogsprent. | |
Oorlog te landIn de eerste maanden na het uitbreken van de oorlog trok het Duitse leger een spoor van vernieling door België en Noord-Frankrijk. De opmars verliep niet volgens plan. Hardnekkige tegenstand en problemen met de bevoorrading veroorzaakten ernstige vertragingen, met als gevolg dat Duitse soldaten hun angst, woede en frustratie afreageerden op de burgerbevolking. Zij richtten bloedbaden en plunderingen aan in de steden en dorpen die zij passeerden. Het oorlogsrecht, dat ook bescherming biedt aan burgers en hun have en goed, werd op grote schaal geschonden. Willekeurige executies waren aan de orde van de dag. Het platbranden van de universiteitsbibliotheek van Leuven, met talloze onschatbare boeken en manuscripten, was een van de gruweldaden uit deze beginfase van de oorlog. Deze Duitse terreur werd uitvergroot in Franse propagandaprenten. Zo maakte de tekenaar F. Clasquin voor Pellerin een prent van de Germaanse oorlogsgod Thor, symbool van het oorlogszuchtige Duitsland. Thor is afgebeeld als een gifgroene gorilla à la King Kong, die met zijn strijdhamer gotisch erfgoed uit de Middeleeuwen aan diggelen staat. Aan zijn lans bungelt een groepje naakte vrouwen, die hij meevoert als oorlogsbuit. Zijn vernietigingswerk wordt angstig gadegeslagen door radeloze burgers, waaronder een vertegenwoordiger van de clerus. Op de achtergrond staat keizer Wilhelm II in de gedaante van een vraatzuchtige adelaar, compleet met opgestreken snor, ‘Pickelhaube’ en IJzeren Kruis. In zijn klauwen houdt hij een bol die dodelijke vuurbundels uitstraalt. Ook een andere prent van de firma Pellerin is weinig subtiel. Hierop wordt Duitsland voorgesteld als een kolossale soldaat die de personificatie is van de Duitse ‘Kultur’. De vernielde woning waarin hij zich bevindt en | |
[pagina 65]
| |
De verovering van het Belgische fort Malonne, in de buurt van Namen, door een Duits patrouille van vijf man. De uitvoering doet denken aan een kinderboek. Bunte Kriegsbilderbogen nr. 21. Berlijn, Verlag der Vereiniging der Kunstfreunde, [1914].
| |
[pagina 66]
| |
de brandende stad op de achtergrond maken duidelijk dat het begrip ‘cultuur’ hier satirisch bedoeld is. En de afgebeelde vernielingen zijn nog maar de minste van de Duitse wandaden, naar tekenaar O'Galop - pseudoniem van Marius Rossillon (1869-1945) - in het onderschrift opmerkt. Voor de goede orde bindt hij de toeschouwer ook nog op het hart dat deze ‘Von Kolossalligau’ alleen maar reusachtig is, omdat hij is opgeblazen door zijn trots en bol staat van de zwijnerij. Tegenover deze spotprenten plaatste de Duitse propagandamachine een toonbeeld van Franse lafheid cq. Duitse moed. De verovering van Fort Malonne in de buurt van Namen, op 24 augustus 1914, wordt op prent nr. 21 in de reeks ‘Bunte Kriegsbilderbogen’ voorgesteld als een peulenschil. Of als een kinderspel - de grappige stilering van de prent doet denken aan een kinderboek. Een Duitse patrouille van welgeteld vijf man is voldoende om de onneembaar geachte versterking in te nemen. De Belgische commandant laat bij de aanblik van de fiere Germaanse krijgers de moed in de schoenen zakken - ‘das Herz ihm in die Hosen fällt’ -, het garnizoen geeft zich zonder slag of stoot over en twee verslagen soldaten moeten hun uniform uittrekken om daaruit een Duitse overwinningsvlag te naaien. De onstuitbare Duitse moed komt ook tot uitdrukking in prent nr. 20 uit dezelfde reeks: het regiment ‘Bayerische Löwen’ trekt in 1914 met de bajonet op het geweer ten strijde en vertrapt de vijandelijke soldaten op zijn weg. De Fransen slaan terug met de prent Tactique Allemande!!!, waarop O'Galop laat zien hoe lafhartig de vijand opereert. De Duitse soldaten wapperen met een witte vlag, ten teken dat ze zich willen overgeven. Maar wanneer de Fransen in goed vertrouwen naderbij komen, laat de eerste linie zich op de grond vallen om de tweede linie een vrij schootsveld te geven. Arme bedrogen Fransen! De onderste afbeelding van deze prent maakt duidelijk dat de Beierse Leeuwen en andere roemruchte regimenten er niet voor terugschrikken om onschuldige burgers, waaronder vrouwen, te gebruiken als menselijk schild. De Fransen bedienen zich ook van offensieve propaganda, bijvoorbeeld naar aanleiding van de introductie van een nieuw wapen: de tank. Deze ‘moderne oorlogswagens met een ongekende vernietigingskracht’ werden voor het eerst op grote schaal ingezet bij Cambrai in november 1917. De tanks doorbraken de Duitse linie, al leverde dat geen blijvende terreinwinst op. Een prent van de tekenaar P. Kaufmann voor Pellerin legt op dramatische wijze de doorbraak vast, met vurende tanks en verpletterde Duitse soldaten. | |
Oorlog ter zee
De tank, het nieuwe vernietigingswapen van de Geallieerden, breekt in november 1917 door de Duitse linies. Uitsnede van Pellerin/Imagerie d'Épinal, ‘La Grande Guerre en images’, nr. 116, [1917]
Loflied op onderzeeboot U 9, die in september 1914 drie Britse slagschepen tot zinken bracht. Uitsnede van Bunte Kriegsbilderbogen nr. 25. Berlijn, Verlag der Vereiniging der Kunstfreunde, [1914].
Kort na het uitbreken van de oorlog, op 22 september 1914, bezorgde de Duitse onderzeeboot SM U 9 de Britse marine een pijnlijke nederlaag. Op die dag voeren drie oudere Britse kruisers (HMS Aboukir, Hogue, and Cressy) nietsvermoedend over de Noordzee. Kapitein Otto Weddigen zag ze door zijn periscoop naderen en vuurde een torpedo af op één van de schepen. Toen die werd geraakt en begon te zinken, stopten de andere om hulp te verlenen. Dat was het moment waarop Weddigen zijn overige torpedo's afvuurde, zodat alle drie de kruisers tot zinken werden gebracht en meer dan 1400 Britse | |
[pagina 67]
| |
zeelieden het leven verloren. In Duitsland werd deze overwinning groots gevierd en er werden minstens twee prenten aan gewijd. ‘Bunte Kriegsbilderbogen’ nr. 25 toont de ondergang van de Britse oorlogsschepen en ‘Neue Deutsche Bilderbogen’ nr. 44 is een krijgshaftig portret van Weddigen, compleet met een lofdicht.
De Duitse prent verheerlijkt de heldendaden van het oorlogsschip Emden, de Franse zijn ondergang. Uitsneden van respectievelijk Bunte Kriegsbilderbogen nr. 36, Berlijn. Verlag der Vereinging der Kunstfreunde, [1915]; en Pellerin/Imagerie d'Épinal, ‘La Guerre 1914-15 en images’, nr. 93.
Racisme als propagandawapen: uitsnede van ‘Dum-Dum’, Bunte Kriegsbilderbogen nr. 22. Berlijn, Verlag der Vereiniging der Kunstfreunde, [1914]
De geallieerden konden daar weinig tegenover stellen, maar bij een ander Duits wapenfeit sloegen ze wel terug. De lichte kruiser SM Emden was bij het uitbreken van de oorlog gestationeerd in Chinese wateren om de Duitse belangen aldaar te verdedigen. Kapitein Karl von Müller kreeg opdracht om de geallieerde scheepvaartverbindingen in de Stille Oceaan aan te vallen en wist binnen een paar maanden meer dan twee dozijn schepen tot zinken te brengen. Tijdens een poging om het Britse telegraafstation op de Cocos-eilanden op te blazen werd hij verrast door een Australisch oorlogsschip. Von Müller verloor het gevecht en was gedwongen zijn zwaar beschadigde kruiser op het strand zetten. De overlevende bemanningsleden werden gevangengenomen en slechts weinigen van hen wisten te ontsnappen. De verrichtingen van de Emden werden in de Duitse kranten breed uitgemeten en ook nr. 36 van de ‘Bunte Kriegsbilderbogen’ wentelt zich in deze maritieme glorie. Aan de ondergang van het schip besteedt de prent geen aandacht - dat werd bij de toenmalige lezer bekend verondersteld en de tegenwoordige moet het tussen de regels door gewaarworden. Bovendien is het verlies van de kruiser niet belangrijk, want, zo deelt rijmelaar Rudolf Prester aan het einde van zijn onderschrift mee: ‘Die “Emden” hat Geschwister, die tapfer sind wie sie.’ Ditmaal levert G. Bigot in opdracht van uitgeverij Pellerin een passend weerwoord op de Duitse snoeverij. In de prent La Guerre sur les Flots wordt de ondergang van de Emden uitgebeeld en in het onderschrift worden de bijzonderheden van het geallieerde succes beschreven. En passant wordt op het onderste deel van de prent vermeld dat een Duitse vlooteenheid tijdens de zeeslag bij de Falklandeilanden op 8 december 1914 grotendeels tot zinken werd gebracht door de Royal Navy. | |
Racisme en propagandaIn Duitsland ontstond grote verontwaardiging, toen Frankrijk en Groot-Brittannië overgingen tot de inzet van koloniale troepen. In Duitse kranten en tijdschriften werd met afschuw gereageerd op de inzet van ‘onbeschaafde wilden’ op het slagveld. De Senegalese tirailleurs in het Franse en de Nepalese Ghurka's in het Britse leger ontdeden door hun bloeddorstig optreden de oorlog van alle beschaving, zo meenden de Duitse opinieleiders. Weldra verschenen oorlogsprenten die de geallieerde koloniale soldaten op racistische wijze verbeeldden. Karikaturale ‘negers’ met dikke rode lippen en wilde ogen lopen met bebloede messen rond op het slagveld om gewonde, weerloze Duitse soldaten af te maken. Het is in Duitse ogen onbestaanbaar dat krijgers van ‘minderwaardige volken’ plotseling gelijk worden gesteld aan Europese soldaten. ‘Bunte Kriegsbilderbogen’ nr. 22 heet Dum-dum, een titel die niet alleen verwijst naar de munitiesoort (een kogel die in het doel ‘explodeert’ en dus verboden is), maar ook naar het intelligentieniveau van de afgebeelde personages. |
|