| |
| |
| |
Zinloze kennis
Trude Dijkstra en Paul Dijstelberge
links Govert Bidloo, Anatomie humani corporis, Amsterdam 1685. De schrijver-arts kleurde zelf de prenten in. Subtiel detail in de gravure van Gerard de Lairesse: de strop om de nek van de dode vrouw. Afbeeldingen bij dit artikel zijn afkomstig uit de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
| |
| |
De negentiende eeuw is even rijk aan nieuwe wetenschappelijke inzichten als aan verschrikkingen die werden veroorzaakt door wetenschappers, vooral door medici. De kranten uit die tijd staan vol met beschrijvingen van patenten die de inventiviteit en het optimisme van de ontelbare uitvinders illustreren. Wetenschappers waren de onaantastbare bewoners van instituties die de paleizen en landhuizen van de aristocratie naar de kroon staken. Artsen, met name de academische, waren autoriteiten die de apocriefe wijsheid van Jezus Syrach waarmaakten: ‘behandel de arts met respect en beloon hem met goud, want hij is de gelijke van koningen.’
Seksuele voorlichting voor de burger. Pop-up litho van E. Cuyer in G.A. Kuhff, Le corps humain, Parijs 1879.
| |
Lijkenpikkers en moordenaars
In negentiende-eeuwse kranten vinden we ook de duistere keerzijde van het geloof in de medische wetenschap. Geregeld werd op de voorpagina's verslag gedaan van sensationele processen tegen dieven die lijken uit verse graven roofden en moordenaars die daklozen wurgden, om de lichamen af te leveren bij de snijzalen van de universiteiten. Het verhaal over de hoogleraar anatomie, die tijdens een college het laken optilde en het lichaam van zijn maîtresse aantrof, is vermoedelijk fictief.
De beruchte moordenaars Burke en Hare waren dat niet. Zij maakten in het begin van de negentiende eeuw tientallen slachtoffers - de Schotse hoogleraar Knox, die de lijken kocht, stelde klaarblijkelijk geen vragen. Een van hun slachtoffers was de jonge Mary Paterson, die eerst dronken werd gevoerd en daarna gewurgd. Knox liet haar tekenen in de houding van het beroemde beeld van de hermafrodiet uit de Oudheid, dat zich bevindt in het archeologisch museum van Napels.
Burke werd na een anonieme tip gepakt en in 1829 opgehangen, waarna hij op dezelfde snijtafel belandde als zijn slachtoffers. Aan de illegale handel in lijken danken we trouwens de prachtige negentiende-eeuwse begraafplaatsen, waar de doden zijn afgedekt met zware stenen of ondergebracht in afgesloten tempeltjes om hen te beschermen tegen de wetenschap.
| |
Anatomische les
Er zijn vandaag de dag nog maar weinig universiteiten waar de student aan de snijtafel staat om te kijken hoe de mens in elkaar zit. Dat onderdeel van de opleiding is overgenomen door computers, die het binnenwerk tot in het kleinste detail kunnen laten zien. Met chirurgie heeft dat weinig te maken, want dat vak moet nog altijd in de operatiezaal worden geleerd, aan de hand van de meester. Het anatomisch onderwijs is erop gericht de arts bij te brengen waar een orgaan zich bevindt en - belangrijker - hoe het functioneert of behoort te functioneren. Als dat niet naar behoren is, moet de ziekte worden vastgesteld en behandeld. In wezen is de medische wetenschap maar weinig veranderd sinds de dagen van Hippocrates. De feiten zijn hetzelfde gebleven, de interpretatie en de manier van onderzoeken zijn drastisch veranderd, net als het scala aan mogelijke behandelingen. Maar het draait in de geneeskunde nog steeds om de diagnose. Als die correct is, kan de zieke hopelijk worden behandeld (of niet natuurlijk).
Die diagnose heeft en had weinig van doen met anatomische kennis. Vrijwel iedereen weet tegenwoordig dat we denken met onze hersenen en dat onze nieren de afvalstoffen uit het bloed filteren, die we via de urine laten afvloeien. We hebben een vaag idee waar onze organen zich bevinden, een idee dat overeenstemt met anatomische afbeeldingen die we ooit hebben gezien. Maar die afbeeldingen hebben nauwelijks een relatie met de werkelijkheid, want ieder individu is anders. Wie denkt dat het mogelijk is om een zieke te opereren aan de hand van een anatomische atlas, komt bedrogen uit. Toch werden ze met dat doel vervaardigd, zoals in een prachtig geïllustreerd Frans werk uit het begin van de negentiende eeuw wordt uitgelegd: de (aankomende) chirurg moet precies weten wat hij aantreft onder de huid, als hij zijn scalpel op een bepaalde plek in het lichaam heeft gezet. Alleen dan kan hij snel en trefzeker zijn werk doen. De bijbehorende afbeeldingen zijn zeer precies. Bloedvaten, zenuwstrengen en organen lijken naar het leven te zijn getekend. Niet afgebeeld is het bloed waarin spieren en organen zwommen, zodra het mes in het lichaam werd gezet.
| |
| |
P.F. Blandin, Traité d'anatomie topographique [...], Parijs 1834. Bedoeld om de chirurg in staat te stellen snel en trefzeker te snijden in de onverdoofde patiënt.
De vader van Gustave Flaubert was in het begin van de negentiende eeuw een succesvolle chirurg in Rouen. De familie bewoonde een appartement in het ziekenhuis en de operatiezaal grensde aan de eetkamer, zodat diner en souper regelmatig werden begeleid door het gebrul en gekerm van patiënten die onder het mes gingen. Flaubert zou later zijn vrienden vermaken met verhalen over de chirurgische experimenten van zijn vader.
De eerste decennia van de negentiende eeuw waren de heroïsche jaren van de geneeskunde. Al eerder, tijdens de Franse Revolutie, veranderde het medisch onderwijs van een voornamelijk theoretische aangelegenheid in een praktische opleiding waarin anatomie de hoofdrol speelde. Of de slachtoffers van de guillotine op de snijtafel belandden wordt niet vermeld in de literatuur over het revolutionaire Frankrijk.
De negentiende-eeuwse preoccupatie met anatomische kennis veroorzaakte een hausse aan uiterst verfijnde en nauwkeurige afbeeldingen, al hadden die weinig te maken met de realiteit van de snijtafel. En dat geldt voor anatomische afbeeldingen in het algemeen, die veel zeggen over de periode waarin ze ontstonden, maar weinig bijdroegen aan de vooruitgang van de medische wetenschap - waar het uiteindelijk toch om te doen was.
| |
Kostbare sollicitatiebrief
In 1543 verscheen De Humani Corporis (Over het menselijk lichaam) van Andreas Vesalius, de eerste anatomische atlas. Het monumentale werk was een mijlpaal, zowel naar inhoud als naar vorm. Om te beginnen was het een
| |
| |
stuk groter dan de meeste boeken die in die tijd werden gedrukt - ook folianten waren destijds beduidend kleiner. En dan zijn er natuurlijk de houtsneden, gemaakt door de in Venetië werkzame Vlaming Van Calcar. De verhalen over de totstandkoming van het boek zijn minstens even grandioos als het boek zelf. Ze gaan over de tientallen houtblokken die in de winter over de besneeuwde alpenpassen van Venetië naar Bazel werden vervoerd en over de monomane intensiteit waarmee Vesalius zijn onderzoek deed. Hij zou de kadavers die hij aan stukken sneed weken achtereen in zijn bed hebben bewaard.
De verhalen over Vesalius doen denken aan de heroïek van de onbegrepen ziener, die in eenzaamheid zijn visioen probeert te verwezenlijken. Met enig geluk maakt zo'n geniale vernieuwer nog mee dat zijn ideeën worden geaccepteerd, maar aan de meesten is dat niet gegund. We hoeven maar te denken aan Van Gogh, of om op het medische vlak te blijven, aan Paracelsus of Semmelweis. Wie ooit een vroege druk van Rimbaud of Verlaine in handen heeft gehad, begrijpt dat echte vernieuwingen in de eigen tijd nauwelijks worden opgemerkt, laat staan begrepen. Die beginnen ergens in een hoekje, bij een derderangs drukker, vormgegeven door de jongste bediende en op slecht papier gedrukt.
De uitvoering alleen al maakt duidelijk dat Vesalius niet zo'n vernieuwer was en liever aanschurkte tegen de gevestigde orde. Zijn bedoeling was een mooi boek te maken voor keizer Karel V, heerser over een groot deel van de wereld én bibliofiel. Eigenlijk probeerde hij maar één ding aan te tonen: dat hij de meest geschikte kandidaat was om Karels lijfarts te worden. De verhalen over de monomanie waarmee hij rottende lichamen ontleedde staan lijnrecht tegenover de afbeeldingen die uit die bezigheid voortkwamen. Een uiteenvallend lijk in het bed van een dokter heeft weinig te maken met de serene afbeeldingen van half-ontlede mannen in een arcadisch Italiaans landschap. De weergave heeft zich losgezongen van de werkelijkheid. Anatomie is tot kunst geworden, bedoeld om een verwende bibliofiel te amuseren. Het is kenmerkend dat Vesalius na zijn grootse werk niet verder is gegaan als anatoom - hij had gekregen wat hij wilde. Noch werd de chirurgie dankzij zijn anatomische atlas een respectabel vak. De chirurgijn bleef nog eeuwen lang een veredelde kapper, een charlatan die op de kermis zijn kunsten verkocht.
| |
Theater van de Dood
Vesalius liet zichzelf op het titelblad van zijn boek afbeelden als hoofdrolspeler in een groots drama. De toeschouwers zitten om hem heen in een opstelling die doet denken aan een Grieks amfitheater. De afstand tot de toneelvloer is voor de meesten te groot om details te kunnen waarnemen - ze zien alleen dat er iets gebeurt. Vóór Vesalius placht een hoogleraar anatomie vanaf een spreekgestoelte voor te lezen uit Galenus, terwijl het snijwerk werd gedaan door knechten. Vesalius neemt zelf het mes ter hand en zijn knechten zitten onder de snijtafel te niksen. Ze hebben wel wat van de Romeinse soldaten aan de voet van het kruis, die dobbelen om de kleren van Jezus. Op de snijtafel ligt een vrouw en het mannelijk gezelschap kijkt geïnteresseerd in haar binnenste. In het boek komen verder geen herkenbare vrouwen voor, op één na: in een sierinitiaal wordt een vrouwelijk lichaam door putti van de galg gehaald. Toeval? Of een verwijzing naar Vesalius' afhankelijkheid van het aanbod van ter dood veroordeelde misdadigers? En komt de afbeelding van de vrouw op het titelblad misschien voort uit de fascinatie voor de raadsels van voortplanting en seksualiteit?
De atlas van Vesalius is als een paukenslag aan het begin van een orkeststuk, dat daarna uren voortkabbelt zonder dat er iets noemenswaardigs gebeurt. Hij vormt het begin van een traditie die vooral uit imitaties en aanvullingen bestaat. Nieuwe inzichten over het functioneren van het lichaam deden zich niet voor, wel was er vernieuwing in de wijze waarop ontlede kadavers werden afgebeeld. De kennis omtrent organen was ten tijde van Vesalius nauwelijks verder ontwikkeld dan in de Oudheid en zou in de eeuw na het verschijnen van zijn boek weinig nieuws brengen. De hersenen bleven de plek waar de levensgeest ontstond, die als een fluïdum het lichaam aanstuurde. De werking van de nieren bleef een raadsel. Het hart werd voor de helft gebruikt om zuurstof naar de hersenen te pompen en functioneerde verder als een oventje waarin het bloed werd verbrand dat gemaakt werd in de lever.
rechterpagina Titelprent van Vesalius, De humani corporis fabrica, Basel 1543. Galenus is voor de gelegenheid opgestaan uit zijn graf.
| |
| |
Zo gezien lijken anatomische atlassen van vóór 1800 nog het meest op prachtig geïllustreerde handleidingen voor een door aliens gebouwd ruimtevoertuig. Je kon de afbeeldingen bekijken en de tekst lezen, maar de functie van de afgebeelde schakelaars en apparaten was onbegrijpelijk. De theoretische kennis over het functioneren van het lichaam was beperkt en veelal onjuist. Ze droeg niet bij aan de genezing van zieken - integendeel.
| |
Anatomische erotica
Het erotische aspect van sommige anatomische atlassen is onmiskenbaar. Het verband tussen lijden en erotiek is zo oud als de wereld en de verbeelding ervan is een belangrijk thema in de westerse kunst. De verheerlijking van pijn is ook een pijler van het christelijke geloof - voor zover heiligen niet werden gemarteld, deden ze wel aan zelfverminking. In de iconografie schuilt de erotiek in een oogopslag of gebaar waarmee de gruwelijkheden worden ondergaan. Op de prenten in anatomische atlassen gebeurt iets vergelijkbaars. De kadavers staan sereen in landschappen en zijn dood zonder het te weten, al lijken ze evenmin deel te hebben aan het leven. Dat geldt voor de ‘spierenmannen’ van Vesalius en de navolgingen daarvan, tot in onze tijd aan toe. Hun sereniteit komt overeen met die van heiligen.
Er zijn ook anatomische prenten die duidelijk erotisch zijn. Charles Estienne schreef zijn anatomie vóór Vesalius, maar publiceerde deze later. Zijn boek was dus al verouderd toen het uitkwam. Hier is duidelijk te zien dat de kunstenaar niet naar het leven (of de dood) heeft getekend, maar werkte naar amateuristische schetsen van de anatoom of naar beschrijvingen. Ook is duidelijk dat deze kunstenaar een specialist was in pornografische afbeeldingen. De lichamen liggen in erotische houdingen en aan sommige afdrukken is te zien dat in de houtblokken is gezaagd en dat delen zijn vervangen. Het zijn correcties, geen aanpassingen van prenten die met een andere bedoeling zijn gemaakt: andere houtsneden bevatten anatomische details die niet vervangen zijn.
Bijna een eeuw later, in 1627, verscheen een anatomieboek van Julius Casserius met opmerkelijke prenten van Odiardo Fialetti, een Venetiaanse kunstenaar die door deze gravures beroemd is geworden. Casserius is minder bekend dan Vesalius, maar deed als anatoom niet voor hem onder. Sommige prenten doen aan pin-ups denken. De levende doden voeren een trage striptease uit, waarin ze zich ontdoen van hun huid, spieren en organen tot er uiteindelijk een geraamte overblijft. Een dood kind dat vredig lijkt te slapen houdt een haak vast, zodat we in haar gestileerde binnenste kunnen kijken. Gestileerd, want met de lugubere werkelijkheid heeft deze prent niets te maken. Wel met het barokke karakter van de kunst uit het begin van de zeventiende eeuw, zoals de beelden van Bernini. Tegenstrijdigheden lossen zich moeiteloos op, doden komen tot leven en ondraaglijke pijnen worden ondergaan met een sereen gelaat. Sublieme kunst die werd geapprecieerd door erudiete kenners voor wie het leven een vorm van theater was.
| |
Zinloze kennis?
Lijk in erotische pose. Charles Estienne, De dissectione partium corporis humani libri tres. Parijs 1545.
onder Een doodgeboren kind houdt de buik open om zijn ingewanden te laten bekijken. Adriaen van den Spiegel, De formato foetu liber singularis, Padua 1626.
Precieze waarnemingen die hand in hand gaan met foutieve theorieën hebben maar al te vaak desastreuze gevolgen.
|
|