De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 34]
| |
Onvoltooide speurtocht
| |
[pagina 35]
| |
Een afbeelding van twee vrouwen bij een ton vormt de aanleiding tot de hier beschreven speurtocht. De prent is afkomstig uit P. Parson, De bewoners van ons vaderland, rond 1877 uitgegeven door J. Vlieger in Amsterdam. Het door mij geraadpleegde exemplaar bevindt zich in de Bijzondere Collecties van de UvA. De 24 platen in dit kinderboek hebben berijmde onderschriften en zijn gemaakt door onbekende graveurs. In dit geval staat onder de prent een rijmpje met een moralistische strekking, dat ons niet veel wijzer maakt over het afgebeelde tafereel: ‘Komt, schudt maar, vrouwtjes, schudt maar goed, Zoo eerlijk als dat wezen moet..’ Wat wordt hier geschud? Waar gebeurt het? En waar komt deze prent oorspronkelijk vandaan?
Een bejaard echtpaar, ‘snoeprig bij elkaar’, leest de krant. Houtgravure uit P. Parson, De bewoners van ons vaderland.
| |
HandelingIn en rond de ton liggen vormeloze donkere voorwerpen, terwijl een man op de achtergrond een mand met soortgelijke hompen op zijn schouder torst. Turven, zo te zien, maar veel verder kom ik niet. Maurits Reijnen, documentalist bij de Bijzondere Collecties, lost dit eerste raadsel op: het zijn zogenaamde turfvulsters of turftonsters. Gewoonlijk waren het de allerarmste vrouwen die dit werk verrichtten, zoals weduwen met kinderen. Deze vrouwen deden de turf bij het lossen in tonnen. Op grond van de hoeveelheid gevulde tonnen werd berekend wat de turfschipper aan accijns moest betalen. Er moest dus flink met de ton worden geschud, zoals het rijmpje aangeeft, om tot een juiste maatvoering te komen. De vrouwen namen het niet altijd even nauw en soms werden straffen opgelegd: zo werd de Groningse Peterke Jans in 1825 wegens een ‘trouwelooze meting van turf’ voor zes weken geschorst.Ga naar eind1 | |
PlaatsWaar speelt dit turftonnen zich af? Op de ton die de vrouwen vasthouden staat het Amsterdamse stadswapen met de drie andrieskruisjes. We mogen dus aannemen dat de handeling in Amsterdam plaatsvindt. Op een kade, want achter de turftonsters en de turfdrager is de mast van het turfschip te zien. Nog meer op de achtergrond zie je een klapbrug en een toren met een open spits, die aan de Munttoren doet denken. De mogelijke nabijheid van de Munttoren wekt het vermoeden dat we ons bevinden op de Oude Turfmarkt - de gracht waaraan de Bijzondere Collecties zijn gevestigd en waar, zoals de naam aangeeft, vroeger turf werd verhandeld. Het samenvallen van de plaats van handeling en de locatie van de bibliotheek zou een aardig toeval zijn - de turftonsters zijn in dat geval van de kade verhuisd naar een depot dat zich ergens achter hen moet bevinden. En omgekeerd maakt de prent zichtbaar wat zich in ‘andere tijden’ voor de deur van de Bijzondere Collecties afspeelde. In de tweede helft van de negentiende eeuw is de bebouwing aan deze stille kant van het Rokin sterk gewijzigd. Het gebouw van de Nederlandsche Bank, nu het Allard Pierson Museum, dateert van 1868. De drie Vingboonshuizen daarnaast en het in 1884 gebouwde St. Bernardus Gesticht vormen sinds 2007 het onderkomen van de Bijzondere Collecties. Aan de linkerzijde van het Allard Pierson Museum loopt een fietspad naar het terrein van het voormalige Binnengasthuis. Bij de herinrichting van het gebied in 1986 kreeg deze doorgang de naam ‘Turfdraagsterspad’, omdat vanouds de vrouwen die op de Turfmarkt werkten hier zouden hebben gewoond. Is dat een bevestiging van de vermeende plaats van handeling? Amper, want de naam van het steegje is nog geen dertig jaar oud en welbeschouwd is hij ook onjuist. Het dragen van turf was volgens het in 1619 opgerichte Turfdragersgilde mannenwerk; de vrouwen vulden de manden en - vanaf 1678 - de gestandaardiseerde tonnen die werden gebruikt voor het meten van de hoeveelheid turf. Eigenlijk had het steegje dus ‘Turfvulsters-’ of ‘Turftonsterspad’ moeten heten. Dat blijkt trouwens ook uit de fraaie gevelsteen met de turfvulster, die is aangebracht op de hoek van het Turfdraagsterspad en de Binnengasthuisstraat. | |
[pagina 36]
| |
Gezicht op het zojuist voltooide gebouw van de Nederlandsche Bank - het tegenwoordige Allard Pierson Museum - op de Oude Turfmarkt. Lithografie uit 1868.
De gevelsteen is authentiek en moet dateren van vóór 1678, omdat op de afbeelding een mand en niet een ton wordt gebruikt voor de maatvoering. De steen is echter pas in oktober 2007 op deze plaats aangebracht en komt uit een gesloopt huis elders in de binnenstad.Ga naar eind2 Het Turfdraagsterspad lijkt voor ons onderzoek een doodlopende steeg en ook op de Oude Turfmarkt komen we weinig verder - voor zover valt na te gaan, vond de turfhandel hier uitsluitend plaats tussen 1564 en 1642.Ga naar eind3 Die datering in een ver verleden maakt het onwaarschijnlijk dat de turftonsters uit de jaren zeventig van de negentiende eeuw inderdaad op de Oude Turfmarkt aan het werk zijn. En wat te denken van die ophaalbrug voor de Munttoren? Dat zou de Doelensluis moeten zijn, maar die wordt op oude prenten afgebeeld als een stenen boogbrug. | |
DecorVoor deskundig advies wend ik mij tot Peter-Paul de Baar, hoofdredacteur van Ons Amsterdam en kenner van de historische topografie. Hij vindt dat de toren heel erg op de Munttoren lijkt, maar de brug kan hij niet plaatsen. Vervolgens leg ik mijn vraag voor aan het Stadsarchief Amsterdam, waar Erik Schmitz met een aannemelijke verklaring komt. Op de plaat met de turftonsters is volgens hem geen bestaand stadsgezicht afgebeeld:
Turfvulster, gevelsteen op de hoek van het Turfdraagsterspad en de Binnengasthuisstraat. Foto van de Vereniging Vrienden van Amsterdamse Gevelstenen.
‘De vervaardiger heeft berkenbare Amsterdamse elementen bij elkaar gezet. Daardoor wekt het tafereel de indruk dat het zich in Amsterdam afspeelt, zoals een toneeldecor met bomen de suggestie van een bos oproept, of een stompe scheve toren de handeling in Pisa plaatst. De afbeelding vertoont enige verwantschap met het Damrak, gezien vanaf de Nieuwe Brug: links huizen zonder kade, in het midden een pand met brede lijst dat lijkt op Oudebrugsteeg 16 en op de achtergrond de masten van binnenvaartschepen. De huizen aan het Damrak zagen er overigens anders uit. De pakhuizen | |
[pagina 37]
| |
rechts Afbeelding op het turfdraagen binnen Amsterdam. De sierrand met de wapens van de Zeven Provinciën staat wat haaks op het prozaïsche onderwerp van de prent. Collectie Nico Boerma / Bijzondere Collecties UrA.
| |
[pagina 38]
| |
met hijsbalken doen wel Amsterdams aan. Een ophaalbrug met een dubbele val komt in deze omgeving niet voor en is trouwens helemaal zeldzaam in Amsterdam - de Magere Brug over de Amstel is een uitzondering. De toren lijkt veel op de Munttoren, maar is hoger en slanker. Al deze elementen bij elkaar vormen het decor voor het tafereel op de kade: de turftonsters, de turfdrager die voor de aanvoer zorgt en het aangemeerde turfschip, Het stadswapen op de ton legt een emblematische verbinding met het stedelijk decor, dat Amsterdam samenvat als plaats van handeling.’
Een zuurkraam, respectievelijk afgedrukt in P. Parson, De bewoners van ons vaderland (Amsterdam ca. 1877) en op de iets oudere centsprent nr. 16 van D. Noothoven van Goor uit Leiden, Holland en zijne bewoners. De centsprent maakt deel uit van de Collectie Nico Boerma/Bijzondere Collecties UvA.
Jammer dus, we zijn gedwongen de situering op de Oude Turfmarkt op te geven. Wel geeft de prent met terugwerkende kracht een beeld van de activiteit die hier ooit heeft plaatsgevonden. En van de kippen die hier rondscharrelden. | |
HerkomstGezien de hoge kwaliteit zijn de houtgravures in dit boek waarschijnlijk voor een ander doel gemaakt: kinderboeken met dergelijke goed gesneden en gedetailleerde prenten zijn zeldzaam. Daarbij komt dat de afgebeelde onderwerpen weinig samenhang vertonen, op sommige prenten zijn beroepen te zien en op andere huiselijke tafereten. Het is een allegaartje: een stuurman, een zuurverkoper, een vissersvrouw, een ziek kind, een arm meisje, een baggerman, een schoenmaker, weesmeisjes, rijke boeren, pratende vrouwen, bejaarden, moeders, grootouders, zeelui, verhuizers en kerkgangers. Het kwam vaak voor dat oudere prenten door een uitgever of drukker werden hergebruikt in een nieuwe publicatie. Waarschijnlijk is dat ook hier het geval. Desgevraagd geeft Johan de Zoete, dé deskundige op het gebied van grafische technieken in de negentiende eeuw, zijn oordeel over de illustraties. Na bestudering van de afbeeldingen komt hij tot de conclusie dat ‘het houtgravures zijn, gedrukt op een toonplaat van hout. Eerste klas gravures, met zeer veel arceringen en details: monnikenwerk. Zeker niet alleen voor dit kinderboek gemaakt. Het heeft enorm veel tijd en vakmanschap gekost. Ze kunnen van het oorspronkelijke houtblok zijn gedrukt, of van een kopergalvano. Dergelijke fijne houtgravures kon men maken vanaf ca. 1830.’ Zijn er oudere edities van De bewoners van ons vaderland, waarin de platen voorkomen? De door mij geraadpleegde uitgave van Vlieger is van circa 1877 en de Brinkman noemt een iets eerdere van D. Noothoven van Goor uit Leiden uit 1873.Ga naar eind4 Dezelfde Noothoven van Goor gaf rond die tijd ook de centsprent Holland en zijne bewoners uit, waarop de turftonsters en een paar andere afbeeldingen uit het boek te zien zijn.Ga naar eind5 Het korte bijschrift van de turftonsters op deze prent is trouwens meer verhelderend dan het langere in het boek: ‘Deez vrouwen zorgen dat de maat / vol turven naar de koper gaat.’ Al eerder, in 1857, was bij diezelfde Noothoven van Goor een werk verschenen met de titel De bewoners van ons vaderland, geschetst in 24 platen. Dit oudere werk was niet geschreven door Petrus Parson, maar door het duo Adriaan van der Hoop Jrszn en B. ten Haaften.Ga naar eind6 De auteurs van de vroege en de twee latere edities verschillen, maar de titel en het aantal platen zijn gelijk. Is het mogelijk dat deze editie van 1857 een voorloper is van die uit de jaren zeventig? De UB Leiden bezit een | |
[pagina 39]
| |
exemplaar, maar conservator Anton van der Lem helpt mij snel uit de droom. Het gelijknamige boek bevat mooie handgekleurde platen, maar heeft een andere inhoud dan de Noothoven / Vlieger-uitgave van twintig jaar later. Alleen een afbeelding van weesmeisjes komt qua onderwerp overeen met de latere edities, maar is heel anders uitgevoerd. | |
Niet voor de poesDe herkomst blijft onzeker en de makers zijn niet te achterhalen. Op sommige prenten staan signaturen - EA, AMarc, Broos, LvG Kühn, JKOch sc -, maar speurwerk in die richting levert niets op. Eén afbeelding uit de Vlieger-editie bevat een verwijzing die een geografisch houvast biedt: het tafereel toont ‘boeren van 't land Goes’ en volgens het rijmelende onderschrift zijn die ‘niet voor de poes’. Dus op naar Goes, via Middelburg. Marinus Bierens en Hans Houterman van de Zeeuwse Bibliotheek herkennen de afbeelding niet en kunnen niets vinden in hun beeldbank. Hun collega Liesbeth van der Geest denkt aan een gravure van Adolphe Dillens voor het boek Zeeland van Charles de Coster, maar krijgt die niet te pakken in de bibliotheek. Het spoor in Middelburg loopt dood en ik word doorverwezen naar Frank de Klerk van het Gemeente-archief in Goes, aan wie ik de prent met de boeren voorleg. Hij en zijn collega's herkennen niet de afbeelding, maar wel het afgebeelde tafereel: het is een voorstelling van de schutterskoning van Zuid-Beveland, die in meerdere varianten is overgeleverd. De Klerk: ‘De voorstelling toont een Zuid-Bevelandse jongeman, die zojuist bij een schietwedstrijd op een staande wip (de staak die linksachter is getekend) de hoofdprijs heeft gewonnen, en daarmee schutterskoning is geworden. Ten teken daarvan heeft hij de ereketting met zilveren schilden van de handboogschutterij omgehangen gekregen. De twee bewonderende meisjes en de zittende man en vrouw (zijn ouders?) zijn stereotypen.’ Frank de Klerk meent dat de afbeelding ook is afgedrukt bij een artikel in het blad Eigen Haard uit de jaren 1860, maar het is mij niet gelukt dat te vinden. Wel stuitte ik in het Geheugen van Nederland op twee mooie afbeeldingen van de schutterskoning: een aquarel en een lithografie die daarnaar is gemaakt. De laatste is als plaat XIX opgenomen in Nederlandsche kleederdragten, naar de natuur geteekend = Costumes des Pays-Bas, dessinés d'après nature. Deze fraaie coproductie van Valentijn Bing en Jan Braet von Ueberfeldt werd tussen 1850 en 1857 uitgegeven door Frans Buffa in Amsterdam. De compositie van de aquarel komt overeen met de houtgravure in De bewoners van ons vaderland, terwijl de litho dezelfde voorstelling in spiegelbeeld weergeeft.Ga naar eind7
Deze speurtocht blijft onvoltooid. De turftonsters uit Amsterdam en de boeren uit Zuid-Beveland hebben een paar geheimen prijsgegeven, maar de andere bewoners van ons vaderland blijven in nevelen gehuld. Daarom aan de lezer de vraag: herkent u deze afbeeldingen?
Met dank aan Maurits Reijnen, Peter-Paul de Baar, Erik Schmitz, Johan de Zoete, Marinus Bierens, Hans Houterman, Liesbeth van der Geest, Frank de Klerk, Theo Gielen en Sytze van der Veen.
‘Die boeren van 't land Goes / zijn ook niet voor de poes’. Houtgravure uit P. Parson, De bewoners van ons vaderland.
De schutterskoning van Zuid-Beveland. Handgekleurde lithografie in V. Bingen J. Braet von Ueberfeldt, Nederlandsche kleederdragten, naar de natuur geteekend, Amsterdam, F. Buffa, 1850-57.
|
|