De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 76]
| |
[pagina 77]
| |
In de jaren 1830 was Frans Felix werkzaam als drukker en uitgever van kinderprenten in Amersfoort. Hij bouwde een omvangrijk fonds op, maar zijn naam ontbreekt in boeken en artikelen. Zijn onbekendheid is vooral te wijten aan het feit dat hij zijn adres niet afdrukte in de ondermarge van zijn prenten, zoals destijds gebruikelijk was. Ook Maurits De Meyer noemt hem niet in zijn standaardwerk over kinder- en volksprenten uit 1962.Ga naar eind1 De Meyer eindigt zijn boek met de opsomming van honderden onbekende prenten, dat wil zeggen prenten waarvan hij de uitgever niet heeft kunnen achterhalen. Uit recent onderzoek is gebleken dat vele daarvan zijn gedrukt en uitgegeven door de firma Felix. Sinds 1962 zijn nog heel wat prenten zonder uitgeversadres boven water gekomen, waarvan verscheidene ook aan Felix kunnen worden toegeschreven. Een lijst van zijn prenten, voor zover geïdentificeerd, is te vinden in het nieuwe overzichtswerk Kinderprenten, Volksprenten, Centsprenten, Schootprenten. Populaire grafiek in de Nederlanden, 1650-1950.Ga naar eind2 Dit boek verschijnt in november 2014.
Uitsnede van de rekenprent Felix nr. 60, met karakteristiek gekrulde N in de nummering. De kopergravure van deze prent is spiegelbeeldig gekopleerd naar de houtsnede Brepols 113. Particuliere collectie.
| |
SpeurtochtDe speurtocht naar Felix begon met twee prenten zonder adres, die door een gelukkig toeval in mijn bezit kwamen. Geen van beide werd vermeld in de literatuur, ook niet in de lijsten met onbekende prenten van De Meyer - en dat wekte natuurlijk mijn nieuwsgierigheid. De ene was een schoolprent met afbeeldingen bij rekensommetjes, linksonder genummerd ‘No. 60’; de andere een ‘trap des ouderdoms’ als beeld van de menselijke levensloop, linksonder genummerd ‘No. 61’. Bij een eerste verkenning bleken het vrije kopieën van bekende exemplaren: de rekenprent was gekopieerd naar een Belgisch voorbeeld (de bovenhelft van Brepols No. 113), de levenstrap naar een Duits voorbeeld (Renner & Schuster No. 348). Beide originelen stamden uit de periode 1830-1835, wat tevens de chronologische ondergrens van de kopie-prenten markeerde. De onderlinge overeenkomsten maakten duidelijk dat de twee kopieën dezelfde uitgever hadden. Beide waren kopergravures met vlot gegraveerde afbeeldingen en vrij lange Nederlandstalige versjes, gedrukt op geschept papier, met zwierige krullen in de prenttitel en enkele opmerkelijke taalfouten. Ook de nummering vertoonde een opvallende gelijkenis in de gegraveerde krul aan het begin en het einde van de letter N. Deze sierlijke N leek een Duitse herkomst te verraden, hoewel de krullen, vooral die op No. 61, zelfs naar Duitse maatstaven gemeten wel bijzonder expliciet waren getekend. Ook de graveerstijl van de voorstellingen en de taalfouten in Nederlandstalige bijschriften maakten aannemelijk dat het ging om een Duitse uitgever die prenten met vertaalde bijschriften naar Nederland exporteerde, iets wat in de negentiende eeuw vrij gebruikelijk was. Zowel de uitvoering als het gebruikte papier wezen op een product voor de massamarkt van volks- en kinderprenten, waarvoor in Nederland gewoonlijk geen kopergravures werden gebruikt. Dat laatste versterkte de twijfel dat het om Nederlandse prenten ging, maar watermerk-onderzoek wees anders uit. De levenstrap met No. 61 had een duidelijk leesbaar watermerk, bestaande uit drie delen: een beeldmerk met lauwerkrans, daarnaast een firmanaam, DE VLYT, en tenslotte drie initialen, namelijk JHA. Dat leverde een concreet houvast op, want aan de hand daarvan kon ondubbelzinnig worden vastgesteld dat het blad papier was vervaardigd door papiermolen De Vlyt te Apeldoorn en wel in de periode dat JHA ofwel Jan Hendrik Ameshoff daarvan de eigenaar was, dat wil zeggen de jaren 1824-1827.Ga naar eind3
Vervolgens is onderzocht welke onbekende prenten uit het handboek van De Meyer verwantschap vertoonden met deze twee. Daarvoor zijn drie grote collecties geraadpleegd, namelijk die van het Nederlands Openlucht Museum, van het Rijksprentenkabinet en van Nico Boerma, thans deel uitmakend van Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Dat resulteerde in een groslijst met tientallen redelijk sterk tot zeer sterk verwante prenten: kopergravures en houtsneden, zowel op geschept als op machinaal papier gedrukt, de meeste met Nederlandstalige, een paar met Duitstalige bijschriften. Enkele waren gekopieerd naar voorbeelden van Nederlandse en Belgische uitgevers als Hoffers en Brepols; heel wat meer naar voorbeelden van Duitse | |
[pagina 78]
| |
[pagina 79]
| |
uitgevers als Arnz, Winckelmann en Renner & Schuster. Meestal waren ze genummerd met de karakteristieke gekrulde N, die op de houtsneden nog méér opviel dan op de kopergravures: houtblokken laten zich nu eenmaal minder gedetailleerd bewerken dan koperplaten. Opvallend was bovendien dat een deel van de houtsneden bijschriften had die in het houtblok waren gesneden, een voor die tijd anachronistische techniek.
Alfabet- en cijferprent, houtsnede Mindermann nr. 77, met in de ondermarge het ingesneden adres van de uitgever. Felix kocht het houtblok en paste het in fasen aan, beginnend met het wegsteken van het adres van de vorige eigenaar. Koninklijke Bibliotheek, Den Haag.
Letterprent met de C, kopergravure Felix nr. 110. Gegraveerd naar de overeenkomstige lithografische prent uit de alfabetreeks van Winckelmann. Tot dusverre de enig bekende prent waarop Felix' naam is gedrukt. Particuliere collectie. Naast prenten met een gekrulde N bevatte de groslijst sterk verwante prenten waarvan het nummer begon met een strakke cursieve N, wat erop wees dat de onbekende uitgever tenminste twee graveurs met een enigszins eigen stijl had ingehuurd.Ga naar eind4 Uit de tot dan toe bekende nummers van houtsneden (tot nr. 87) en kopergravures (tot nr. 61) viel af te leiden dat hij een substantieel prentenfonds in de markt had gezet. Gezien de omvang van zijn activiteiten moest hij wel sporen in de pers hebben nagelaten. De volgende stap in het onderzoek richtte zich dan ook op advertenties van en artikelen over kinder- en volksprenten. Daaruit kwam een reeks berichten naar voren van de firma F. Felix te Amersfoort, die reclame maakte voor goedkope kinderprenten in houtsnede en in kopergravure. Aangezien hij als enige beide typen uitgaf, stond zijn identiteit daarmee eigenlijk wel vast. Navraag bij enige verzamelaars leverde één prent op met een Duitse adresvermelding in de ondermarge: ‘bei F. Felix, Spielkarten u Kinderbilder Fabrikant in Amersfoord’. Het is een zogeheten letterprent van de letter C, gekopieerd naar een voorbeeld uit de Duitse alfabetreeks van Winckelmann, die gezien een handgeschreven notitie op de achterzijde in 1839 was geschonken aan J. Muis uit Velzen. | |
Biografische gegevensDe vaststelling van naam en woonplaats maakte een doelgericht onderzoek mogelijk in het Archief Eemland te Amersfoort en het Utrechts Archief. Toch had die doelgerichtheid haar beperkingen, want het onderzoek leek een detective-serie waarin Felix een loopje nam met degene die zijn identiteit wilde achterhalen. Zo bleek hij bij de Amersfoortse volkstelling in het najaar van 1840 te hebben opgegeven dat hij was geboren in Kleef, 36 jaar oud was en Frans Felix heette. Geen van deze drie gegevens kwam overeen met de informatie in officiële documenten. Volgens zijn huwelijksakte heette hij Franz Foelix of Fölix, was hij in 1840 niet 36, maar 38 jaar oud en was zijn geboorteplaats niet Kleef, maar Kirn. In zijn geboorteakte werd dit Rijnlandse stadje aangeduid als de Mairie Kirn in het Département Simmern, destijds deel van het Franse keizerrijk.Ga naar eind5 Hij verloor op jeugdige leeftijd beide ouders en kwam waarschijnlijk rond zijn twaalfde als weeskind terecht in Kleef. Voordat hij naar Nederland verhuisde, heeft hij een tijdlang gewerkt bij de bekende Parijse boekbinderij Holzbach.Ga naar eind6 In 1827 vestigde Frans Felix zich op het adres Langestraat 11 te Amersfoort, nadat hij de daar gevestigde boekhandel van Willem Noman & Zoon had overgenomen.Ga naar eind7 Het jaar daarop huwde hij met de uit Utrecht afkomstige Clara Meijnarda Dommerhuijsen, dochter van Duitse immigranten. In zijn eerste Amersfoortse jaren dreef hij een boekhandel annex leesbibliotheek, maar ‘sedert den jare 1830’ ook een speeIkaartenfabriek.Ga naar eind8 Over die beginfase vermeldt een verslag uit 1831 dat deze ‘met twee knechts wordt gedreven’.Ga naar eind9 Felix beperkte zich niet tot speelkaarten, want volgens een krantenbericht van een jaar later was hij tevens drukker en uitgever van kinderprenten.Ga naar eind10 Intussen was hij verhuisd naar het tegenoverliggende adres Langestraat 12, een groter pand met bijgebouwen op een royaal perceel. De verhuizing had te maken met de uitbreiding van zijn bedrijfsactiviteiten: bij de fabriek van speelkaarten en kinderprenten kwam een paar jaar later ook nog een groots opgezette boekbinderij. Het lijkt erop dat deze opeenstapeling van investeringen hem boven de macht ging, want eind 1836 verkocht hij zijn bedrijf aan G.J. van Eijnden. Deze liet per advertentie weten dat hij de fabriek van speelkaarten en kinder- | |
[pagina 80]
| |
prenten van Felix had overgenomen, maar repte niet van een verhuizing. Vermoedelijk heeft Van Eijnden het bedrijf voortgezet op Langestraat 12, maar drukwerk met zijn naam of door hem geplaatste verkoopadvertenties van speelkaarten of kinderprenten zijn tot dusverre niet gevonden. Een drukker hoefde natuurlijk niet per definitie ook uitgever te zijn en/of eigenaar van zijn bedrijfsgebouw; het is dus mogelijk dat Van Eijnden kinderprenten heeft gedrukt die door Felix op de markt werden gebracht. Over de zakelijke relatie tussen Felix en Van Eijnden zijn geen nadere gegevens gevonden, zodat over Felix' activiteiten als kinderprentenuitgever na 1836 geen duidelijkheid bestaat. Zeker is wel dat Felix het perceel Langestraat 12 met alle gebouwen pas in 1843 heeft verkocht.Ga naar eind11 Latere sporen van hem zijn tot dusverre niet gevonden. | |
Felix' prentenfondsDe speurtocht leverde een groslijst op van tientallen verwante prenten, die mogelijk van dezelfde uitgever en dus mogelijk van Felix afkomstig waren. Opmerkelijk was dat verscheidene houtsneden twee verschillende prentnummers hadden of zowel met als zonder nummer voorkwamen. Deze verschillen voedden de aanname dat hier sprake was van de verkoop van houtblokken van de ene aan de andere uitgever: de aangekochte prenten moesten immers worden ingepast in reeks van de nieuwe eigenaar.
Houtsnede Felix nr. 32. Felix bracht naar Nederlandse maatstaven veel militaire prenten uit, in aansluiting bij de Duitse traditie. Particuliere collectie.
Detail uit houtsnede nr. 72 van Felix: een wegwijzer die zijn woonplaats Amersfoort aangeeft. Collectie Ottema-Kingma Stichting, Leeuwarden.
Naast de nummers bleken ook de bijschriften van heel wat prenten te zijn aangepast. De in de houtblokken ingekerfde bijschriften - destijds al een sterk verouderde | |
[pagina 81]
| |
techniek - bevatten geregeld taalfouten die (althans ten dele) in een latere variant waren verbeterd. Meestal was dat gedaan door de in het houtblok ingesneden letters weg te steken en te vervangen door typografische bijschriften. Deze verbeterde prenten hadden doorgaans bij de omnummering wel de karakteristieke, in hout uitgestoken krul-N meegekregen, het meest markante handelsmerk van Felix. De naam van de vroegere eigenaar van de houtblokken bleek te vinden op een houtsnede met het nummer 77: ‘Te Amsterdam, bij Mindermann en Comp., Singel bij de Bergstraat’. Het was een prent waarop de letters van A tot Z en de cijfers van 1 tot 10 aan kinderen werden uitgelegd. Felix bracht gefaseerde correcties aan in dit houtblok, want er bestaan drie varianten: hij heeft het adres van Mindermann weggestoken, vervolgens het nummer 77 verwijderd en ten slotte een fout in de illustraties van het alfabet verbeterd. De afbeelding van een ijsslee stond abusievelijk bij de Zin plaats van de IJ, terwijl de afbeelding van een zaag bij de IJ was geplaatst: Felix heeft deze twee illustraties uit het houtblok gezaagd en hun plaats omgewisseld. In totaal zijn zo'n 25 door Mindermann gedrukte prenten bekend waarvan een door Felix herdrukt equivalent bestaat. In de toekomst zullen er waarschijnlijk nog wel meer opduiken. Immers, van alle aan Felix toegeschreven prenten met ingesneden teksten mag worden aangenomen dat ze afkomstig waren van Mindermann: deze techniek was dermate achterhaald dat geen enkele andere uitgever zich er destijds nog aan waagde. Waarom Mindermann dat wel deed, is vooralsnog een raadsel. | |
Duitse invloedenDat vele prenten in het fonds van Felix een Duits karakter hebben is niet zo verwonderlijk. Evenals Felix was Mindermann geboren in Duitsland en was hij in de eerste helft van de negentiende eeuw naar Nederland gekomen, waar hij onder meer een prentenhandel begon. Kennelijk zag Mindermann meer brood in een rol als tussenhandelaar, want hij was wederverkoper voor een groeiend aantal uitgevers. Overigens heeft Mindermann niet al zijn houtblokken verkocht aan Felix: een deel is overgegaan naar de eveneens uit Duitsland afkomstige uitgever Wansleven in Deventer. Felix beperkte zich in zijn uitgaven niet tot herdrukken van Mindermann. Zijn kopergravures werden in eigen beheer vervaardigd ‘gelijk de Duitsche’, maar ‘met Hollandsche versjes’. Ze waren goedkoper dan de Duitse import, zoals hij in een advertentie liet weten.Ga naar eind12 Ook een deel van de houtsneden werd gedrukt met door Felix zelf vervaardigde houtblokken, zonder ingesneden teksten, maar meestal wel met de in hout gesneden krul-N als opvallend kenmerk. Een mooi voorbeeld van zo'n zelf vervaardigde houtsnede is prent nr. 72 met twaalf verschillende taferelen. Op de zevende afbeelding staat een wegwijzer naar Amersfoort, niet direct een stad waar uitgevers uit Amsterdam of Rotterdam naar zouden verwijzen. Slechter leesbaar, in spiegelschrift, wijst een tweede pijl in de richting van Soest. Dergelijke herkenningspunten werden wel vaker door prentuitgevers gebruikt.
Een Duits aandoende Sinterklaas, detail uit de houtsnede Felix nr. 27. De mijterloze Sint zwaait met de roe, een bestraffende rol die in Nederland is voorbehouden aan Zwarte Piet. Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.
De Duitse karakteristieken van de door Felix zelf vervaardigde prenten manifesteren zich zowel in de wijze van afbeelden als de keuze van thema's. Zo stamt een plaatje van Sinterklaas uit een Duitse traditie: de bedreigende goedheiligman zonder mijter heeft zo weinig vaderlandse kenmerken dat Nederlanders hem zonder bijschrift amper kunnen herkennen. Opvallend is ook dat het in Nederland weinig voorkomende thema militaria (militaire figuren en activiteiten) bij Felix juist sterk vertegenwoordigd is. Ook het omgekeerde is waar: sprookjesen geschiedenisprenten, thema's die bij Nederlandse uitgevers in zwang waren, ontbreken vrijwel in het fonds van Felix. Deze Duitse invloeden zijn niet zo vreemd, gelet op het feit dat Felix' prenten deels afkomstig waren van Mindermann, deels door hem gekopieerd waren naar Duitse voorbeelden. Daarnaast hadden zijn prenten andere bijzonderheden. Verscheidene van zijn voorbeelden waren lithografieën, die hij in kopergravure kopieerde: in technisch opzicht deed hij dus een stap terug in de tijd. Opvallend is ook de gekrulde N in dein hout gesneden prentnummers, die hij als een anachronistisch attribuut toevoegde. Een tip van de sluier is opgelicht, maar Felix blijft een intrigerende figuur - een Duitser die opduikt in Nederland, zijn verleden enigermate verdoezelt en vijftien jaar later weer uit het zicht verdwijnt, met achterlating van vele vragen. |
|