De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
[pagina 63]
| |
Het Zuid-Franse stadje Aix-en-Provence dankt zijn roem vooral aan de schilder Paul Cézanne, maar het heeft meer te bieden. Zo staat in de rue des Allumettes de Bibliothèque Méjanes, gehuisvest in een voormalige luciferfabriek. Tot voor kort wisten alleen bibliofielen dat het gebouw aan de Luciferstraat een schat aan zeldzame oude boeken en manuscripten bevat. Sinds 1906 bevindt zich in deze collectie een uniek Nederlandstalig handschrift uit de zeventiende eeuw. Het is een klein maar lijvig boekje van 884 pagina's, gebonden in geblindstempeld perkament en getiteld Klaer Lightende Spiegel der Verfkonst.Ga naar eind1 Het werd ‘gedaen en beschreven’ door A. of J.F. Boogert en voltooid in Delft in 1692, zoals op de titelpagina is te lezen.Ga naar eind2 Waterverfkleuren en hun eindeloze schakeringen vormen het voornaamste onderwerp van het handschrift. Met een overdaad aan systematisch gerangschikte kleurvoorbeelden en een beschrijving van hun samenstelling bood de auteur beginners de gelegenheid om kennis van kleuren op te doen en zich te bekwamen in het mengen van tinten.
Boogerts titelpagina met ingekleurd vlindervignet. De volledige titel: ‘Klaer Lightende Spiegel der Verfkonst, Waer in tesien is alder handen kleure van water verfve met de beschrijvingh hoemen die moet bereye en tempere; het twelck seer dienstigh is om daer meede alder hande prent of teyken konst seer nateurlijck en naet leven of tesette en tekleuren.’
| |
Verlichterie-kundeHet afzetten of verluchten met waterverf was in het zeventiende-eeuwse Nederland een bloeiend onderdeel van het grafisch bedrijf. Alleen al in Amsterdam konden meer dan 150 mensen van het ‘const en kaartafsetten’ hun beroep maken.Ga naar eind3 Dankzij de firma Blaeu en andere uitgevers van atlassen en geïllustreerde boeken nam de vraag naar gekleurde kaarten en afbeeldingen toe. Bekende meester-afzetters als Dirk Jansz. van Santen (1637/8-1708) en David Reerigh (1627/8-na 1698) verzorgden voor vermogende verzamelaars of bestuurders luxueuze prentenalbums, factice-atlassen en wandkaarten, afgezet met kostbare kleuren als karmijn en ultramarijn en gehoogd met goud en zilver. Daarnaast was het afzetten van tekeningen, prenten en boeken een geliefd tijdverdrijf voor oud en jong, rijk en arm, man en vrouw. Je had er maar weinig materiaal voor nodig, het werk was makkelijk te onderbreken en weer op te vatten, je werd er niet vies van zoals van olieverf, en het was ‘playsant’ en leerzaam om te doen.Ga naar eind4 Velen leerden al op de lagere school de basisbeginselen van het omgaan met kleur. In de laatste decennia van de zeventiende eeuw hielpen vaak herdrukte handleidingen als Willem Goerees Verlichterie-kunde (1668 en 1670) en Simon Witgeests Nieuw Toneel (of: Natuurlijk Toverboek) der Konsten (1679) hen verder op weg.Ga naar eind5
Ook als optisch verschijnsel stond kleur in de belangstelling, bijvoorbeeld de kleurvorming van de regenboog. Van een goddelijk fenomeen werd de regenboog in de zeventiende eeuw een studie-object voor de werking van licht en kleur. Een belangrijke impuls daarvoor was het werk van Descartes, getuige bijvoorbeeld een geannoteerd exemplaar van Samuel van Hoogstratens Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst uit 1678.Ga naar eind6 Bij het hoofdstuk ‘Schakering der Verven’ behandelde Hoogstraten Descartes' visie op de regenboogkleuren, waarmee hij het overigens oneens was. En niet alleen hij: in de marge van p. 304 verbeeldde een eigentijdse lezer vijf verschillende visies, waaronder de ‘algemene’, die van Descartes, van Hoogstraten, van hemzelf, en nog ‘een ander’. In de zeventiende eeuw brak geleidelijk het inzicht door dat wetenschappelijke kennis langs rationele en wiskundige weg - more geometrico - op een hoger niveau kon worden gebracht. Ook autodidacten verdiepten zich in wetenschappelijke kwesties en lazen het werk van Descartes en, hoewel verboden, van ‘B.D.S.’ ofwel Spinoza. De wetenschappelijke rede werd op allerlei terreinen in praktijk gebracht, van natuur- tot oudheidkunde.Ga naar eind7 Vele ‘liefhebbers der waarheid’ probeerden nieuwe inzichten te verwerven door het systematisch ordenen van gegevens, in combinatie met proefondervindelijk onderzoek. Die geïntensiveerde wetenschappelijke belangstelling strekte zich ook uit tot kleuren, pigmenten en verfstoffen. In deze sfeer is het compacte handschrift van de Bibliothèque Méjanes ontstaan. Een ambachtelijk en praktisch doel - het geven van voorbeelden aan beginnende inkleurders - werd methodisch en systematisch uitgewerkt. Het leverde een bijna encyclopedisch overzicht op. | |
[pagina 64]
| |
Wie was Boogert?De identiteit van de auteur vereist nader onderzoek, maar waarschijnlijk was hij een telg uit de aanzienlijke Delftse familie Boogert. Uit de tekst valt op te maken dat hij geen beroepsafzetter was, maar een praktiserende liefhebber. Mogelijk is hij te herleiden op de advocaat, notaris en weeshuisregent Jan Fransz Boogert (1648-1702). Deze stond in relatie met de schilders Johannes Vermeer (1632-1675) en Pieter de Hoogh (1629-1684), beiden werkzaam in Delft. Boogerts vader Frans, eveneens notaris, maakte na de dood van Vermeer diens boedelinventaris op. Ook stadgenoot Antoni van Leeuwenhoek (1632-1723), befaamd om zijn microscopische ontdekkingen, behoorde tot de kennissenkring van Jan Boogert: in 1677 trad hij op als getuige in een wetenschappelijk verslag dat Van Leeuwenhoek stuurde naar de Royal Society in Londen.Ga naar eind8 Jan Boogert bezat een kleine maar fraaie bibliotheek van ruim zevenhonderd titels, met als pronkstuk een driedelige atlas van Hondius en Janssonius uit 1641, ‘seer schoon afgeset’. Ook had hij een exemplaar van het Natuurlijk Toverboek van Simon Witgeest, dat onder meer een hoofdstuk over inkleuren bevat. Een tweedelige uitgave van de Opera Philosophica van Descartes uit 1663 ontbrak niet in zijn boekerij. Zulke boeken zijn in overeenstemming met zijn mogelijke auteurschap van De Spiegel der Verfkonst, al vormen ze geen bewijs daarvoor, Ook het geroutineerde handschrift van het manuscript, niet vreemd aan een notaris, kan een aanwijzing in die richting zijn. Zijn bibliotheek werd geveild in april 1703 op de kamer van het Delftse St. Lucas (schilder-)gilde.Ga naar eind9 Daarbij was niet de Verfkonst, die wellicht bij een nazaat in gebruik kwam. Hoe dit ook zij, in een 22-regelig gedicht voorin het manuscript maakte Boogert wel duidelijk voor wie en waarom hij zijn boek samenstelde:
Aan den Konst beminden leerlingh
dit boek is tot vermaeck en onderwijs geschreeven voor die onkundigh is te kleuren na het leeven t'sij print of teycken konst waer hem de geest toe port soo datter niet aen hem als onderreghtingh schort kom leest mé maer dit boek hier sal u lust doen rijsen want ick u daer in sal door 't oogh en letters wijsen wat dat gij heb te doen om alles na het leeven sijn kleur en eijgenschap ter deeght en reght te geven want daarom is dit boek met kleuren overlaen van hoe men [die] bereyt sult gij daer bij sien staan
tijt dan maer aan het werck sijt gij daer toe genegen en laet het daerom niet al sijt gij onbedreven want wilt gij enigh dingh nae 't leeven of gaen sette so kijckt maer in dit boek en wilt terdegen lette wat kleure daer best naer lijckt soo sult gij nimmer dwalen maer altijt u ooghmerck geheel en al behalen want daer geen dingh en is [in] 's weerelds groote weese of een kleur die daer nalijckt het hier te vinde weese ga oeffent dan u geest tot dat gij sijt bedreven en alle dingh sijn kleur naet leeven weet te geven want als gij soovart sijt soo sal het u vrij staen te doen na dese leer of buijten die te gaen
‘Door 't oog en letters’, visueel en met tekst, wilde Boogert beginnende verluchters op weg helpen met een serie welomschreven kleurvoorbeelden, uitgebreid genoeg om te kunnen werken ‘naa het leeven’. Met behulp daarvan konden zij alle gewenste kleuren mengen. Als dat lukte konden ze desgewenst Boogerts leer ‘te buijten gaan’ en hun kleurverhoudingen naar eigen aanleg verder ontwikkelen. | |
Vormgeving en inhoudBoogert gaf zijn manuscript de vorm van een gedrukt boek. Het bevat een titelprent, een titelpagina, de geciteerde opdracht in versvorm, een voorrede, een overzicht van de te behandelen kleuren, en een tekst in hoofdstukken. Dit tekstgedeelte, geschreven in een minuscuul maar geroutineerd en regelmatig handschrift, beslaat met ca. 80 ongenummerde pagina's ongeveer een tiende van het werk. De titelprent is niet gedrukt, maar een in inkt uitgevoerde en ingekleurde tekening van Boogert. Deze toont een tekenaar die een geschilderd portret kopieert in het bijzijn van een dame, terwijl op de achtergrond een verfwrijver staat te zwoegen. Twee boven een klassiek vormgegeven deuropening genestelde putti dragen het titeldoek. Een fraai afgezette vlinder siert de titelpagina.
Verschillende visies op de kleuren van de regenboog, genoteerd in de marge van een exemplaar van Samuel van Hoogstratens Inleyding tot de hooge schoole der schilderkonst (1678), p. 304. Bibliotheek Rijksmuseum, Amsterdam.
In zijn voorrede benadrukte de auteur dat het ‘sijn intensie gans niet’ was om zich bezig te houden met het maken van verven. De kleuren die voor het illumineren nodig waren kon men ‘in overvloed’ te koop vinden bij de drogist, in Delft en elders. Evenmin beschreef hij ‘alle verfve so pertenent niet die sommige wel hebbe in't gebruick’. Dat was onnodig omdat sommige kleuren ook goed door menging konden worden verkregen. Boogert beperkte zich tot de ‘voornaamste die goekoopt en ligth en dienstigh tot dit gebruyck te krijgen sijn’. Dat waren volgens hem 39 kleuren: zes soorten zwart, drie soorten wit waaronder zilver, vier soorten blauw, tien soorten | |
[pagina 65]
| |
geel (inclusief goud), vijf soorten groen, negen soorten rood en twee soorten bruin. Ter vergelijking: Goeree noemde in zijn Verlichterie-kunde 37 kleuren. Omdat zij de structuur van Boogerts boek bepalen, volgen hier de rond 1690 in Delft gangbare ‘Namen der kleuren’, nodig om ‘alles seer natuerelijck naert leeve te konnen schilderen, af te sette en te kleure’. Dat waren ‘Swart: lamp swart, been swart, wyn rancke swart, smeekoole swart, broot swart, oosstinjen int; Wit: loot wit, schilp wit, schilp silver; Blauw: indijgo, blauw ascus, lack moes, smalt; Geel: lighte schijt geel, bruijne schijt geel, masticot, gitte gom, hooge en laage geele operement [2], geelen oocker, geel beesije, safferaen, schilp goudt; Groen: spaens groen, gekrisstallijseert spaens groen, berght groen, sapgroen, tervart; Roodt: fermilioen, meenij, roon operement of rust geel, Root krijt, Roon oocker of bruijn root, lack, bresijlje verf, varrembock verf (pernambuco), orlijaen verf; Bruijn: bruijnen oocker, bitter of roet uijt de schoorsteen.Ga naar eind10
Fol. 35, drie gradaties van Spaans groen; links op fol. 24v. de beschrijving.
Fol. 30, drie gradaties van vermiljoen, links op fol. 29v. de beschrijving.
Fol. 14, smalt.
Van deze kleuren beschreef Boogert in afzonderlijke hoofdstukken hoe ze moesten worden gemaakt en gebruikt. Hij week inhoudelijk weinig af van de gedrukte voorschriften van Goeree en Witgeest, maar gebruikte wel zijn eigen, soms erg uitvoerige bewoordingen. Hij behandelde het al dan niet wrijven van de verschillende pigmenten en de wijze waarop sommige kleurstoffen moesten worden uitgekookt; welke kleuren al dan niet gemengd (‘getemperd’) konden worden; het binden of gommen; het bewaren van teveel aangemaakte verf; het prepareren van het papier; manieren om de verf beter te laten hechten; en het vernissen van prenten. Daarbij wees hij voortdurend op het belang van het schoonhouden van het materiaal. Een kristallen legger met loper, te laten maken in het ‘glashuis’, werd met het oog daarop dringend aanbevolen voor het wrijven, mengen en verwerken van de pigmenten. De voorschriften van Goeree en Witgeest voor het inkleuren, hogen, diepen en schaduwen van talloze onderwerpen, van olifanten tot ‘witte lijken’, liet Boogert achterwege. | |
KleurmonstersIn plaats daarvan had Boogert na zijn technische instructies een ander hoofdthema: het in twee ‘boeken’ verdeelde gedeelte met de kleurvoorbeelden op 366 gefolieerde bladen, waarbij steeds een pagina met toelichting naast het blad met de betreffende voorbeelden is geplaatst. Dit was Boogerts grote project, waarin het mengen of temperen van kleuren met alleen water, en vervolgens met andere kleuren systematisch in beeld werd gebracht. Boogert werkte volgens ‘een seer nauw keurege opservasij die ick waer genomen heb ontrent het temperen [mengen] der verfve, dat so wanneer men de eene verf onder de ander komt te menge wat kleur der dan te voorschijn wort gebraght.’ Afgezien van de gebruikelijke oxidatie bij bijvoorbeeld zilver, loodwit en menie zijn de kleuren doorgaans opvallend fris en helder gebleven. Boek 1 is gewijd aan de pure kleuren, hun eigenschappen en de manieren waarop ze door aanlenging met water van toon veranderen. Daaraan zijn één tot drie genummerde voorbeelden per blad gewijd, in totaal 108. De niet of lastig te verdunnen pigmenten, zoals de blauwe kleur smalt, zijn op een hele pagina weergegeven. Die wijze van presenteren geeft een prachtig beeld van de intensiteit van deze kleur, gemaakt van fijne kobaltglasdeeltjes. Hetzelfde gold voor licht en donkergeel operment (arsenicum). Goud en zilver konden evenmin verdund worden maar wel gepolijst of geglad, en zijn elk met twee monsters ongepolijst en gepolijst te zien. Boek 2 behandelt systematisch het ‘temperen’, de kleurschakeringen die door menging tevoorschijn gebracht kunnen worden. Niet alle pigmenten waren geschikt om te mengen. Per kleur zijn consequent alle mogelijke combinaties gedemonstreerd in verschillende verhoudingen, met meestal vijf genummerde voorbeelden, in totaal 1615. Hier is prachtig te zien welke verhoudingen welke kleuren opleverden. Beide delen zijn ‘volgela[d]en met kleuren’ en | |
[pagina 66]
| |
bevatten samen 1723 kleurmonsters. Opvallend is de strak volgehouden systematiek en de nauwgezette uitvoering. Alle voorbeelden zijn genummerd en aangebracht in daartoe tevoren met strakke blinde lijntjes aangebrachte ‘perkjes’, steeds volgens gelijke bladmodellen voor één tot vijf monsters. De gelijkvormigheid wijst op een voorbereiding met behulp van sjablonen. Op het tegenoverliggende tekstblad is onder de corresponderende nummers de mengverhouding aangegeven. Ook voor huidig technisch onderzoek naar pigmentgebruik op papier ten behoeve van restauratie zijn deze monsters in combinatie met de gegevens waardevol. Eén voorbeeld, van licht schijtgeel en Spaans groen (boek 2, fol. 202 met tekst op 201 verso): ‘Dese kleure worde getempert uijt lighte schijtgeel en spaens groen op de volgende manier no: 1: wort getempert uijt half lighte schijtgeel en half spaens groen no: 2: wort getempert uijt twee deele lighte schijtgeel en een deel spaens groen no: 3: wort getempert uijt drie deel lighte schijtgeel en een deel spaens groen no: 4: wort getempert uijt een deel lighte schijtgeel en twee deele spaens groen no: 5: wort getempert uijt een deel lighte schijtgeel en drie deele spaens groen’ Ten slotte volgde nog een dertig bladen tellend, overzichtelijk geïllustreerd register met nog eens 352 kleine kleurmonsters. In totaal bevat het handschrift 2070 kleurmonsters, alle ‘beschreven en gedaan’ door Boogert. Hij had een bijna encyclopisch handboek vervaardigd met de sleutel tot maar liefst 1700 verschillende kleuren en tinten, meer dan voldoende om ‘naa het leeven’ te kunnen werken. | |
VoorgangersBoogerts handschrift is dus allerminst een kladtekst. Het is zodanig vormgegeven dat het zonder enig probleem bij de drukker had kunnen worden afgeleverd. Of de auteur inderdaad die ambitie had wordt uit de tekst niet duidelijk. Wel rekende hij erop dat zijn boek kon worden gebruikt en was hij overtuigd van de zin van zijn werk. Volgens zijn voorrede richtte hij zich op beginnelingen die zich uit nieuwsgierigheid of tijdverdrijf bezighielden met het afzetten. Het leren van het ‘tempere der verfve’ was moeizaam en tijdrovend, zodat het gevaar bestond dat de amateur-afzetter het plezier verloor in een bezigheid die juist bedoeld was om plezier te geven. Om die teleurstelling te voorkomen had Boogert ‘in overvloet ja veel meer alser van node sijn alder hande soorte en kleure van waterverfve’ opgevoerd. De ‘constbeminde leeser’ hoefde het boek alleen maar door te bladeren om de kleur te kiezen die ‘hij best en dienstigh tot sijn werck oordeelt te weese’. Als het juiste kleurmonster was gevonden, kon de gewenste kleur worden samengesteld aan de hand van de beschrijving. Boogerts manuscript is uniek vanwege de honderden overzichtelijk gerangschikte kleurvoorbeelden met hun beschrijving. Voor zover bekend was hij de eerste die een dergelijk omvangrijk scala aan kleurtinten in voorbeelden bijeenbracht. Ten opzichte van de bestaande literatuur bracht hij iets nieuws.
Fol. 202, het ‘temperen’ of mengen van licht schijtgeel en Spaans groen.
Niettemin waren er voorgangers. Ongeveer een eeuw eerder ontwierp de graveur en tekenaar Jacques de Gheyn II (ca. 1565-1629) een vergelijkbaar kleurenoverzicht, op het moment dat hij begon te werken in olieverf. Hij maakte zich de vereiste kleurkennis eigen op een ongebruikelijke manier, aldus Karel van Mander in zijn Schilder boeck uit 1604.Ga naar eind11 De Gheijn verdeelde een paneel in ongeveer honderd genummerde vierkanten, die hij beschilderde met ‘verscheyden graeuwen, groenen, ghelen, blaeuwen, rooden, carnatien, en andere vermengselen, ghevende soo veel hij mocht elck zijn eigen diepsel.’ Hij nam de nummers van de kleuren over in een boekje, waarin ze stuk voor stuk werden gespecificeerd. Volgens De Gheyn was deze methode bevorderlijk voor de kleurenkennis, maar helaas is zijn boekje niet bewaard gebleven.
Voorbeelden van menging: fol. 183, lakmoes (blauw) en vermiljoen (rood); fol. 226, gittegom (geel) en Florentijnse lak (rood).
rechterpagina Fol. 139, het mengen van ascus (blauw) en vermiljoen (rood).
Het is goed mogelijk dat Boogerts project vorm kreeg door Willem Goeree, wiens Verlichterie-kunde voor het eerst verscheen in 1668. Goeree was aanvankelijk van plan ‘door een Figuerken alle de eygen Coleuren der Verwen, in hunnen aerdt aen te wijsen’, zodat de lezers ze gemakkelijk konden leren. Met dat doel liet hij een aantal vierkantjes meedrukken in zijn boek, maar zelfs in die bescheiden opzet ontbrak hem de tijd om ze in de | |
[pagina 67]
| |
gehele oplage te laten inkleuren. Hij liet het over aan de lezer om de genummerde lege vlakjes of ‘perkjes’ van een kleur te voorzien: ‘den Oeffenaer kan die na het bekomen sijner Verwen, nu en dan yeder op sijn Nomber, een Percktjen beleggen.’Ga naar eind12 Goeree's handleiding was een bekend boekje en Boogert kan daaraan het idee voor zijn kleurenencyclopedie hebben ontleend. | |
Spiegel en tijdgeestBoogerts consequente en weloverwogen werkwijze is een uiting van de rationaliteit van Descartes en Spinoza. Het Delftse handschrift is, samengevat, behalve een waardevol en fraai document een illustratieve weerspiegeling van de tijdgeest. Het laat zien hoe een liefhebber de kunst, wetenschap en filosofie van zijn tijd op zijn manier en naar zijn vermogen verwerkte. Boogert gaf daaraan een praktische draai en kwam tot iets wat niet eerder was gedaan. Hij was gefascineerd door kleur en had plezier in zijn werk, maar getuige de titeltekening en het titelvignet was hijzelf geen begenadigd kunstenaar - die aanleg ontbrak hem. Wat hij wel kon en wilde was de praktijk van het kleuren voor beginners vergemakkelijken. De beschikbare literatuur voorzag niet in oefenvoorbeelden en instructies. Boogert zette zijn precisie en vermogen tot systematiek in om daarin verandering te brengen. Hij ontwierp zijn kleurenoverzicht heel consequent, in de geest van de ‘wiskonst’, ter lering, oefening en vermaak van beginners, en misschien ook in de hoop een nieuw inzicht te verwerven in het mengen der kleuren. Uitgaande van gangbare en goedkope pigmenten en verfstoffen liet hij zien hoe kleur kon veranderen door verdunning met gom of water of door menging met een andere kleur. Wie het kleuren ‘naar het leven’ eenmaal in de vingers had, kon desgewenst Boogerts leerboek ‘te buiten gaan’ - maar dat was alleen weggelegd voor geniale leerlingen. Boogert besefte dat het maar weinigen was gegeven om de kunst te maken die door Rembrandts leerling Hoogstraten met een klassiek voorbeeld werd aangeduid: ‘Het zweet brak mij aan alle kanten uit, zegt Damascius, toen ik de Venus, die Herodotus Atticus gewijt hadde, gezien had; vanweegen den schroomelijk verwarden zinnestrijdt die ik in mijn gemoedt gewaer wiert. [...]. Wie zouw geen lust krijgen, om zoo heerlijken beelt eens te mogen bezien, en zijn oogen in zoo lekkeren konststuk te verzaden?’Ga naar eind13 Het maken van dergelijke kunst vereiste talent, maar ook kleurenkennis. Aan het onderwijs en de oefening in kleur leverde Boogert een bijzondere bijdrage. Zijn naslagwerk van kleuren is ook nu nog waardevol door de vele aanknopingspunten die het biedt voor kunsthistorisch en - vooral - technisch onderzoek. Bovendien is het handschrift een lust voor het oog. Het moge geen Venus zijn die het zweet doet uitbreken, het is wel een fraai verzorgd boekje dat de heldere en levendige kleuren uit de zeventiende eeuw prachtig tot hun recht laat komen. De Bibliothèque Méjanes heeft het gedigitaliseerde handschrift online gezet en ook in die vorm weet het de ogen en gedachten van kijkers te vangen. Ze zouden het heel graag in het echt zien, zoals een digitale genieter onlangs in de krant liet optekenen.Ga naar eind14 Misschien is die belangstelling voor een uitgever reden om na meer dan drie eeuwen het werk van Boogert alsnog uit te brengen. |
|