De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 50]
| |
[pagina 51]
| |
Vanaf het ontstaan van de prentkunst, in de vijftiende eeuw, ging de drang om prenten te verzamelen gepaard met de aandrift er de schaar in te zetten. Aanvankelijk was het uitknippen van prenten voornamelijk een populaire bezigheid van dames en heren uit de betere standen. De collectie volks- en kinderprenten in het Rijksprentenkabinet laat zien hoe deze elitaire hobby vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw verschoof naar een jonger en minder welgesteld publiek.
Meester E.S., ‘Maria met kind’, ca. 1440-1468, uitgesneden gravure. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
| |
Het knippen van prentenSinds het prille begin van de prentkunst plachten prent-liefhebbers hun prenten uit te knippen en in te plakken in speciale albums of in boeken, ter illustratie van de gedrukte tekst. Voor dat doel werden de prenten gewoonlijk rechttoe rechtaan uitgeknipt, kort langs de plaatrand. Zo bezat de Duitse humanist en historicus Hartmann Schedel (1440-1514) een collectie boeken waarvan de tekst was versierd met ingeplakte prenten.Ga naar eind1 De Habsburgse neven Ferdinand van Tirol (1529-1595) en Filips II van Spanje (1527-1598) hadden elk een uitgebreide verzameling ingeplakte prenten, samengebracht in circa veertig thematisch geordende plakboeken.Ga naar eind2 Sommige verzamelaars gingen creatiever te werk. Al in de vijftiende eeuw werden prenten gesilhouetteerd, waarbij figuren langs de contouren werden uitgesneden of uitgeknipt. Een mooi voorbeeld van een vroege gesilhouetteerde prent is de uitgesneden ‘Maria met kind’ van de Duitse prentmaker Meester E.S. (ca. 1420-ca. 1468), die bewaard wordt in het Rijksprentenkabinet. De functie van deze uitgesneden figuren is vooralsnog onduidelijk, al vinden we soms ingeplakte voorbeelden in een bijbel. Een ander gebruik wordt aangeduid door de prenten-verzamelaar en -handelaar Pierre Jean Mariette (1694-1774). Volgens hem bezat de toneelschrijver Charles Rivière Dufresny (1648-1724) een kabinet met vele laatjes en vakjes, gevuld met keurig gesorteerde uitgeknipte delen van prenten. Het ene laatje bevatte handen of voeten, het andere monden of ogen. Met behulp van deze verschillende onderdelen knutselde Dufresny nieuwe composities in elkaar.Ga naar eind3 Voor zover bekend is er niets van zijn creaties overgebleven. Wel bezit het Rijksprentenkabinet enige blauwe albumbladen met kunstige uitgeknipte prenten van een anonieme tijdgenoot, die bewijzen dat er vaker geknutseld werd.Ga naar eind4 | |
SchaarkunstNaast het gebruikelijke knippen en plakken van prenten ontwikkelde zich In de zeventiende eeuw de schaarkunst, ook wel papierknipkunst of psaligrafie genoemd.Ga naar eind5 Bij deze kunstvorm ontstaan de voorstellingen door te knippen ofte snijden in papier of perkament. De populariteit van deze bezigheid blijkt bijvoorbeeld uit het Konstig en Vermaakelijk Tyd-Verdryf, Der Hollandsche Jufferen, Of onderricht der Papiere Sny-Konst, geschreven door een anonieme ‘Liefhebber der Snijkonst’.Ga naar eind6 Het boekje, in 1686 uitgegeven door Johannes ten Hoorn in Amsterdam, bevat onder meer tips over het hanteren van de schaar en een lijst van mogelijke onderwerpen om te knippen. Tussen het ‘gewone’ knippen van prenten en de schaarkunst bestonden raakvlakken. Voor degenen die het kunstknippen wilden leren waren er boeken met gedrukte voorbeelden, zoals het omstreeks 1700 in Frankrijk verschenen Livre Nouveau pour Ladecoupure.Ga naar eind7 Beginnelingen die het lastig vonden een knipsel te ontwerpen werd geadviseerd schilderijen en prenten na te knippen. Een van de meest bekende en virtuoze knippers, Joanna Koerten (1650-1715), sneed wel eens naar voorbeeld.Ga naar eind8 Maar het doel van de schaarkunst was uiteindelijk wel om eigen inventies te knippen. Gezien de kostbaarheid van papier, mes en schaar in de zestiende en zeven- | |
[pagina 52]
| |
‘Bouwprent’, nr. 113 uit de reeks ‘Nieuwe Nederlandsche Kinderprenten’, ca. 1875-1903. Kleuren lithografie, uitgeverij Jan de Haan, Haarlem. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
‘Beweegbare poppen’, nr. 79 uit de reeks ‘Nieuwe Nederlandsche Kinderprenten’, ca. 1875-1903. Kleurenlithografie, uitgeverij Jan de Haan, Haarlem. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
| |
[pagina 53]
| |
tiende eeuw was deze vorm van knippen alleen weggelegd voor welgestelden en notabelen. | |
Volksprenten om te knippenMeerdere volksprenten in het Rijksprentenkabinet bevatten verwijzingen naar het knippen. Uitgevers speelden in op dit populaire tijdverdrijf door de in grote oplagen gedrukte volksprenten aan te bieden als knipprenten. Dankzij de lage kosten van volksprenten, die ook bekend staan als ‘centsprenten’, kwam het knippen binnen het bereik van jong en oud uit alle lagen van de bevolking. Vooral van een jong publiek; kinderen waren een belangrijke doelgroep van de volksprenten en ook van de knipprenten. Tegen het einde van de achttiende eeuw verschijnen de eerste verwijzingen naar knippen op volksprenten. Het versje op prent nr. 24 van de Erven Hendrik van der Putte bevat de volgende aansporing: ‘Tot lof en roem dees helden fier / Men haar scheepen vertoond op papier / Knipt ze uyt na uw behagen / Voor een kleyn geld kunt gy ze vragen.’Ga naar eind9 Ook de titel van prent nr. 26 van de Rotterdamse uitgever Jacobus Thompson instrueert de jeugd de schaar te pakken: ‘Al wat men op deez’ prent beziet, / Is apery en anders niet; / Vermaak ‘er u dan mede, jeugd! / En knipt de aapjes uit, met vreugd’.Ga naar eind10 Deze kleine plaatjes werden vermoedelijk uitgeknipt en in albums geplakt. Een voorbeeld daarvan is het album met uitgeknipte volksprenten van de Nijmeegse prentmaker Alexander Cranendoncq (1799-1869).Ga naar eind11 Negentiende-eeuwse prenten bevatten soms expliciete verwijzingen dat de afgebeelde plaatjes bedoeld zijn voor plakboeken. Zo dragen sommige prenten uit de reeks ‘Nieuwe Nederlandsche kinderprenten’ het opschrift ‘Voor het Plakboek’.Ga naar eind12 De Amsterdamse uitgever Georg Lodewijk Funke (1836-1885) liet deze prenten vanaf 1865 drukken bij Emrik & Binger in Haarlem. Hij deed de serie kleurenlithografieën in 1875 over aan de Haarlemse uitgever Jan de Haan (†1903), die haar voortzette en uitbreidde. Deze reeks bevat ook prenten die uitsluitend bedoeld waren om uit te knippen. Zo'n prent werd dus niet gemaakt als een zelfstandige afbeelding en de afdruk op papier was niet langer het einddoel. Denk bijvoorbeeld aan bouwplaten waarvan de uitgeknipte figuren tot een driedimensionale constructie aaneengeplakt kunnen worden.Ga naar eind13 Prent nr. 113 van de ‘Nieuwe Nederlandsche kinderprenten’ is een mooi voorbeeld van zo'n bouwplaat, met opzetfiguren om het tafereel aan te kleden.Ga naar eind14 Zo kon een hele ‘wereld’ worden geschapen om mee te spelen, in dit geval een molen met de molenaar en zijn gezin, een knecht, een hond en kippen en eenden. Het knippen en bouwen was bedoeld als liefhebberij voor het hele gezin, getuige prent nr. 132 uit het fonds van Jan de Haan.Ga naar eind15 Deze kleurenlithografie laat een vader zien die de laatste hand legt aan een papieren huis. De kinderen kijken vol spanning toe, ze zijn blijkbaar nog te jong om zelf de schaar te mogen hanteren. Een andere categorie zijn de zogenoemde ‘knip- en plakprenten’ waarbij het resultaat tweedimensionaal blijft. Een voorbeeld hiervan is nr. 108 uit de ‘Nieuwe Nederlandsche kinderprenten’, die links een gedekte tafel toont met een fruitschaal en een vaas met bloemen.Ga naar eind16 In de voorstelling zijn plekken wit gelaten. Op dezelfde prent worden rechts bloemen en etenswaren afgebeeld, bedoeld om uit te knippen en op de witte plekken te plakken. Zo vormt deze prent naast een knipexercitie een leuke puzzel. Prenten met uitknipbare trekpoppen houden het midden tussen bouwplaten en knip- en plakprenten. Het resultaat blijft tweedimensionaal, hoewel er toch iets in elkaar gezet wordt. Prent nr. 79 uit het fonds van Jan de Haan, getiteld ‘Beweegbare poppen’, toont de losse ledematen van een mannen- en een vrouwenfiguur.Ga naar eind17 Met behulp van touw en splitpennen kon van de uitgeknipte onderdelen een trekpop worden gemaakt. Was het uitknippen van prenten in de zestiende en zeventiende eeuw nog een liefhebberij van rijke heren en ‘jufferen’, uit meerdere volksprenten blijkt dat het zich vanaf de tweede helft van de achttiende eeuw ontwikkelde tot een goedkope hobby voor de jeugd.
‘Het kaartenhuis/Bouwprent’, nr. 132 uit de reeks ‘Nieuwe Nederlandsche Kinderprenten’, ca. 1875-1903. Kleurenlithografie, uitgeverij Jan de Haan, Haarlem. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
|
|