niet, zoals W.F. Hermans voorin zijn romans deed, wanneer een druk gewijzigd is. En ik streef er ook naar om alle uiterlijk verschillende drukken te kopen. Een nieuw omslag, een midprice-editie, zelfs een identieke druk met een nieuwe sticker (“100.000 exemplaren verkocht”) koop ik. Dit geldt voor oorspronkelijke en vertaalde uitgaven.’
Omdat Grunberg destijds een ‘cordon sanitaire’ had geplaatst rond de Nederlandse literaire wereld, presenteerde hij zijn roman Onze oom in het Belgische Eupen.
‘Eupen, 27/9/08. Voor Arie mijn oom, veel goeds. Arnon Grunberg’. Collectie Arie Oexman, Den Haag.
Souvenir uit Eupen.
‘Toen de uitgever van Kunst Editions, Pablo van Dijk, in 2001 naar Amsterdam kwam, heb ik met hem een prachtige ruil gepleegd. Ik zou hem in zijn hotel opzoeken, want hij had een grote koffer vol Grunbergpaperassen meegenomen. Pablo wilde dat wel ruilen tegen het boek Horsemeat van Bukowski, zo'n nogal gewilde uitgave van de Black Sparrow Press, en wat andere bibliofilia. Onderweg naar zijn hotel wist ik zeker dat de ruil niet zou plaatsvinden, daarvoor was Horsemeat me te dierbaar. Maar toen ging die enorme koffer open, barstensvol spullen. Ook het typoscript van Fantoompijn was erbij, een vroege versie met verschillende handmatige correcties van Grunberg en met talloze passages die niet in het boek terechtgekomen zijn. En privéfoto's van Grunberg, vertalingen, paspoortkopieën, allerlei briefjes die hij met klasgenoten had uitgewisseld, een ontroerende Post-it van zijn moeder, meters faxverkeer tussen Grunberg en Van Dijk. Achteraf is mij gebleken dat Van Dijk deze spullen van Grunberg in bewaring had gekregen. Scrupules kende hij niet. Ik heb overigens wel met Grunberg afgesproken dat ik niets ongepubliceerds uit de koffer openbaar zonder overleg met hem.’
‘Je moet bij Grunberg een beetje uitkijken wat je koopt. Hij is tien jaar geleden al begonnen met het ridiculiseren van de cultuur van de handgeschreven opdracht. Een inscriptie aan Wolkers in een boek betekent niet dat het boek ooit aan Wolkers is geschonken of dat het bij hem in de kast heeft gestaan. Er bestaan opdrachtexemplaren aan Erasmus, Willem-Alexander, Mulisch, Kundera. De mooiste opdracht die ik bezit is gericht aan Hugo Brandt Corstius in de eerste druk van Fantoompijn. En helemaal authentiek, dat weet ik zeker.’
‘De constante kwaliteit van Grunbergs werk is natuurlijk verbluffend. Een mindere roman zit er gewoon niet tussen. Maar minstens zo knap is zijn enorme productie. Ik ben niet de enige die wel eens heeft gedacht dat hij een ghost writer had, dat hij dit onmogelijk allemaal in zijn eentje bij elkaar kan schrijven. Voor de gein heb ik berekend dat hij gemiddeld per jaar 230 bijdragen aan kranten en tijdschriften levert. Niet alles daarvan verschijnt in boekvorm.’
‘Een slaaf van mijn verzameling? Ik denk dat ik dat in zekere zin wel ben, ja. Omdat ik in 2006 ben begonnen met het beschrijven van mijn aankopen en het downloaden en opslaan van Grunbergs teksten op internet, waaronder zijn blog, ben ik ertoe veroordeeld om dat dagelijks bij te houden. Als ik daar nu mee zou stoppen, zou al mijn werk met terugwerkende kracht waardeloos worden. Dan is dit hier een dood document. Ik besteed heel veel tijd aan mijn collectie.’
‘Sjoerd van Faassen, oud-conservator van het Letterkundig Museum, heeft mij jaren geleden tijdens een veiling wakker geschud om een brief van Hermans aan Reve te kopen. Hij wist dat ik Hermans verzamelde en stootte me aan. Waarom deed je dat eigenlijk, vroeg ik hem later. Zijn antwoord was het credo van veel conservatoren: vroeg of laat komt het toch wel bij ons terecht. Ik vind het een mooi idee dat al mijn Grunbergen, ooit, na mijn dood, weer op de markt komen. Ik laat alles na aan mijn zoon Koen, die zelf zo dyslectisch is als een deurknop en daardoor weinig heeft met boeken, maar wel weet dat de verzameling waarde heeft. Hij weet intussen natuurlijk ook wel wat de goede antiquariaten zijn.’