De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 20]
| |
[pagina 21]
| |
‘I hope you enjoy your stay in New York. It's a grand place.’
F. Springer, Tabee, New York. Roman. Amsterdam: Em. Querido's Uitgeverij, 1974. Omslag: Ary Langbroek. Tenzij anders vermeld zijn de afbeeldingen bij dit artikel afkomstig uit de Collectie C.J. Aarts, Amsterdam.
Ik lijd aan literaire locatiemanie. Een onschuldig tijdverdrijf waar je oud mee kunt worden. In een vreemde stad of op een onbekend eiland heb ik de onbedwingbare behoefte om op zoek te gaan naar een plek waar een schrijver heeft geleefd of is gestorven, waar een boek speelt of is geschreven, of waar schrijvers elkaar hebben ontmoet. Ik maak wel eens een uitzondering voor een gekroond hoofd, voor een schilder of voor een componist, maar mijn dwangneurose is toch vooral gericht op de literatuur. Ik moet precies weten waar... Waar woonde, trouwde en stierf Heinrich Heine in Parijs en waar is zijn graf? Waar leefde Ab Visser in Cagnes-sur-Mer? Welke cafés bezocht Franz Kafka in Praag? Alle cafés! Waar is het beeld van Heinrich Heine gebleven dat keizerin Sissi in de tuin van haar zomerverblijf op Korfoe had laten plaatsen? Bestaat het huis nog waar Christopher Isherwood, W.H. Auden en Stephen Spender in de zomer van 1931 op het eiland Rügen vakantie vierden? Op welke adressen woonden Rudy Kousbroek en Simon Vinkenoog in Parijs, Herman Heijermans en Christopher Isherwood in Berlijn, Hugo Claus en Joseph Roth in Oostende? In welk beroemd café kwamen schrijvers samen in Sarajevo en Triëst? Waar spelen de romans Au pair, Hoofden op hol en Die Strudlhofstiege? In Berlijn wanen wij ons in de jaren twintig terwijl wij dwalen door het decor van Berlin Alexanderplatz. Marijke zegt altijd: hij is een idioot, maar met hem kom je nog eens ergens. Een voorbeeldje. In Rome ben ik op zoek naar een adres uit Er klopt iets niet: Via Po 324. We nemen tram 56 die door de Via Po rijdt en onderwijl let ik scherp op de huisnummers. Op zeker moment steekt de tram een kruising over en heeft de straat plotseling een andere naam. Conclusie: het gezochte adres is fictief, want nummer 324 bestaat niet. We stappen uit en rollen een eettentje binnen in een Romeinse buurt waar geen toeristen komen. Het is lunchtijd en gezellig. Hier eten de Romeinen. Heerlijker dan hier hebben we in Rome niet geluncht. Ook niet goedkoper. De baas van de eetzaak vraagt hoe wij hier verzeild zijn geraakt. Uitleggen dat je een adres zoekt dat niet bestaat heeft geen zin en ongetwijfeld zou hij ons niet begrijpen. ‘Wij zijn verdwaald.’ Dan moeten wij - nu het lot ons toch hier heeft gebracht - even die kant oplopen en dan links de hoek om, zegt hij, want dan weet je niet wat je ziet. Zo fantastisch... Dat doen we. We slaan de hoek om en inderdaad: wij staan paf!1
Het zal duidelijk zijn dat wij altijd boeken meenemen die ter plaatse spelen. Naar Parijs een Maigret, naar Venetië een Brunetti, naar Praag een roman van Bohumil Hrabal, naar Wenen een boek over de Weense koffiehuizen, naar Triëst een verhalenbundel van Italo Svevo, met de trein naar Berlijn altijd Meneer Norris neemt de trein voor de heen- en Afscheid van Berlijn voor de terugreis.
Eén keer zijn we dat glad vergeten. Onze reis naar New York begon zo onverwacht dat ik alleen Tabee, New York nog snel in de koffer had gekieperd. Ik heb niet eens gedacht aan mijn leuke gidsje Literaire buurten van New York. Dat kwam zo. Marijke en ik werkten aan een boek waarvan de uitgever vond dat het haast had. Het moest op 1 april af zijn. Voor de acht dagen daarna hadden we een verblijf in New York geregeld om bij te komen. Maar u weet hoe dat gaat. We werkten door tot op de laatste | |
[pagina 22]
| |
seconde, slingerden een half manuscript bij de uitgever naar binnen en stapten op het vliegtuig zonder dat we ons ook maar een ogenblik op een verblijf in New York hadden voorbereid. Gelukkig had Piet S. ons nog net op tijd een lijstje goede tips meegegeven, zoals ‘Loop niet de Brooklyn Bridge over in de verkeerde richting. Ga eerst met de NYC Subway naar Brooklyn en kom daar boven. Vanaf Brooklyn Heights Promenade heb je een adembenemend uitzicht op de stad. Loop dan langzaam, genietend de brug over in de richting van Manhattan.’ Maar verder had ik geen flauw benul wat deze mij onbekende stad te bieden had voor een locatiemaniak als ik. Misschien had ik Ik Jan Cremer mee moeten nemen2 of Cremers Made in U.$.A. Komt New York daar eigenlijk wel in Voor?3 Speelt The Great Gatsby in New York?4 In welke straat speelt The Forty Second Parallel?5 Verdwaasd loop ik door de stad als een kat in een vreemd pakhuis. Hier zwierf Holden Caulfield, jawel, maar waar? Hotels, bars, nachtclubs, Central Park. Mijn vrouw kijkt mij verwachtingsvol aan. Ik sta voor joker. The Catcher in the Rye las ik toen ik zestien was, vertaald in tenenkrommend Joop-ter-Heul-proza (‘geen sikkepit’, ‘mijn ouwelui’, ‘ik verhipte van de kou’), met Puber als titel. Dat is te lang geleden. Een onvergetelijk boek voor een jongen van zestien. Zou je denken... Vroman woonde in New York, evenals Greshoff, Gijsen, Van der Veen en Springer. Maar wat koop ik daarvoor als ik geen enkel adres bij me heb? Toevallig lopen we door 23rd Street langs Hotel Chelsea en daar wil ik direct naar binnen.6 Wie woonden hier ook alweer?7 De Warhol-bende? Patti Smith, Bob Dylan, Leonard Cohen? Verdomme, ik sta voor een hotspot en ik weet niet eens wie hier nou wel of niet geslapen hebben. Had ik dat boek over het Chelsea nou maar bij me.8 Corso en Ginsburg waarschijnlijk, misschien zelfs Mark Twain. Ik weet het alleen zeker van onze bloedeigen literaire helden Jan Cremer en H.J.A. Hofland. Maar het hotel is dicht. Sinds kort is het zelfs geen hotel meer. Ik ben te laat. Met Tabee, New York kom ik niet verder dan Rockefeller Center en een appartement aan Beekman Place zonder huisnummer. Nee, dat schiet niet op.
De New Yorkse perikelen van Aaf Brandt Corstius ken ik alleen uit haar ABC-columns in Folia. Haar vermakelijkste verhalen schreef zij over haar aan-en-uit-relatie met een New Yorkse drop-out met filosofische babbels, die zij in haar columns uit piëteit ‘Meneertje Knipperlicht’ noemt. In de trant: ‘Omdat mijn relatie met Meneertje Knipperlicht definitief uitgeknipperd leek, besloot ik dat ik de liefde maar elders moest gaan zoeken.’ Heel verstandig, Aaf. (Het was in de tijd dat Aaf er een ingewikkeld liefdesleven en een oranje Nokia met uitschuifantenne op nahield en nog geen stukjes schreef over bakprogramma's op de televisie.)
John Dos Passos, The Forty Second Porallel. London: Constable & Company, [1930].
F. Scott Fitzgerald, De grote Gatsby. Roman. Uit het Engels vertaald door L. Cornils. Amsterdam: G.A. van Oorschot, 1948. Omslag: M.G. Oorspronkelijke titel: The Great Gatsby (1925).
Noem het een zwakte, noem het een geestelijke afwijking, noem het voor mijn part postzegels verzamelen, maar ik vraag mij tijdens zo'n kortstondig verblijf in New York toch af: in welke morsige loft rollebolde de beste jonge Nederlandse schrijfster van haar tijd met deze loser? Hoe treurig haar columns soms ook waren, ik heb altijd moeten lachen om de manier waarop Aaf met haar hilarische beschrijvingen ‘Meneertje Knipperlicht’ zoetjesaan volledig afbrandt. Maar wat heb ik daaraan, hier? Aafke's tiental New Yorkse columns heb ik niet bij me. | |
[pagina 23]
| |
Marijke's verjaardag vieren we in een knusse taartjeswinkel op de zoveelste Avenue en daar moet ik onwillekeurig denken aan een kort verhaal van Arnon Grunberg in de VPRO Gids over een taartjeswinkel in New York. Zou dat dezelfde taartjeswinkel zijn?9
Jan Cremer, Made in U.$.A. Een Keiharde Amerikaanse Dokumentaire. Utrecht/Antwerpen: A.W. Bruna & Zoon, 1969. (Grote Beren 69). Omslag: Pat Andrea.
Hotel Chelsea, 222 West 23rd Street. In dit hotel sliepen Jan Cremer en Jane Mansfield. Foto Michael Belardo.
Bar L'Express, 249 Park Avenue South. In dit café smeedden Arnon Grunberg en Pablo van Dijk hun snode plannen. Fotograaf onbekend. www.localbozo.com.
Kort nadat Aaf B.C. haar New Yorkse columns schreef, publiceerde Arnon Grunberg open brieven aan vrienden, vijanden en ex-gelieven in Het Parool. Een daarvan was gericht aan een uitgever-oplichter die naar New York was uitgeweken en daar nu een bibliofiele uitgeverij en een kunstgalerie dreef. Deze Pablo van Dijk stelde Arnon voor wat bibliofiele werkjes uit te geven. Later rekende Arnon uit dat hij door de malversaties van Pablo voor zo'n zeventig- tot tachtigduizend dollar was opgelicht. In dat stukje, ik bedoel in die open brief in Het Parool,10 kwam de naam voor van een café waar Arnon en Pablo elkaar regelmatig troffen11 om plannen te smeden om eerzame verzamelaars geld uit hun zak te kloppen. Had ik dat krantenknipsel nou maar meegenomen, dan wist ik hoe Pablo's kunstgalerie heette en dan had ik Arnons stamcafé teruggevonden op de hoek van een laan en een straat.
Aaf Brandt Corstius, ‘Nat oogje’. Column ‘ABC’ in Folia. Jrg. 58 (2004-2005), nr. 9 (29 oktober 2004) p. [28]. Archief Arnon Grunberg / Bijzondere Collecties van de UvA.
Ik herinner mij een raar verhaal waarin Arnon door Tribeca loopt en de schrik van zijn leven krijgt als zijn naam plotseling luidt door de straat galmt. But that's another story. Ach kom, laat ik het maar meteen vertellen. Deze vooral Amsterdamse geschiedenis voert ons in vogelvlucht door de jaren zestig, zeventig, tachtig en negentig van de vorige eeuw. Loe van Nimwegen had in de jaren zestig provobladen en -pamfletten gestencild en in de | |
[pagina 24]
| |
jaren zeventig, als lid van de ‘Aktiegroep Nieuwmarkt’, krantjes gedrukt tegen de slooppolitiek van de gemeente. Op zeker moment bezaten Loe en zijn compagnon Gerard van Roeden een eigen drukkerij in een voormalig kraakpand op de Zwanenburgwal. Het gebouw heette ‘De Leeuwenberg’ en dat werd ook de naam van hun drukkerij. Edith Cremers trok bij hen in voor foutloos zetwerk, Loe belichtte de platen en Gerard stond als dompteur bovenop zijn monstrueuze offsetpers. Alle kleine uitgevers van Amsterdam, bladenmakers, piraten, krakers, scharrelaars, eigen-beheer-dichters en redacties van buurtkrantjes wisten Drukkerij Leeuwenberg te vinden. P. Schreuders liet er zijn parodie drukken op De Poezenkrant en Piet E. Schreuders zijn ditjes-en-datjes-blad Furore, Bas Lubberhuizen zijn literair kwartaalschrift De Engelbewaarder (genoemd naar een literair boek en een literair café) en Peter Verstegen en Marko Fondse hun litcom-magazine De Tweede Ronde, ik mijn Letterkundige Almanak en mijn reeks Amsterdamse Schotschriften en een stelletje branieschoppers de Agenda voor uitgaand Amsterdam (een boormaniaanse advertentiefuik die gratis in alle Amsterdamse cafés lag en waarin wij allemaal mochten schrijven, ook gratis natuurlijk). Tutti Frutti Productions van Ger Rijff specialiseerde zich in boeken over Elvis Presley met unieke foto's van het tieneridool. Bij Uitgeverij Tuindorp van Christoph Hahn verschenen confronterende boeken over de Tweede Wereldoorlog (Van school verwijderd, Verzamelen op het Transvaalplein, Nergens veilig, Executie te Schellingwoude) en Peter van Kuyk publiceerde, dankzij Drukkerij Leeuwenberg, zijn dertien zelfgeschreven romans, verhalen- en gedichtenbundels waaruit de hasjlucht je tegemoet walmde (Stoond, Hallucinaties, Geflipt, Doorgetript, Junk troef, Desolation row, Gestichtspoëzie). Aan de lopende band rolden er pornostrips van de pers waarin Suske een nieuw standje uitprobeert met Wiske of Lambik tante Sidonia beft, maar de titels daarvan zijn mij ontschoten. Het is bij Drukkerij Leeuwenberg een komen en gaan van lucide uitgevers, geboefte en prettig gestoorde blaadjesmakers. Loe houdt onze uitgeverijtjes allemaal in de lucht door ons een redelijke termijn van krediet te verlenen. Je krijgt de kans eerst wat te verkopen voordat je moet betalen. Loe schrijft alle drukorders in een schrift, met titel, oplage, datum en prijs, en het bedrag dat wij hem verschuldigd zijn. Als je betaald hebt, streept hij je schuld door. Voor dat schrift zouden boekhistorici nu een moord plegen. Toneelregisseur Jan Ritsema heeft ontdekt dat er een hoop geld te verdienen valt met het uitgeven van theaterteksten, als je die tenminste tijdens de voorstelling verkoopt. De pers van Loe en Gerard is geschikt voor katernen van 24 pagina's en daarmee kun je goedkoop pockets drukken. Jan Ritserna maakt van zijn handel in tekstboekjes een goudmijn: de International Theatre Bookshop. Hij neemt een hulpje in dienst als corrector en zo treedt Arnon Grunberg toe tot de misjpooche van Drukkerij Leeuwenberg. Hij brengt kopij bij Edith, haalt de proef op om te corrigeren en levert de persklare tekst af. Hij ontdekt hoe simpel het is om zelf boeken uit te geven: je hoeft maar een drukorder te plaatsen bij een drukker. Zo gezegd, zo gedaan. In de vroege jaren negentig verschijnt de ene na de andere dikke Duitse of Poolse roman bij Uitgeverij Kasimir, Arnons eigen uitgeverijtje. Kasimir geeft ook werk uit van de directeur zelf. Drukkerij Jan de Jong drukt in de zomer van 1990 De Machiavellist, Peter van der Linden een jaar later het omslag van Het boek Johanna en Drukkerij Leeuwenberg drukt in 1992 wat van Arnons zelfgebakken gedichtjes op losse vellen (‘feuilles volantes’) onder de titels Eenakter en Franse liedjes. Arnon schrijft, Edith zet, Arnon corrigeert, Edith maakt op, Loe maakt platen, Gerard drukt en Arnon verkoopt. Of niet. Loe stuurt rekeningen. Arnon gooit die rekeningen onbetaald tussen de onverkochte boeken in de garage van zijn moeder. Als Loe op betaling aandringt, stuurt Arnon hem als compensatie een doos met zijn onverkoopbare boeken.
J.D. Salinger, Eenzame zwerftocht. Vertaling van Henk de Graaff. 's Gravenhage: Uitgeverij Oisterwijk, [1954]. (De Wijde Horizon). Omslag: Jobse. Oorspronkelijke titel: The Catcher in the Rye (1951).
Maar de wereld verandert als een gevestigde uitgever Arnon een contract voorlegt met de opdracht: schrijf nu eens een echte roman. Arnon levert een manuscript in met de onmogelijke titel De maandstond heeft goud in de mond. De uitgever buigt zich over de rommelige stapel betypt en besmeurd papier en brouwt er een heuse roman uit. Blauwe maandagen verschijnt op maandag 2 mei 1994 en is direct een bestseller. Op de televisie wordt Arnon door een zwijmelende Sonja Barend geknuffeld als de nieuwe joodse messias en krijgt hij van Hedy d'Ancona een aai over zijn verwarde krullenbol. Het succes dankt het boek voornamelijk aan zijn onderwerp: het hoeren en snoeren van de hoofdpersoon. In het hoofdstuk over Marcella (spreek uit: Marshalla) lezen we dat Arnon, die een tijdje ‘uitgever wilde worden’, een brief heeft gekregen van een drukker: | |
[pagina 25]
| |
J.D. Salinger, Puber. Roman. Nederlandse vertaling Henk de Graaff. 1e Druk. Rotterdam: Ad. Donker, 1958. (Donker Pockets 26). Oorspronkelijke titel: The Catcher in the Rye (1951).
J.D. Salinger, De kinderredder van New York. The Catcher in the Rye vertaald door Max Schuchart. Utrecht/Antwerpen: A.W. Bruna & Zoon, 1967. (Grote Beren 41). Omslag: Dick Bruna. Oorspronkelijke titel: The Catcher in the Rye (1951).
J.D. Salinger, Puber. (The catcher in the rye). Nederlandse vertaling: Henk de Graaff. 2e Druk. Rotterdam: Ad. Donker, 1963. (Donker Boeken 23). Oorspronkelijke titel: The Catcher in the Rye (1951).
‘Geachte heer, u zegt dat u geen middelen heeft om uw schuld te betalen. Ik zeg u dat iemand met een bijstandsuitkering en een beetje goede wil f 355,- (inmiddels met kosten f 450,-) kan betalen. U maakt zich dus schuldig aan flessentrekkerij. Binnenkort komen wij het persoonlijk bij u halen. Als ik u was, zou ik maar zorgen thuis te zijn en het geld bij de hand te hebben, want de ervaring leert dat de kosten anders veel hoger worden. Groeten. Lou.’
De auteur schrijft verder: ‘Er waren heel wat drukkerijen die nog geld van me kregen, maar nog nooit hadden ze geschreven dat ze persoonlijk bij me langs zouden komen om het te halen. De volgende dag ging ik naar mijn moeder, en ik zei dat ik dringend driehonderdvijfenvijftig gulden nodig had, omdat ze anders de ramen bij me zouden ingooien. Ik borg het geld op in mijn onderste bureaula.’ Wie Blauwe maandagen ook maar even vluchtig heeft doorgebladerd, weet al hoe dit gaat aflopen. Arnon drukt een pukkel uit en belt een escortservice, ‘want in mijn onderste bureaula zat dat geld.’ Arnon laat zich ‘een bloedmooi halfbloedje’ aanpraten. ‘Dan stuur ik haar nu naar u toe. Een prettige avond en veel plezier, meneer Groenberg.’
Onmiddellijk na het verschijnen van Blauwe maandagen stuurt Loe de kersverse romanschrijver een briefje, waarin hij laat weten het lullig te vinden dat Arnon het geld dat bestemd was voor de drukkosten aan een hoer had uitgegeven, maar nog lulliger dat Arnon de titel van zijn boekje heeft gejat. Het boekje dat Loe meestuurt is | |
[pagina 26]
| |
Blauwe maandag, een door hem negentien jaar eerder samengesteld pamflet over de politionele acties op een maandag in de Nieuwmarktbuurt. Op de titelpagina schrijft Loe zijn fameuze gedicht:
Arnon Grunberg beschrijft zijn ontmoeting met Loe van Nimwegen in New York in zijn column ‘Yasha’ in de VPRO Gids. Jrg. 65 (1995), nr. 20 (20-26 mei 1995) p. 11. Archief Arnon Grunberg / Bijzondere Collecties van de UvA.
Wat minder naar de hoeren en wat vaker rukken spaart geld uit voor het zetten en het drukken. Een maand later nodigt Arnon al zijn schuldeisers uit voor een uitbetaalparty met drank en voedsel in de Ciel Bleu Bar op de bovenste verdieping van het deftige Okura Hotel. Iedereen die nog geld van hem krijgt is daar welkom op zaterdag 25 juni 1994. Arnon vereffent al zijn schulden tijdens het ‘grote schuldeisersfeest van Kasimir Uitgeverij’. Voor al zijn gasten ligt een envelop met geld klaar. Maar Loe verdomt het om op te draven. Hij toetert rond dat zijn klanten gewoon in zijn drukkerij langs kunnen komen om te betalen en ook mogen gireren, maar dat hij zich niet laat ontbieden door arro-Arnon om in het poepchique Okura Hotel met zijn pet voor zijn gulp in een rij op uitbetaling van zijn eigen geld te wachten. ‘Hij weet mijn gironummer.’
links Straatbeeld in New York. Foto Anja Ligtenberg. Archief Arnon Grunberg / Bijzondere Collecties van de UvA.
Blauwe maandag. Omdat mijn huis daar stond, 24 maart 1975. Een verslag in fotoos van de gebeurtenissen die dag in de Amsterdamse Nieuwmarkt. [Foto's: Pieter Boersma, Vincent Mentzel, Roberto Peeters, Wim Ruigrok, Rob Stolk, Dolf Toussaint, Gerda van der Veen, Hannes Wallrafen, Koen Wessing; samenstelling: Albert Blitz en Loe van Nimwegen]. 2e druk. [Amsterdam: Aktiegroep Nieuwmarkt, 1975]. Bibliotheek Universiteit van Amsterdam.
Arnon Grunberg, Blauwe maandagen. Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar, 1994. Omslag: Ron van Roon.
De volgende scène van dit verhaal speelt zich een klein jaar later af op een terras in New York. Loe en Edith | |
[pagina 27]
| |
lopen door Manhattan. Loe heeft The New York Times onder zijn arm. Hij gaat op een terras zitten in de wijk Tribeca, slaat de krant op en leest op de voorpagina het motto van ‘The Gray Lady’: ‘All the News That's Fit to Print’. ‘Ik druk meer,’ zegt Loe tegen Edith. Dan ziet hij in de verte een kereltje aankomen dat sterk op Arnon Grunberg lijkt. Edith wil het niet geloven. Maar het is echt Arnon Grunberg, die sinds een paar maanden in New York woont. Als Arnon het terras passeert roept Loe met luide, grommende stem zijn naam. ‘Arnon Grunberg!’ Arnon schrikt zich rot en kijkt verwilderd om zich heen. ‘Arnon Grunberg!’ roept Loe nog een keer, en, als Arnon vragend zijn richting opkijkt, ‘Ik ben je favoriete drukker.’ Arnon komt erbij zitten en ze drinken bier om hun akkefietje weg te spoelen. ‘Ik dacht dat ik de enige was die nog geld van je kreeg,’ zegt Loe, ‘maar je hebt een spoor van vernielingen door Nederland getrokken.’ Arnon knikt. ‘Ik heb een stichting opgericht,’ zegt Arnon, ‘voor gedupeerden van Arnon Grunberg.’ ‘Weet je wel,’ vervolgt Loe, ‘dat ik voortdurend op straat gevraagd wordt of je me al betaald hebt?’ ‘Dat spijt me,’ zegt Arnon. ‘U kunt zich tot de stichting wenden. Zij zal al uw leed verzachten.’
Waar is dat roemruchte terras?12 Wat zou ik daar graag even willen zitten met The New York Times binnen handbereik. Om dan in gedachte te genieten van het moment waarop onverstoorbare Loe Arnon de schrik van zijn leven bezorgd. Dit moet de slotscène geweest zijn van Manhattan Transfer. Op dat terras borrelen dan bij mij ook nog een paar willekeurige vragen naar boven. In de hoeveelste straat, vlakbij Central Park, woonde Phoebe Caulfield?13 In welk hotel is de Wicker Bar?14 In welke bibliotheek kopieerde P.E. Schreuders de bijdragen van T.M.F. Steen aan het New Yorkse filmtijdschrift Films in Review?15 Welke bekende roman16 speelt ook alweer in de J. Pierpont Morgan Library?17 Waar zijn eigenlijk die literaire buurten van New York?18 Als Jan Cremer schrijft ‘New York is de mooiste stad ter wereld’,19 naar wat moet ik dan kijken? Wanhopig hef ik mijn armen ten hemel. Waar, in hemelsnaam, is Tiffany's?20 New York, 30 maart-7 april 2012 Deze twintigste aflevering van Archangelsk bevat een literaire quiz van twintig vragen naar locaties en vindplaatsen. De antwoorden vindt u op p. 91 in dit nummer van De Boekenwereld.
Truman Capote, Diamanten bij het ontbijt. (Breakfast at Tiffany's). Vertaling J.F. Kliphuis. Amsterdam: Scheltens & Giltay, [1962]. Oorspronkelijke titel: Breakfast at Tiffany's (1958).
|
|