De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 70]
| |
[pagina 71]
| |
In 1543, drie jaar na de oprichting van de jezuïetenorde, meldde de eerste Nederlander zich aan bij deze religieuze broederschap. Het was de 22-jarige Nijmeegse burgemeesterszoon Peter Kanis, die zich vanaf 1550 Canisius noemde. Deze mysticus en manager zette zich vooral in Centraal-Europa in voor het ondersteunen van de katholieke bevolking en het motiveren van haar geloofskeuze. Als hulpmiddel daarbij publiceerde hij vanaf 1555 een catechismus, in drie verschillende edities die telkens bestemd waren voor een ander publiek. Het Latijnse boekje werd sindsdien keer op keer herdrukt en vertaald in talloze talen, tot ver in de negentiende eeuw. Het is het meest gepubliceerde boek van een Nederlandse auteur in de geschiedenis.Ga naar eind1 De literatuurhistoricus Jan Pieter Guépin nam Canisius dan ook terecht op in zijn lijst van 53 Nederlandse schrijvers die grote bekendheid genieten in het buitenland.Ga naar eind2
Jeremias Drexel, Hetiotropium seu canfirmatio humanae voluntatis cum divina, Keulen [=Am sterdam], Cornelius van Egmond c.s., 1630.
| |
De orde van het boekVan meet af aan hebben de jezuïeten zich ontwikkeld tot apostelen van de pen en de drukpers. Het eerste gedrukte boek verscheen in 1543 te Keulen, een editie van de preken van de Rijnlandse mysticus Johann Tauler. Deze werd bezorgd door de jonge Petrus Canisius, die op latere leeftijd bekende: ‘Beter een college zonder eigen kerk dan een college zonder eigen bibliotheek’. Sindsdien is wereldwijd een haast onoverzienbare hoeveelheid boeken op alle mogelijke terreinen verschenen, waarvan een jezuïet de auteur, vertaler, uitgever of bewerker is geweest. In deze massa heeft de Elzasser jezuïet Carlos Sommervogel (1834-1902) orde aangebracht middels zijn monumentale Bibliothèque de la Compagnie de Jésus. De negen bibliografische folianten, tezamen negenduizend bladzijden, verschenen tussen 1890 en 1900 en zijn alfabetisch geordend naar auteur. Drie aanvullende delen verschenen postuum tussen 1909 en 1932. Op 15 augustus 1556, twee weken na de dood van ordestichter Ignatius van Loyola, werd de Sociëteit van Jezus voor de Nederlanden erkend door koning Philips II. In 1564 werd een afzonderlijke ‘provincie’ Germania Inferior (later Provincia Belgica) opgericht, die de Noordelijke Nederlanden en het prinsbisdom Luik omvatte, in 1592 ontstond de zogeheten Hollandse Missie, omdat in de Republiek der Nederlanden de bisschoppelijke organisatie had opgehouden te bestaan. Rome benoemde vier Nederlandse jezuïeten als missionaris, een aantal dat halverwege de zeventiende eeuw een hoogtepunt bereikte met 95 leden. In Noord-Brabant en Limburg werden vier colleges opgericht, in de rest van Nederland bezaten de jezuïeten ‘staties’ van waaruit zij hun pastorale werk verrichtten, vaak tegengewerkt door protestantse overheden. Met de Apostolisch Vicarissen, die na het verdwijnen van de bisschoppen de katholieke kerk bestuurden, waren de verhoudingen veelal gespannen. | |
StatiesTegen deze achtergrond zal het niet verbazen dat de in Nederland werkzame jezuïeten tot aan de opheffing van hun orde door paus Clemens XIV in 1773 weinig gelegenheid hadden om te schrijven en te publiceren. Hun meestal beknopte werken stonden ten dienste van liturgie, catechese (met name de catechismus van Lodewijk Makeblijde in Delft), prediking, volksdevoties en broederschappen. Daarnaast mengden zij zich in theologische polemieken, zoals de Amsterdammer Augustijn van Teylingen (1587-1669). De in hun staties gebruikte boeken en boekjes waren hoofdzakelijk afkomstig uit de Zuidelijke Nederlanden, waar de Vlaamse Provincie over een indrukwekkend groot aantal schrijvers kon beschikken. Een enkele maal vond een jezuïet de tijd om zich aan letterkunde te wijden, zoals de dichter en schilder Isaac van der Mije (1602-1656) uit Delft, die mogelijk de leermeester van Johannes Vermeer is geweest.Ga naar eind3 Zo ook Adriaen Poirters (1606-1674) uit Oisterwijk, wiens Masker vande wereldt afgetrocken (1646) tot ver in de twintigste eeuw is herdrukt. | |
CollegesDe core business van de jezuïeten waren hun colleges, die gratis onderwijs boden aan jongens van allerlei afkomst. | |
[pagina 72]
| |
In 1615 waren er wereldwijd 371 colleges, een eeuw later 610 en ten tijde van de opheffing van de orde 621. De Generaliteitslanden, ruwweg het gebied ten zuiden van de grote rivieren, telden vier colleges: in Maastricht (1575-1773), 's-Hertogenbosch (1609-1629), Roermond (1611-1773) en Breda (1625-1637). Ten behoeve van het onderwijs lieten de jezuïeten leerboeken drukken, vaak succesvolle werken van hun buitenlandse medebroeders: de grammatica's van de Portugees Manuel Álvares (1526-1583), de dialoogboeken van de Vlaming Antoon van Torre (1615-1679) en de retoricawerken van de Tsjech Karel Kolczawa (1656-1717). Binnen de colleges voerden de leerlingen enkele malen per jaar toneelstukken op, waarvan ook muziek en dans deel uitmaakten. Zo zijn er van het Maastrichtse college 44 stukken bekend, zowel in druk als manuscript. Het laatste toneelstuk, Abel, werd daar door de leerlingen van de Latijnse scholen opgevoerd op 30-31 augustus en 1 september 1773. Twaalf dagen later maakte keizerin Maria Theresia voorgoed een einde aan dit college en dat van Roermond. Het college van 's-Hertogenbosch verkeerde in de bevoorrechte positie dat een van de docenten, Paul Scheffer, een zoon was van de plaatselijke boekdrukker Jan Scheffer II, aan wie 27 edities kunnen toegewezen worden. Het meest opmerkelijke werk van zijn pers is een verslag over China (1615) van de hand van de Vlaamse missionaris Nicolas Trigault, die kort tevoren uit dat land was teruggekeerd. Over het beleg van Breda in 1625 publiceerde de jezuïet Herman Hugo, de biechtvader van de Spaanse veldheer Ambrogio Spinola, een gedetailleerd Latijns verslag. Het zou ook in het Engels en Spaans verschijnen, zij het dat deze werken in Antwerpen en Leuven werden gedrukt. | |
Navolging van ChristusEen van de populairste meditatieboeken in de Hollandse Missie was de Imitatio Christi van Thomas van Kempen, waarvan in 1617 de beste kritische editie werd bezorgd door de Utrechtse jezuïet Heribert Rosweyde (1569-1629), stichter van het latere Antwerpse genootschap van Bollandisten. Liefst 25 edities in het Latijn, Nederlands en zelfs Armeens verschenen in de Republiek tussen 1622 en 1721. Van Rosweyde verscheen ook 't Bosch der eremyten ende eremitinnnen, gedrukt voor de Amsterdamse boekhandelaar Pieter Jacobsz Paets, die meerdere boeken in opdracht van de jezuïeten uitgaf. Daarvoor liet hij de fraaie illustraties verzorgen door de houtsnijder Christoffel van Sichem II (1581-1658).Ga naar eind4
Guy Tachard, Voyoge de Siam des Peres Jesuites, Amsterdam, Pierre Mortier, 1687.
| |
[pagina 73]
| |
rechts Jan van Sambeeck, Het geestelyck jubilee van het jaer O.H.M.D.C.L., Antwerpen [=Amsterdam], Philips van Eyck, 1663.
Korte levensbeschryvingen van de heiligen der Sociëteit van Jesus, Leuven [=Amsterdam], Theodorus Crajenschot, 1761.
| |
PiratendrukkenHet nadrukken van buitenlandse boeken heeft in belangrijke mate bijgedragen aan het internationale succes van de Nederlandse uitgevers, stelde boekhistoricus Paul Hoftijzer ruim tien jaar geleden.Ga naar eind5 Dat is ook duidelijk te merken aan het grote aantal Nederlandse uitgaven van werken van buitenlandse jezuïeten. Meestal buiten hun medeweten kwamen hun geschriften, al dan niet in het Nederlands vertaald, van de Nederlandse persen. Het eerste en meteen indrukwekkende voorbeeld is de Historie naturael ende morael van de Westersche Indien van de Spaanse jezuïet José de Acosta, dat in een Nederlandse vertaling van Jan Huygen van Linschoten in 1598 te Enkhuizen verscheen, acht jaar na de oorspronkelijke Spaanse editie. Reisverslagen van andere jezuïeten over Amerika, Azië en Afrika volgden. Met name China oefende grote aantrekkingskracht uit op de Nederlandse lezer, waarbij de komst van de Italiaanse missionaris Martino Martini naar Europa eind 1653 zeker een belangrijke rol heeft vervuld. De Amsterdamse drukker Joan Blaeu heeft grotelijks geprofiteerd van de kennis van Martini bij het uitgeven van zijn atlas van China in 1655Ga naar eind6; zijn vader Willem was twintig jaar eerder rijk geworden door het nadrukken van devotionele literatuur van jezuïeten als Roberto Bellarmino en Jeremias Drexel, voorzien van valse Keulse impressa. Een geval apart vormen de publicaties van de homo universalis Athanasius Kircher (1601-1680), een Duitse jezuïet. In 1661 sloot hij een contract met de Amsterdamse uitgevers Joannes Janssonius en Elizee Weyerstraet, die daarmee het copyright kregen voor al diens boeken in het Duitse Rijk, Engeland, Frankrijk en de Nederlanden. Het lijkt erop dat Kircher op die manier de Romeinse censuur trachtte te vermijden. Een onbekende Amsterdamse boekbinder zorgde voor de fraaie band van de presentexemplaren. | |
ConclusieTussen 1567 en 1773 werden in de Republiek, met inbegrip van de Generaliteitslanden, 1270 boeken gepubliceerd die waren geschreven door 266 verschillende jezuïeten, Slechts 35 van hen waren werkzaam in deze streken. De boeken werden uitgegeven in tien talen: Armeens, Duits, Engels, Frans, Italiaans, Latijn, Nederlands, Perzisch, Portugees en Spaans. Ze werden gedrukt door 369 drukkers en uitgevers in 31 plaatsen in het hele land, vooral in Amsterdam. Jezuïeten schreven over alle mogelijke onderwerpen, van theologie, spiritualiteit, catechese, liedbundels en gebeden, tot filosofie, geschiedenis, biografie, geografie, taal, poëzie en theater, naast boeken over vestingbouw, medicijnen, biologie, controversen, ontdekkingsreizen, en niet te vergeten school- en woordenboeken. Ofschoon het aantal jezuïeten in Nederland in de betrokken periode gering was, was hun invloed dankzij de piraten drukken aanzienlijk.
Onlangs verscheen van Paul Begheyn Jesuit Books in the Dutch Republic and its Generality Lands 1567-1773. A Bibliography. Leiden/Boston, Brill, 2014. |
|