gen. En ik sta niet alleen. Jantje, ook wel Tsjip genoemd, de oudste kleinzoon van Frans Laarmans, scheen met vijftienhonderd levensdagen al van mening te zijn ‘dat over Polen best gezwegen kan’.
Mijnheer Van Schoonbeke had mij streng geïnstrueerd: ‘Voor het welslagen van een bibliografie is het voor verzamelaars van groot belang ook alle varianten te vermelden.’ Mijnheer Van Schoonbeke is zeker zelf een verzamelaar. Hoe kan ik nou weten of een boek alléén geplakt bestaat of zowel geplakt als gebonden? De exemplaren die ik tot dusver van Znad Skaldy i Mozy onder ogen heb gehad zijn allemaal geplakt: het losse deel 1 in de bibliotheek van het Letterenfonds, de delen 1 in de privé-collecties van Thijs Wierema en mijnheer Van Schoonbeke en de delen van die unieke tweedelige set van mij. Ook op de website van de Poolse antiquariaten heb ik nooit een gebonden editie gezien. Maar ja, aan hen heb je niets, die gemakzuchtige Polen plaatsen alleen plaatjes en laten ons gissen naar oorspronkelijke taal, deelnummer en bindwijze.
Het colofon van Znad Skaldy i Mozy stelt ons voor barre raadsels. Een ervan is deze regel: ‘Naklad 5000 + 290 egz. Ark. wyd. 16,7. Ark. druk. 19,5’. Ik bedenk als verklaring dat er twee verschillende oplagen van Znad Skaldy i Mozy moeten bestaan: een oplage van 5000 exemplaren die van ellende en slechte lijm uit elkaar vallen en een oplage van 290 gebonden exemplaren, waarvan het bestaan onzeker is omdat er nog nooit een in onze handen is gevallen. Ik heb geen idee of deze verklaring juist is, maar ik besluit het gewoon zo in mijn bibliografie te zetten. Geen hond zal dat kunnen controleren en mijnheer Van Schoonbeke is tevreden. En wat ‘Ark. wyd. 16,7. Ark. druk. 19,5’ moge betekenen? Dat Poolse raadsel blijft eeuwig om een oplossing vragen, want, zoals Elsschot al schreef, ‘Polen is te ver’.
Misschien moet ik op deze plaats mijn gebruik van het woord ‘geplakt’ nog even toelichten. Gewoonlijk spreken wij bibliografen bij het vermelden van de bindwijze van een boek over gelijmd, ingenaaid en gebonden. Maar als het over Elsschot gaat, heb ik toch een andere associatie bij het woord ‘gelijmd’. Het is alsof Willem Elsschot zijn latere bibliografen een poets heeft willen bakken door zijn bibliografie zo ingewikkeld mogelijk te maken. Ook met alle vijftig bloemlezingen in vreemde talen waarin zijn werk tijdens zijn leven en na zijn dood werd opgenomen, is wel wat grappigs of mysterieus aan de hand. Na het Poolse raadsel kunnen we dan ook gerust even een Griekse tragedie onder de loupe nemen.
Titelpagina van Arē Diktaiou, Anthologia belgōn poiētōn. ii: Oi Flamandoi. Athēnai: Ekdoseis G. Fexē, 1970 (Collectie Universiteitsbibliotheek Amsterdam) en stofomslag (Collectie Nederlands Letterenfonds, Amsterdam). De titel Anthologia Belgikēs Poiēseōs op het stofomslag wijkt af van die op het titelblad. Bovendien wordt Oi Flamandoi op het stofomslag opgevoerd als het eerste, op het titelblad als het tweede deel van de bloemlezing.
De bibliotheek van het Nederlands Letterenfonds beschikt over een Griekse bloemlezing met twee vertaalde gedichten van Willem Elsschot: ‘O zētianos’ en ‘O kampourēs milei’ (u kent ze wel). De titel van deze bloemlezing luidt Anthlogia belgōn poiētōn (‘Bloemlezing van Belgische dichters’). Volgens de titelpagina is dit het tweede deel: ii. Oi Flamandoi (‘De Vlamingen’). Het stofomslag van de Griekse bloemlezing draagt verwarrend genoeg een andere titel dan de titelpagina, namelijk Anthologia Belgiēs Poiēseōs (‘Bloemlezing van Belgische poëzie’). Nog gekker: de titelpagina beweert dat dit deel ii is, maar op het stofomslag staat i. Als er een deel ii bestaat dan moet er ook een deel i zijn. Of andersom. Dat andere deel zal wel ‘De Walen’ bevatten, of ‘De Walloniërs’ of ‘Les Wallons’ of hoe de Belgen aan gene zijde van de taalgrens ook mogen heten. Na onze dramatische avonturen met de Polen willen we ons niet opnieuw in de luren laten leggen door de Grieken. We zijn wijzer geworden. Daarom gaan we op zoek naar twee Griekse delen. Het deel met ‘Oi Flamandoi’ kennen we nu, maar we zijn nieuwsgierig naar dat andere deel met, ik verzin maar wat, ‘Oi Ballonioi’. Enfin... cherchez les Wallons!
De bibliotheek van de Universiteit van Amsterdam en de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag bezitten alleen een exemplaar van deel ii. De KB vermeldt in haar catalogus als extra informatie ‘Annotatie: i ontbreekt’. Voor alle zekerheid trek ik, samen met de conservator Griekse Mythologie, op ontdekkingstocht door de magazijnen van de KB in de hoop toch ergens in een tochtig hoekje het ontbrekende deel met de Waalse dichters te vinden. Vergeefs. Mijn laatste hoop in Moeilijke Gevallen is altijd de Erfgoedbibliotheek Hendrik Conscience in Antwerpen. Volgens UniCat (dat is de gezamenlijke catalogus van de Belgische bibliotheken) beschikt de Erfgoedbibliotheek als enige bibliotheek in België over twee delen van de bloemlezing Anthologia Belgoon poieitoon (opgelet: UniCat spelt de Griekse titel weer anders). Per mail vraag ik conservator Dirk Van Duyse om mij te helpen en even beide delen uit zijn rijke collectie voor me op te diepen. Dirk Van Duyse is de beroerdste niet. Per kerende elektronische post komt zijn onthutsend antwoord: ‘Onwaarschijnlijk, Belgisch surrealisme: officieel (volgens de catalogus) bezitten we beide delen, op het rek staat evenwel... 2 × deel 2...’
Amsterdam, 31 mei 2014