De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 26]
| |
[pagina 27]
| |
Op 15 januari 1943 werd in verschillende Nederlandse dagbladen bekend gemaakt dat de ontwerpwedstrijd voor een affiche, uitgeschreven door het Departement van Volksvoorlichting en Kunsten, in samenwerking met de Gemeenschap Vreugde en Arbeid van het Nederlandse Arbeidsfront, was gewonnen door Helmert R. Mulder uit Haarlem. De prijsvraag diende ter opwekking van de huisvlijt onder de naam Nijvere handen in vrijen tijd en daarin was de maker goed geslaagd. In verschillende openbare collecties wordt het affiche bewaard, waarop twee handen onder het schijnsel van een schemerlamp gutswerk verrichten, tegen de achtergrond van een verduisterde stad. Het moest de aandacht vestigen op een reeks huisvlijt-tentoonstellingen die in dat jaar werden georganiseerd.Ga naar eind1
Pin Up Magazine 3 (1949), zelfportret van Helmert Mulder.
De enige keer dat Helmert Mulder met eigen naam ondertekende. | |
Mulder wordt MillerWie nog nooit van Helmert Mulder heeft gehoord, kan hem vinden in het kunstenaarslexicon van P.A. Scheen. In dat naslagwerk wordt hij omschreven als aquarellist, tekenaar van landschappen en bloemen, ontwerper voor de grafische industrie en illustrator van kinderboeken.Ga naar eind2 Hij haalde zijn tekenakten L.O. en M.O., respectievelijk op zeventien- en achttienjarige leeftijd. Daarna kreeg hij les op de Vrije Haarlemse Schilderschool en werd hij lid van de Haarlemse kunstenaarsvereniging ‘Kunst Zij Ons Doel’. Zijn leraren waren onder meer Jan Visser, Tom Schutte en Jaap Pander. Opmerkelijk is dat geen bloem of landschap van zijn hand bewaard is gebleven, maar dat hij een ander oeuvre naliet waarvan Scheen niet eens rept. Mulder maakte dit werk nooit onder eigen naam, maar signeerde het met HR Miller of Helmert RM. Slechts eenmaal ondertekende hij met zijn eigen naam - en die signatuur leidde tot de ontmaskering van de anonieme tekenaar van pin-ups.Ga naar eind3 Helmert Richard Mulder werd op 26 januari 1923 in Utrecht geboren. Zijn ouders waren Helmert Richard Mulder sr. en Teuntje de Jong, die in 1920 in dezelfde stad waren getrouwd. Nog voor de oorlog verhuisde het gezin naar Haarlem. Adresboeken uit de periode 1945-1960 noemen vader en zoon op het adres Overtonstraat 19 in Haarlem-Noord. Bij de vader wordt als beroep drukker/boekdrukker vermeld, bij de zoon reclametekenaar. Mulder sr. was inderdaad proefdrukker bij drukkerij Koningsveld in Leiden. Het eerste artistieke levensteken van Mulder jr. is te vinden in de Haarlemsche Courant van 13 mei 1942, die een artikel wijdt aan een expositie van de werken van leerlingen van de Teekenschool van Piet Nieuwkoop. De recensent noemt speciaal het werk van Helmert Mulder, in wie volgens hem een echte illustrator schuilt. Dat had deze journalist goed gezien, naar de komende jaren zou blijken. Tussen 1938 en 1943 werkte Mulder met een korte onderbreking als retoucheur op de afdeling rotogravureetserij van de firma Joh. Enschedé en Zonen.Ga naar eind4 Begin 1944 werd hij na een bioscoopbezoek met andere jongemannen opgepakt door de bezetter en tewerkgesteld in Duitsland. Hij gebruikte zijn grafische kennis om officiële documenten te vervalsen voor lotgenoten, liep tegen de lamp en werd in augustus 1944 in Berlijn gearresteerd door de Gestapo. Hij werd ter dood veroordeeld, maar in tweede instantie werd dat vonnis omgezet in langdurige gevangenisstraf. Op 17 mei 1945 werd hij door de Amerikanen bevrijd. Zwaar verzwakt en lijdend aan tbc moest hij bijna drie jaar herstellen van de ontberingen van de oorlog.Ga naar eind5 Waarschijnlijk heeft hij zich tijdens het kuren bekwaamd in het tekenen van pin-ups, die hem via Amerikaanse tijdschriften onder ogen kwamen. | |
P(r)etty girlDe sterren van het witte doek waren de volkshelden van de eerste helft van de twintigste eeuw. Vooral knappe filmactrices met een reputatie van losse zeden spraken tot de verbeelding. Hun foto's in nauwsluitende jurken of onthullende badpakken werden met punaises op de muur geprikt en heetten daarom ‘pin-ups’. De schaars geklede dames deden in 1945 met onze bevrijders hun intrede, evenals nylons, virginia-sigaretten en chocolade. Hun | |
[pagina 28]
| |
glitter en glamour waren in de sobere dagen van de wederopbouw een verademing. Men, voor zover man, verlekkerde zich aan de droomvrouwen die meer waren dan sekssymbolen en lustobjecten. Na de bevrijding van de Duitsers representeerden zij een aanvullende bevrijding van de kleinburgerlijke moraal. Zij beloofden een Heerlijke Nieuwe Wereld en rekenden af met het drukkende verleden. Vanaf 1947 figureren deze idolen in tal van nieuwe blaadjes, vergezeld van pikante cartoons, ondeugende verhalen, getekende pin-ups en niet te vergeten contact-advertenties. In vergelijking met tegenwoordig is het pornografische gehalte van een aandoenlijke onschuld. Helmert Mulder tekende in vele van deze tijdschriften, in opdracht van de uitgeverijen die zich in het genre hadden gespecialiseerd. Zijn grote voorbeeld was de Amerikaanse tekenaar George Petty (1894-1975), wiens befaamde ‘Petty Girl’ gestalte kreeg in de pin-ups van het mannentijdschrift Esquire. Tussen 1933 en 1956 maakte Petty voor het blad honderden tekeningen van verleidelijke vrouwen. Typerend voor zijn stijl is dat hij de benen van zijn modellen oprekt en de hoofden relatief klein maakt. Hij tekende ook naar foto's van filmsterren en badpakmodellen. Mede dankzij de populaire Petty Girl Calenders kregen zijn langbenige en rondborstige meisjes een grote bekendheid en een dito verspreiding. De vele bladen die na de oorlog in Nederland werden gelanceerd kampten met slecht papier, kleine formaten en kleine oplagen. De meeste van die problemen kwamen voort uit papierschaarste, die rantsoenering noodzakelijk maakte. In 1948 was 2850 ton papier per maand beschikbaar voor dag- en nieuwsbladen, terwijl tijdschriften het moesten doen met slechts 800 ton. Het Bureau Papierverdeling Pers (BPP) zorgde voor de toewijzing op grond van een registratienummer dat in het desbetreffende tijdschrift moest worden vermeld. Het aantal abonnees mocht niet worden verhoogd en al te frivole bladen kregen berispingen en konden zelfs worden verboden. Het Bureau Papierverdeling werd per 1 december 1949 opgeheven, maar de ondeugende blaadjes kwamen nu vanwege hun inhoud onder vuur te liggen. In deze periode van papierschaarste en censuur begint Helmert Mulder zijn loopbaan als tekenaar van pikante voorstellingen. | |
Amusant en mondainFrivole en erotische tijdschriften bestonden in Nederland al lang voor de Tweede Wereldoorlog. Aan het einde van de negentiende eeuw verschenen in Amsterdam tal van humoristisch-satirische blaadjes. Ze vonden een voedingsbodem in de café-chantants en variété-theaters, bevolkt door kunstenaars, levensgenieters en dames van lichte zeden. De Clown presenteerde zich in 1893 als een ‘geïllustreerd humoristisch satiriek weekblad’ en werd in 1896 opgevolgd door Pst-Pst!. De titel van het laatste blad spreekt boekdelen, al wist het zich slechts één jaar staande te houden. Hetzelfde gold voor Don Juan. Weekblad litterair maar amusant, waarvan in 1897 welgeteld dertien nummers uitkwamen. De meeste van deze titels werden na korte tijd verboden en uit de kiosken verwijderd.Ga naar eind6
Een typerende pin-up van George Petty in de Esquire-kalender van 1956
De invloed van Petty is duidelijk merkbaar in deze tekening van Helmert Mulder voor een kalender van 1950, die werd afgedrukt in het Pin Up Magazine. Mulder liet zich inspireren door Marlene Dietrich.
Was dit genre geënt op de Amsterdamse onderbuik, ruim twintig jaar later inspireerde de Haagse een nieuwe reeks tijdschriften. Den Haag kende in de jaren twintig verscheidene bladen met afbeeldingen van schaars geklede dames, contactadvertenties en erotische verhalen. Zij ontsproten aan het bruisende uitgaansleven van de roaring twenties, waarin gefortuneerde Hagenaars zich gaarne een escapade veroorloofden.Ga naar eind7 Elders, bijvoorbeeld in Parijs, bestonden zulke bladen al langer als exponenten van de mondaine cultuur. In Nederland duikt het begrip ‘mondain’ geregeld op in de namen van deze generatie tijdschriften, zoals in Pan, 'n mondain weekblad, later herdoopt tot Pan. Mondain humoristisch weekblad (1923-1930). De Zwarte Kat (1923-1930) was niet ‘mondain’, maar noemde zich ‘amusant-elegant?. In 1924 verscheen Lili, | |
[pagina 29]
| |
Mondain weekblad voor iedereen, een jaar later kwamen Het mondaine weekblad en Het mondaine blad. De groote wereld op de markt. Ten slotte valt nog te noemen Mondain Den Haag, dat het uithield van 1927 tot 1931.Ga naar eind8 Vanwege hun onzedelijke inhoud was de meeste van deze blaadjes een kortstondig leven beschoren. Deels volgden ze elkaar op, terwijl de inhoud doet vermoeden dat dezelfde mensen onder de verschillende titels actief waren. Uit dezelfde tijd dateert De Lach (1924), maar dat was meer een ontspanningstijdschrift voor de treinreiziger met korte verhalen en veel foto's. Hoewel de badnummers de oplage sterk deden stijgen, was er nauwelijks sprake van bloot. Erotische foto's werden pas na de oorlog in het blad afgedrukt, toen het van de trein naar de kapperszaak verhuisde. | |
Pin Up Magazine
Pikanterie van vroeger: Pst-Pst!, eerste jaargang nr. 17, 1896; Pan, eerste jaargang nr. 1, 16 juni 1923; Het galante leven, tweede jaargang nr. 1, 19 maart 1931; Cupido, eerste jaargang nr. 14, 9 juni 1932.
Vanaf het eerste nummer in december 1948 was Helmert Mulder verbonden aan Pin Up Magazine. Tot en met mei 1950 verschenen 36 afleveringen van het tijdschrift, waaronder een dubbeldik bad-, winter- en lentenummer. Het blad kostte in de losse verkoop 25 cent, wat naderhand werd verhoogd tot 30 cent. De naamloze redactie bevond zich in Amsterdam en de administratie in Haarlem. Auteurs en illustratoren ondertekenden met pseudoniemen, wat gezien de pikante inhoud voor de hand lag. Toch zijn de tekeningen en teksten in het tijdschrift eerder suggestief dan expliciet: ‘Hij nam haar op de schoot en streelde haar tengere figuurtje, onderwijl zijn lippen niet van haar mond nemend. Ze leunde zwaar tegen hem aan en fluisterde hem lieve woorden toe. Zijn hand gleed over haar nylons en zijn lippen weidden in haar hals.’ Dat is zo ongeveer de climax van een erotisch verhaal in Pin Up Magazine. In de contact-advertenties zijn meestal heren op zoek naar volslanke, levenslustige, welgeschapen, hartstochtelijke dames met vrije levensopvattingen en sexappeal, terwijl ook kwalificaties als avontuurlijk, rijp, mollig en streng worden gebezigd. Discretie is verzekerd. Naast Helmert Mulder werkte de striptekenaar Henk Alberts (1927-1987) mee aan het blad. Terugblikkend op rijpere leeftijd zei hij dat hij zich in zijn jonge jaren had laten verleiden om ‘juffrouwen met hele vieze, geraffineerde nylonkousen en jarretels’ te tekenen voor bladen als Pin-Up Magazine, Studio Mondial en Le Chat Noir. Voor de begrippen van die tijd waren dat gewaagde tijdschriften waarin zelfs advertenties stonden voor partnerruil. ‘Ik was wel zo link geweest om een pseudoniem te gebruiken. Jerry Milton noemde ik mezelf, wat goed klonk. Het had iets Amerikaans. Ik schreef het op al die dijen die ik tekende. [...] Het tekenen ging bijzonder leuk. Je had werk en één zo'n pop bracht f 15,- op.’ Maar op een dag lag er een brief van de zedenpolitie in de bus en kon een dreigende arrestatie alleen worden afgewend door de belofte nooit meer voor zulke vieze krantjes te tekenen.Ga naar eind9 Zijn volgende opdrachtgever was de vatenleverancier Van Laar, waar hij op de reclame-afdeling terecht kwam. De kunstenaar Han Alleman signeerde zijn tekeningen met H. Aman. Van Johnny Len is bekend dat hij in het Amerikaanse leger diende, maar zijn echte naam is tot dusverre niet achterhaald. Onder ‘E. du Thiers’, auteur van verschillende bijdragen, ging Everardus Franciscus Antonius van Dierendonck schuil, journalist en redactioneel-directeur van Lux NV die onder andere Pin Up Magazine uitgaf. ‘Manon Troppo’ - ‘maar niet te veel’ - leverde aan de lopende band pikante stukjes, maar weigerde zichzelf bloot te geven. De meeste tekeningen waren van de hand van H.R. Miller, van korte strips tot centerfolds met sensuele schoonheden. Hij was duidelijk een favoriet van de lezers, die ook losse tekeningen (pastels) van filmsterren of pin-ups bij hem konden bestellen.
Naast de illustraties en verhalen waren vanaf nummer 8 ook de contactadvertenties herhaaldelijk aanleiding dat Pin Up Magazine in beslag werd genomen. Toch meldt de redactie in nummer 17 trots dat het blad zich in een toenemende populariteit mag verheugen. Het wordt openlijk in de trein gelezen en de oplage overtreft verre die van vooroorlogse voorgangers. ‘Men stelt hoge eisen aan zijn blad, voelt zich verheven boven de humor van voor 1940.’ Het succes is ook af te lezen aan het toenemende aantal contactadvertenties en er zijn zelfs lezers die het blad alleen om die reden kopen. De redactie maant de opstellers van advertenties tot zelfcensuur, want al te uitgesproken teksten kunnen niet worden gepubliceerd. De helft van de aangeboden advertentie moet worden afgezwakt alvorens voor publicatie in aanmerking te komen. Men is zich bewust dat het succes ook het voortijdige einde van het Pin Up Magazine kan betekenen. Om moeilijkheden te voorkomen worden vanaf nummer 19 geen advertenties meer geplaatst. Reeds in nummer 3 meldt de redactie: ‘Uit het oorspronkelijk manuscript hebben wij noodgedwongen (i.v.m. de Sittardse mentaliteit van onze autoriteiten) een | |
[pagina 30]
| |
pikante bijzonderheid moeten schrappen.’ Hier wordt gezinspeeld op een inspecteur van politie uit Sittard, die op voorhand de eigenaar van de Algemene Spoorwegboekhandel waarschuwde om Vestdijks roman De dokter en het lichte meisje (1950) niet te etaleren ofte verkopen. Dit naar aanleiding van de recensie van de Informatie-Dienst Inzake Lectuur (IDIL), die het boek aanstootgevend had bevonden.Ga naar eind10 Het incident gaf in 1951 zelfs aanleiding tot vragen in de Tweede Kamer. Ook Helmert Mulder zinspeelt in woord en beeld herhaaldelijk op fatsoensrakkers die Pin Up Magazine willen censureren of verbieden. In het voorlaatste lentenummer (33/34) spreekt hij in een lang gedicht zijn afkeer over hen uit. | |
‘Pindril’
Het omslag van het eerste nummer van Pin Up Magazine (december 1948) was van Helmert Mulder, evenals dat van het ‘badnummer’ 15 (1949). Van Glamour Magazine, Studio Mondial en Le Chat Noir kwamen in de late jaren veertig alleen een paar incidentele nummers uit. Het waren nevenedities van Studio de Paris, dat op zijn beurt weer nauw verbonden was met Pin Up Magazine. De omslagen van Studio Mondial en Le Chat Noir zijn van Helmert Mulder, dat van het Glamour Magazine van Henk Albers.
Maar PUM, zoals het blad zichzelf noemde, deed meer dan het uitventen van pikanterieën. Geregeld kreeg het satirische blad Mandril een veeg uit de pan, bijvoorbeeld bij monde van een mannelijke pin-up in nummer 4. In nummer 17 vraagt Simon Carmiggelt in een striptekening van Helmert Mulder: ‘Wie is die ouwe, vieze aap?’ Waarop Henri Knap, redacteur van het gewraakte tijdschrift, antwoordt: ‘Dat is een Mandril. Hij tekent moppen, die niemand snapt, en verder loopt hij van literaire verwaandheid naast z'n eigen schoenen.’ Mandril, dat bestond van 1948 tot 1953, schreef over politiek en cultuur in de trant van het Amerikaanse weekblad The New Yorker. Medewerkers waren journalisten van Elsevier's Weekblad, Het Parool, Het Vrije Volk en De Tijd, die onder deze opiniërende noemer samenwerkten. Mandril bespotte de zorg over zedenverwildering, die zich begin jaren vijftig meester maakte van Nederland. Ondanks die libertijnse inslag was het blad in politiek en cultureel opzicht behoudend: het bestreed te vuur en te zwaard het communisme en had geen goed woord over voor de Cobra-kunstenaars: ‘Zij bevuilen alles wat men aan waarden bijeen kan brengen’, schreef Henri Knap in 1951. De beeldende kunst moest niet abstract zijn en in de literatuur werden vertellers als Jan de Hartog en A.M. de Jong hoger aangeslagen dan Gerard Reve en Bert Schierbeek. | |
[pagina 31]
| |
Gerrit Kouwenaar behoorde tot de categorie kunstenaars waarvoor Mandril weinig sympathie koesterde. De dichter moest het op 19 november 1949 ontgelden in ‘De Kleine Krant’, de satirische achterzijde van De Groene Amsterdammer. Het artikel meldde de aanstaande fusie van het maandblad Mandril en het weekblad Pin up Magazine. Het resultaat van deze versmelting was de tweewekelijkse Pindril, die binnenkort zou verschijnen onder poëtische leiding: ‘De heer Kouwenaar van de Experimentele Groep is voor het hoofdredacteurschap aangezocht.’Ga naar eind11 Studio Mondial, een eenmalige neveneditie van het blad Studio de Paris, kondigde op zijn beurt de verschijning van Pindril aan: ‘Doch zonder een fusie met de van ons blozende bavianenbode en zonder de wel zeer goede Kouwenaar s.s.t.t.’ De Pindril was een aardige vondst, want de overeenkomsten tussen beide bladen waren minstens zo groot als hun verschillen: ze trokken één lijn bij het bestrijden van de betutteling van de overheid. Pin Up Magazine stelde zich opiniërend op bij gebeurtenissen die ingrepen op de vrijheid van drukpers of meningsuiting. Beide tijdschriften waren ontstaan in het ontzuilde vacuüm van vlak na de oorlog en verzetten zich tegen de oprukkende herzuiling. | |
Studio de ParisIn het negende nummer van Pin Up Magazine werd het tweewekelijkse Studio de Paris aangekondigd, waarvan de redactie en administratie op hetzelfde adres waren gevestigd. In de 23 nummers die van deze nieuweling uitkwamen was Helmert Mulder minder nadrukkelijk aanwezig. De nieuwe tekenaar ‘Bebry’ verzorgde de meeste pin-ups, terwijl het blad ook bijdragen bevatte van Jerry Milton (Henk Albers), H. Aman (Han Alleman) en de niet te traceren Alan Jones, Johnny Len en anderen. In Studio de Paris stonden meer verhalen en vervolgverhalen dan in Pin Up Magazine. De uitgever kondigde in de derde Studio aan dat de firma Lux een ‘Geïllustreerd Maandblad’ op de markt wilde brengen, ‘geheel in de geest van haar voornoemde uitgaven, doch fraaier uitgevoerd.’ Hij hoopte onder de lezers 250 aandelen van honderd gulden nominaal te kunnen plaatsen voor de benodigde kapitaalsuitbreiding. Wellicht werd met behulp van deze financieringsconstructie Glamour Magazine uitgegeven, waarvan maar drie nummers verschenen. Daarnaast kwamen incidentele nummers uit van Le Chat Noir en Studio Mondial, met fraaie kleurenomslagen en opnieuw met illustraties van Helmert Mulder en Henk Albers. Waarschijnlijk vonden al deze uitgaven in 1950 een voortijdig einde door de steeds strengere censuur. Zo diende op 28 april 1950 voor de arrondissementsrechtbank van Middelburg een zaak tegen Jacobus van Donk, die in zijn winkel in Terneuzen enkele nummers van het tijdschrift Studio de Paris voorradig had. Hij had het niet slechter kunnen treffen, want laat nou net de ingezetene C.L. Deij de bladen zien liggen.Ga naar eind12 Deij was lid van de Centrale ter bestrijding van de handel in vrouwen, kinderen en pornografie, die onlangs, op 17 juni 1949, was opgericht. Verontwaardigd over de aanwezigheid van zulke aanstootgevende geschriften in zijn vaderstad klaagde hij Van Donk aan, op grond van een artikel in de plaatselijke politieverordening dat het mogelijk maakte op te treden tegen ‘lectuur, klaarblijkelijk bestemd de zinnelijkheid te prikkelen’.
Cartoon van Helmert Mulder in Pin Up Magazine nr. 14 (1949): de geliefden hebben het zo druk met de Kama Sutra dat ze de picknick vergeten.
Helmert Mulder verzorgde in Pin Up Magazine ook de kleine strip ‘Cheques Appeal’. Die in nr. 17 (1949) bevat een sneer aan het adres van het weekblad Mandril. Mulder beelde zichzelf af als de tweede persoon van links.
De kantonrechter in Terneuzen veroordeelde Van Donk tot een boete van f 25 en inbeslagname van de tijdschriften, maar de winkelier ging in hoger beroep. Hij nam de bekende letterkundige, dichter en advocaat H.W.J.M. Keuls (1883-1968) in de arm, die een jaar eerder in Tilburg een soortgelijke zaak onder handen had gehad: daar was op 22 juni 1949 bij boekhandel De Wekker de Nederlandse vertaling van Lady Chatterley's Lover in beslag genomen. Voor de rechtbank in Middelburg betoogde Keuls dat de heer Deij ongetwijfeld een nette man was, maar was dat ook voldoende om hem tot een deskundige te maken op het gebied van erotische literatuur? Gemeentelijke verordeningen over de ontoelaatbaarheid van geschriften waren volgens hem in strijd met de vrijheid van drukpers. Bovendien was het lastig te bewijzen of de uitgever inderdaad de bedoeling had gehad de zinnelijkheid van de lezers te prikkelen. In zijn ogen had | |
[pagina 32]
| |
Studio de Paris nr. 22 (1950). Deze uitbundige pin-up van Helmert Mulder verscheen toen tegen het blad een rechtszaak diende in Middelburg.
| |
[pagina 33]
| |
Fraaie paarsblauwe centerfold van Helmert Mulder in Pin Up Magazine 28 (1950).
| |
[pagina 34]
| |
de uitgever het blad in de eerste plaats op de markt gebracht vanuit een economisch motief, namelijk om winst te behalen. Na Keuls kwam Van Donk aan het woord, die enigszins schijnheilig beweerde dat hij de tijdschriften als proefnummers had ontvangen en geen tijd had gehad om ze in te zien. Als getuige werd gehoord Everardus Franciscus Antonius van Dierendonck, journalist en ‘redactioneel directeur’ van Lux NV, de uitgever van Studio de Paris en Pin Up Magazine. Volgens hem bleven die bladen keurig binnen de grenzen die de wet stelde. Het tweede nummer van Studio de Paris, dat in Terneuzen in beslag was genomen, noemde hij een kleuterblaadje in vergelijking met het zojuist verschenen nummer 22. Daarentegen vond de officier van justitie dat het blad niet door de beugel kon, gezien de zinnelijke inhoud die onverbloemd en op grove wijze werd gepresenteerd. Op 12 mei 1950 deed de rechtbank uitspraak. Doorslaggevend was Keuls? argument dat volgens artikel 7 van de grondwet niemand toestemming nodig heeft om ‘door de drukpers gedachten of gevoelens te openbaren, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet.’ Dit grondwettelijke recht stond lijnrecht tegenover artikel 93 uit de politieverordening, dat wel beperkingen ten aanzien van de inhoud stelde. Op grond daarvan kwam de rechtbank tot het oordeel dat de verdachte niet strafbaar had gehandeld en van strafvervolging werd ontheven. De winkelier kreeg geen boete en de in beslaggenomen tijdschriften moesten aan hem worden teruggegeven.Ga naar eind13 | |
Beeldverhalen en triviaallectuurOmdat je met pin-ups alleen je brood niet kon verdienen, begaf Mulder zich ook op andere terreinen zoals de beeldroman. Dat genre was in de oorlog al zeer populair, hoewel de formaten en de oplagen door de papierschaarste beperkt bleven. De meest bekende zijn de Dick Bos-boekjes van Alfred Mazure, die op den duur door de bezetter werden verboden. Na de oorlog waren ze niet aan te slepen. Ouders en opvoeders vonden ze gewelddadig, hoewel ze meestal over criminaliteitsbestrijding gingen. Op 25 oktober 1948 plaatste het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen zelfs een advertentie die school- en gemeentebesturen aanspoorde het lezen en verspreiden van zulke boekjes tegen te gaan. Ondanks verboden en tegenwerkingen bleef de strip overeind en na het verdwijnen van de papierschaarste werd hij ook op groter formaat uitgegeven. In 1950 verscheen bij Jago (J.A.G. Olie) in Haarlem van Mulders hand De witte hel en in 1952 bij ATH (Arnoldus Teeuwen Handelsdrukkerij) in Rotterdam Start zonder finish. Jago kennen we als de uitgever van de beeldverhaalboekjes De Moker en Bob Crack, die in de late jaren veertig werden geschreven en getekend door de Haarlemmer Hans Ducro (1924-1976). Teeuwen was gespecialiseerd in amusementsblaadjes en stripverhalen, waarvan Mascotte en Bolero de meest bekende waren: ze vergezelden soms De Lach in leesportefeuilles en werden verkocht in stations- en krantenkiosken.Ga naar eind14 Mulder was ook betrokken bij het tijdschrift New Look, waarvan in november 1948 slechts één nummer verscheen met de eerste aflevering van Start zonder finish.Ga naar eind15
Studio de Paris nr. 1 (1949).
Uit een ongebruikte plaat blijkt dat Mulders strip Start zonder finish aanvankelijk Raadsels rond de races heette. De invloed van Dick Bos van Alfred Mazure is onmiskenbaar. Particuliere collectie.
linksonder
Twee pulpbladen met omslagen van Helmert Mulder: Spionnage. Avonturen van de internationale beroepsspion Dennie Ramon, nr. 34; en John Templar. Belevenissen van een gentleman-avonturier, nr. 46. Ook in de pulpbladen van deze jaren heeft hij zijn sporen nagelaten. Deze triviaallectuur werd vooral ver- | |
[pagina 35]
| |
spreid via kiosken en genoot al tijdens het interbellum een grote populariteit. Buffalo Bill, Nick Carter, Nat Pinkerton en Lord Lister, om enige titels te noemen, hadden een trouwe aanhang van voornamelijk mannelijke lezers. Sommige van deze bladen overleefden de oorlog niet, andere verschenen onder een andere titel. Zo werd Lord Lister na 1945 door andere uitgevers en schrijvers voortgezet als John Templar. Belevenissen van een gentleman avonturier.Ga naar eind16 De omslagen van de nummers 33-51 werden verzorgd door Mulder, evenals die van de nummers 20-28 van Spionnage. Avonturen van de internationale beroepsspion Dennie Ramon. De uitgever BHS was op het dezelfde adres gevestigd als Jedes, waarin we de naam van J. de Slegte ontdekken.Ga naar eind17 BHS was ook verantwoordelijk voor Gentlemen Magazine en het zal geen verbazing wekken dat ook daarin pin-ups van Mulder te vinden zijn. | |
Miller wordt MulderToen de spoeling bij de pikante blaadjes dun werd, schoof Mulder moeiteloos door naar de reclamewereld. Hij tekende advertenties voor de sloten van Lips en een stripverhaalde over de toffees van Gilda. Al eerder, in 1949, had hij voor de Amsterdamse uitgeverij Letteren & Kunst een omslag ontworpen voor de roman Azië in de branding van John Gunther. Via zijn vader werkte hij enige tijd bij drukkerij Koningsveld in Leiden en bij de daar gevestigde Nederlandse Rotogravure Maatschappij. In Haarlem was hij werkzaam voor het oudste Nederlandse fotografietijdschrift Focus, waarvoor hij onder andere fotohandboeken illustreerde. Het vrijere werk bij reclamebureaus had zijn voorkeur. Lange tijd verzorgde hij het reclamemateriaal voor bloembollenhandelaren uit Lisse en voor Philips Duphar. Voor de Haarlemse uitgever Keesmaat tekende hij kleuren pop-up boeken die de hele wereld overgingen. Het doosje voor Van Dungens rumbonen is waarschijnlijk het meest bekende beeld dat hij heeft nagelaten. De laatste tien jaar van zijn loopbaan werkte hij op de reclameafdeling van Beecham Pharma in Amstelveen. Na zijn pensionering verhuisden hij en zijn vrouw naar Hellevoetsluis, waar hij zich de Engelse aquarelleertechniek eigen maakte en geregeld met veel succes exposeerde. Helmert Mulder overleed in 1994.Ga naar eind18 De veelzijdige tekenaar maakte niet alleen naam met zijn pin-ups, maar ook met boekomslagen, beeldromans, cartoons en andere illustraties.Ga naar eind19 Uit de talrijke opdrachtgevers blijkt de populariteit van zijn werk. Het is nu moeilijk voor te stellen dat het pikante genre in de jaren vijftig zoveel ophef veroorzaakte. Het blijft jammer dat de Nederlandse Petty zich door de benepenheid van die tijd niet verder heeft kunnen ontplooien.
rechts
Ander werk: reclame van Helmert Mulder voor Lips-sloten. |
|