De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 12]
| |
[pagina 13]
| |
Verzamelen heb ik eigenlijk altijd gedaan, van filmsterrenfoto's en sigarenbandjes tot postzegels. Met de laatste heb ik mij gedurende mijn middelbare schooljaren vermaakt, maar daarna verdween die interesse. Tijdens mijn verblijf in Leeuwarden, waar ik mijn eerste baan als leraar kreeg, verzamelde ik aanvankelijk tegels en later opticaprenten. Maar tegels nemen veel plaats in en optica's gaan gauw vervelen.
Nooyt heeft men in geen Almanakken / Zulke Snavels in zien Plakken. Amsterdam, Wed. Johannes Ratelband en Johannes Bouwer [1767-1775], nr. 64. Zes koppen met kokkerds. Collectie Nico Boerma/Bijzondere Collecties van de UvA.
Toen ik op een middag uit school kwam, zag ik in een winkel prenten liggen van een soort dat ik niet kende. Ze trokken meteen mijn aandacht en vormen het begin van mijn collectie: voor tien gulden per stuk kocht ik achttiende-eeuwse Duitse volksprenten met aan de achterkant vaak teksten van de oorspronkelijke eigenaars. Vol enthousiasme begon ik zulke prenten te verzamelen, maar daarvan waren er in Leeuwarden niet veel te koop. Verder kende ik alleen een antiquaar in de Oude Kijk in 't Jatstraat in Groningen, bij wie ik latere prenten kocht van Beersmans, Brepols, Noothoven van Goor en Meijer. Ik was daar erg tevreden mee, want ik wist niet dat er ook oudere waren. Van Maurits de Meyers De volks- en kinderprent in de Nederlanden (1962) had ik nog nooit gehoord. Deze tevredenheid verdween toen ik een keer werd meegenomen naar het huis van Dam Jaarsma, de bekende verzamelaar van Friese volksverhalen die ook prenten verzamelde (zie het artikel over hem elders in deze Boekenwereld). Hij had prenten van Kannewet en van Ratelband en Bouwer, een type dat ik nog nooit had gezien. Korte tijd later verhuisde ik voor mijn werk naar Amsterdam. Toevallig las ik in de trein in Het Parool een aankondiging van de veiling van de grootste Nederlandse verzameling van volks- en kinderprenten, die van Willem Cornelis van Kuyk uit Haarlem. Zijn collectie kwam onder de hamer bij Paul Brandt in Amsterdam, in een reeks veilingen tussen december 1972 en juni 1974. Ik had nog nooit op een veiling gekocht, maar na enige aarzeling ben ik daar toen heen gegaan. Op den duur kreeg ik de slag van het bieden te pakken. Er kwam bij die gelegenheid een overvloed aan prenten van zeer hoge kwaliteit op de markt. Het Rijksprentenkabinet bood niet, want daar vond men dat men al genoeg had. Voor zover ik mij herinner deed ook het Openluchtmuseum niet mee.
Het was op die veilingen vaak een strijd tussen de verzamelaars Coen van Veen en Jan de Koning, die elkaar weinig gunden. Op de vijfde en laatste veiling van Van Kuyk was de belangstelling bij de meeste verzamelaars afgenomen. Daar kon ik kopen wat ik wilde voor soms zeer lage prijzen, bijvoorbeeld een Kannewet voor f 30. Soms liet ik een prent aan een oude man die sneu keek als ik hem eruit bood. Dat bleek later Van Veen te zijn, die contact met mij zocht na een andere veiling waar ik voor een sinterklaasprent bereid was meer te betalen dan hij. Dit groeide uit tot een prettig contact met een verzamelaar aan wie ik goede herinneringen bewaar, hoewel hij bekend stond als een moeilijke man. Wie iets had gedaan wat hem niet zinde ging ‘in de grote la’ en was voorgoed uit de gratie. Van Veen vond verzamelen een kunst die slechts weinigen beheersten. Van Kuyk niet (‘verzamelt alsof het postzegels zijn’) en De Koning al helemaal niet (‘man is helemaal gek’). Via Van Veen heb ik ook Piet Buijnsters leren kennen. Intussen had ook de handel goed kunnen inkopen. Tijdens de kijkdagen van de derde veiling maakte ik kennis met de Haagse antiquaar Bob Loose en een goed deel van mijn prenten uit de collectie Van Kuyk heb ik via hem verworven. Op veilingen was het aanbod destijds rijkelijker dan nu en jaren achtereen heb ik mijn verzameling kunnen uitbreiden zonder al te veel concurrentie. Eerst opereerde ik samen met Van Veen om de prijzen niet op te drijven, later met Arie van den Berg en Gerard Rooijakkers. | |
[pagina 14]
| |
Komt hier gy Jonge Jeugd en wilt met aandagt leezen / Het Nieuwe A,B,C het was 'er nooyt voor dezen. Amsterdam, Wed. Johannes Ratelband en Johannes Bouwer [1767-1775], nr. 40. ABC-prent met 24 houtsneden van ambachten, beroepen en personen. Collectie Nico Boerma/Bijzondere Collecties van de UvA.
| |
[pagina 15]
| |
Ziet eens deze agt paar Aapen / En hoe zy hier vreugde rapen. Amsterdam, Johannes Kannewet II, [1725-1780], nr. 18, Acht houtsnedes met apentaferelen. Collectie Nico Boerma/Bijzondere Collecties van de UvA.
| |
[pagina 16]
| |
De Historie van de verlore Soon, Stellen wy hier klaar ten Toon. Lukas 15. 11, 23. Amsterdam, Hendrik van der Putte, [1761-1765]. Collectie Nico Boerma/Bijzondere Collecties van de UvA.
| |
[pagina 17]
| |
Van Veen overleed in 1982 en zijn collectie werd twee jaar later geveild in een serie van drie veilingen bij Sotheby's. Ik had het voornemen daaruit vooral vroege Nederlandse prenten te kopen, maar dat lukte van geen kant. De Amerikaanse antiquaar Justin Schiller en het Rijksprentenkabinet gingen verover mijn hoofd en portemonnee heen. Belgische en andere buitenlandse prenten gingen vrij goedkoop weg, maar die had ik laten lopen. Pas lot 164 (zes religieuze prenten van Kannewet) kon ik voor f 325 bemachtigen en daarna ging het beter. Ik kocht het lot Seydel en een lot Stichter en een lot met Jan Jukkers de Roode, Jan van Lee en Johannes Scheffers. Daarna moest ik maar liefst f 3300 betalen voor het kavel Bontamps, omdat Lambiek Coopmans tegen mij opbood. Sommige prenten daaruit had ik al en de dubbelen heb ik weer aan Lambiek verkocht, die ze op zijn beurt doorverkocht aan het museum in Venlo. Ik kocht ook nog een kavel met Mensing, Van Westreenen, Masier en Wansleven en voor f 800 een kavel met zestig prenten van Koster, Lutkie en Cranenburg. Omdat ik voor mijn doen veel geld had uitgegeven, wilde ik de Antiquarenbeurs van dat jaar overslaan. Maar Simon Emmering bood daar de restanten aan van de collectie De Koning, tegen lagere prijzen dan op de veilingen van de collectie Van Veen. Het Rijksprentenkabinet en de Atlas van Stolk waren mij voor, maar dankzij een tip van Arie van den Berg heb ik nog ruim uit de collectie De Koning kunnen kopen. Sindsdien nam het aanbod van goede kinderprenten af en gingen de prijzen omhoog, mede omdat nieuwe antiquaren als Acanthus en Ab van der Steur zich voor dit gebied begonnen te interesseren. Mijn aandacht verlegde zich gedeeltelijk naar Frankrijk en Duitsland, in navolging van Arie, en wat Duitsland betreft ook dankzij bezoeken aan de congressen van de Arbeitskreis Bild Druck Papier. De laatste jaren heb ik in ruime mate gekocht uit de collecties Borms en Buijnsters. Verder heb ik geruild met Jo Thijssen (voornamelijk ‘trappen des ouderdoms’) en Marc Cornelis (religieuze prenten van Brepols en van Glenisson & Van Genechten). Goede Nederlandse volksen kinderprenten uit de achttiende eeuw zijn schaars geworden, maar voor een verzamelaar als ik is het hoopgevend dat die uit de collecties Van Kuyk en De Koning na 35 à 40 jaar weer op de markt komen.
Dit najaar verschijnt bij uitgeverij Vantilt in Nijmegen het boek Kinderprenten, volksprenten, centsprenten, schoolprenten: populaire grafiek in de Nederlanden 1650-1950, van de auteurs Nico Boerma, Aernout Borms, Alfons Thijs en Jo Thijssen. Het grootste deel van de illustraties komt uit de collectie Boerma, die in 2013 in haar geheel is overgedragen aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. Deelverzamelingen van kermis- en nieuwjaarswensen, kransen, sierpapier en van straatliederen vonden daar al eerder een plaats. Het boek wordt gepresenteerd tijdens een symposium in de Aula van de Universiteit van Amsterdam op 15 november 2014.
Kinderen de Zardammer Stier, Zijn groote wreedheyd ziet gy hier. Amsterdam, Adam Meyer, [1833-1849], wederverkoper; uitgave van J.H. de Lange, Deventer, [1833-1849], nr. 30. Houtsnede in bloemenrand. De voorstelling heeft betrekking op een gebeurtenis uit 1649, dus bijna twee eeuwen eerder. De legendarische stier uit Zaandam vertrapte de boer Jacob Ech. Daarna wierp hij met zijn hoorns de hoogzwangere boerin Trijn Jans in de lucht, toen zij haar echtgenoot te hulp schoot. Het kind dat uit haar opengereten buik werd gehaald zou negen jaar leven. Op de prent komt het kind uit de lucht vallen. De functie van de vliegerende jongen is onduidelijk. Collectie Nico Boerma / Bijzondere Collecties van de UvA.
|
|