De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 2]
| |||||||||||||
[pagina 3]
| |||||||||||||
De Europese cultuur kent verhalen die krachtig genoeg zijn om eeuwenlang voort te leven. Hun succes is ongetwijfeld gebaseerd op spannende avonturen, ijzersterke personages, prachtige fantasieën, ontroerende scènes en komische kwinkslagen. Maar ook de manier waarop ze werden verbeeld en verteld droeg ertoe bij dat ze steeds weer in een nieuwe omgeving en een andere tijd populair konden worden. Beide kenmerken gaan op voor de verhalen en thema's die het hart vormen van de tentoonstelling ‘Sterke verhalen’ bij de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam. De tentoonstelling is van 24 juni t/m 5 oktober 2014 te bezichtigen op de Oude Turfmarkt 129 in Amsterdam.
boven
Hier ziet men de Varkens haspelen en spinnen / Om zo haar sobere kost te gewinnen. Amsterdam, Johannes Kannewet II, [1725-1780], nr. 94. Het Rijksprentenkabinet bezit een vroegere uitgave van deze dierenallegorie met het opschrift Die met gemack sijn kost wit winnen / Die set sijn Varcken aen het spinnen, gedateerd 1673 en uitgegeven door de Amsterdamse boekverkoper Jacobus Bouman. Volgens Frederik Muller was dat mogelijk een spotprent op de oorlog met ‘Bommenberend’, de bisschop van Munster die in 1672 de Republiek binnenviel. Collectie Arie van den Berg/Bijzondere Collecties van de UvA. | |||||||||||||
Continuïteit en veranderingDe tentoonstelling draait om vijf personages (Faust, Gulliver, Assepoester, Tijl Uilenspiegel en Cartouche) en twee thema's (‘De omgekeerde wereld’ en ‘De strijd om de broek’). Ter begeleiding van de tentoonstelling verschijnt een gelijknamig boek waarin nog andere figuren en thema's worden besproken, zoals Genoveva van Brabant, Steven van der Klok, Robinson Crusoë, Don Quichot, de Baron van Münchhausen, Blauwbaard, Klein Duimpje, Luilekkerland en diverse komische echtparen, bijvoorbeeld Urbanus en Isabel. De verhalen worden gevolgd vanaf hun ontstaan tot aan de moderne tijd, waarbij het vooral gaat om hun verschijningsvorm in verschillende media. En dat zijn er nogal wat. Het resultaat is een caleidoscoop van Nederlandse, maar ook Franse, Engelse, Duitse en Spaanse volksboekjes, toneelstukken, prenten, tekeningen, affiches, toverlantaarnplaatjes, strips, filmbeelden en objecten als houtblokken, houten schooltassen en toverlantaarns. De rijkdom aan materiaal illustreert dat het onderzoek naar de aanpassingen van verhalen aan veranderende tijden en verschillende media ingewikkeld is. De verkenning van die vijf eeuwen vertelcultuur is echter tevens een fascinerend en verrijkend avontuur. Het onderzoek was ondergebracht bij de Universiteit Utrecht in het kader van het project ‘Popularisering en media-strategieën, 1700-1900’ en werd uitgevoerd door een team bestaande uit Talitha Verheij, Roeland Harms, Louis Grijp en de auteur van dit artikel. Opvallend is dat verhalen in de loop van de tijd zo'n sterke verandering kunnen ondergaan dat de plot een diametrale wending krijgt. Zo is in Doctor Faustus van Christopher Marlowe (ca. 1564-1593) de hellevaart van Faust niet alleen de slot-, maar ook de sleutelscène van het toneelstuk: Faust heeft zijn ziel verkocht aan de duivel en moet zijn gerechte straf ondergaan voor de 24 jaar dat hij zich in zonde heeft gewenteld. Bij de Duitse schrijver Johann Wolfgang Goethe (1749-1832) daarentegen wordt niet Faust, maar diens geliefde Gretchen door de duivel de hel in gesleurd. Soms worden verhalen in de loop van hun bestaan zo sterk bekort dat de oorspronkelijke lading niet meer herkenbaar is. Gulliver's Travels van Jonathan Swift (1667-1745) verscheen in 1726 als een scherpzinnige satire op de samenleving, maar veranderde in de negentiende eeuw in een luchtig kinderboek met dwergen en reuzen. Omgekeerd werden sommige volksverhalen in latere eeuwen herontdekt en omgewerkt tot omvangrijke romans. Dat gebeurde bij Tijl Uilenspiegel, die door toedoen van de schrijver Charles de Coster (1827-1879) uitgroeide tot een zestiende-eeuwse held in de strijd tegen de Spanjaarden. Hoewel de reconstructie van verhalen een grote diversiteit van genres en media aantoont, leggen de makers van de tentoonstelling en de auteurs van het boek de nadruk op de centsprenten. Naar hun overtuiging heeft vooral dit massamedium vanaf de achttiende eeuw allerlei verhalen voor een breed publiek toegankelijk gemaakt. | |||||||||||||
Centsprenten als populair drukwerkDe centsprent wordt ook wel volks- of kinderprent genoemd. Zijn gangbare gedaante is een enkelzijdig bedrukt vel van ongeveer A3-formaat, met zo'n acht tot | |||||||||||||
[pagina 4]
| |||||||||||||
Kinders ziet dit Schouwspel aan / Wat Doctor Faustus heeft gedaan. Amsterdam, d'Erve H. Rynders, [1781-1854], nr. 29. Collectie Arie van den Berg/Bijzondere Collecties van de UvA.
| |||||||||||||
[pagina 5]
| |||||||||||||
twintig afbeeldingen die worden toegelicht door enkele regels (rijmende) tekst. In de regel werden houtsneden gebruikt voor de prentjes. Soms zien we houtgravures en later in de negentiende eeuw wordt ook de lithografie toegepast. Met die laatste techniek konden de prenten direct in kleur worden gedrukt. Vóór die tijd werden de houtsneden handmatig ingekleurd met behulp van sjablonen en een kwast of tampon. Het resultaat van die kleuring oogde nogal slordig en werd in het buitenland schertsend ‘colorier à la manière hollandaise’ genoemd. Om de prijs van de prenten laag te houden werden de houtblokken tientallen, zo niet honderden jaren hergebruikt. Ook zien we dat dezelfde houtblokken door uitgevers werden gebruikt in ander drukwerk als volksboeken en almanakken. De lage prijs van de centsprenten was in overeenstemming met de kwaliteit van het drukwerk en het papier. Het medium was bij uitstek laagdrempelig en lag binnen het bereik van iedereen. In de achttiende eeuw kostte een prent rond de twee duiten, wat gelijk stond aan een oortje of een kwart stuiver. De negentiende-eeuwse standaardprijs van 1,25 cent kwam daarmee overeen en zou omgerekend neerkomen op ongeveer €0,30. De kwalificatie ‘massamedium’ geldt vooral voor de achttiende eeuw, toen de centsprent voor het eerst een grote bloei beleefde. Telde Nederland rond 1700 zo'n vijf prentuitgevers, een eeuw later was hun aantal opgelopen tot negentien. Dat getal krijgt des te meer betekenis als we bedenken dat elk van deze uitgevers jaarlijks duizenden exemplaren op de markt kon brengen. De Amsterdamse firma Erven de Wed. C. Stichter verkocht in 1792 maar liefst 277.000 prenten aan afnemers in binnen- en buitenland. De Turnhoutse firma Brepols en Dierckx zoon verhandelde in 1858 het duizelingwekkende aantal van 786.650 prenten. Grote uitgevers als Brepols leverden voornamelijk aan zogenaamde wederverkopers in Nederland en België, die de prenten in hun winkels doorverkochten aan particulieren. Winkels waren niet het enige verkoopkanaal, de prenten werden ook verkocht op markten en kermissen. Marskramers en omlopers leurden ermee op straat en zorgden voor de verspreiding onder mensen die zelden of nooit een boekwinkel bezochten.
Sjablonen die werden gebruikt bij het inkleuren van centsprenten, ca. 1880-1890. In dit geval gaat het om sjablonen voor de prent Dood van de hertog van Berry, uitgegeven door de firma Brepols in Turnhout. Collectie Herwig Kempenaers, Turnhout.
Helaas is het vrijwel onmogelijk de kopers en lezers van dit type populair drukwerk te traceren. Door hun geringe waarde worden de prenten hoogst zelden opgevoerd in boedelinventarissen. Soms biedt een aantekening van een eigenaar in een notitieboekje of op een prent zelf enige informatie, maar meestal zijn we afhankelijk van indirect bewijs. Zo weten we dat in de negentiende eeuw centsprenten op scholen werden uitgedeeld aan kinderen als beloning voor goed gedrag. Ook kennen we een fijnzinnige ets van Jacob Taanman uit 1872, waarop een jongen en een meisje samen een kinderprent bekijken. Het meisje wijst naar een afbeelding en leest kennelijk het onderschrift voor. Het gaat om een kinderprent met twaalf afbeeldingen, maar jammer genoeg is het onderwerp niet zichtbaar. Er zijn een paar directe getuigenissen overgeleverd van mensen die nostalgisch terugblikken op de prenten van hun jeugd. Een van hen is de suikerraffinadeur en dichter Willem Hendrick Warnsinck (1782-1857), wiens Herinneringen uit mijne kinderjaren zich afspelen tegen het einde van de achttiende eeuw. Hij vertelt dat op school prenten werden uitgereikt aan kinderen die de Heidelbergse catechismus foutloos konden opzeggen: ‘Nog zie ik: den Jan den Wasscher en zijn wijf; de geschiedenis van Urbanus en Isabel; de historie van Tetje Roen, en dergelijke uitmuntende prentwerken.’ | |||||||||||||
Verzamelaars van schaars erfgoedHet is niet vanzelfsprekend dat centsprenten, merendeels van achttiende- en negentiende-eeuwse herkomst, bestudeerd en tentoongesteld kunnen worden. Ze werden in grote oplagen gedrukt en verspreid, maar hadden te weinig waarde om te worden bewaard. Verreweg de meeste gingen de weg van oud papier en werden na kortstondig gebruik weggegooid.
rechts
Jacob Taanman, Twee kinderen met een kinderprent, 1872, ets. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam. Ondanks die ingebouwde vergankelijkheid zijn in Nederlandse erfgoedinstellingen aanzienlijke collecties van deze prenten bewaard gebleven. Het Rijksprentenkabinet in Amsterdam bezit zo'n 8100 centsprenten, het Nederlands Openluchtmuseum in Arnhem 5800. Daarnaast werden dankzij de gedrevenheid en eigenzinnigheid van particuliere verzamelaars als Arie van den Berg, Nico | |||||||||||||
[pagina 6]
| |||||||||||||
Uilenspiegel was een guit / en voerde vele grillen uit. Rotterdam, Hoffers, [1820-1839], nr. 23. Centsprent met 24 voorstellingen. Collectie Nico Boerma/Bijzondere Collecties van de UvA.
| |||||||||||||
[pagina 7]
| |||||||||||||
Hier vind gy, jonge jeugd! het Leeven en de Dood, Van Steeven van der Klok, in al zyn daaden groot. Amsterdam, Erven H. Rynders, [1781-1854], nr. 31. Centsprent met 24 houtsneden. Collectie Arie van den Berg/Bijzondere Collecties van de UvA.
| |||||||||||||
[pagina 8]
| |||||||||||||
Gullivers reis naar Lilliput. Neu Ruppin, Oehmigke en Riemschneider, [1818- ca. 1937] nr. 40. Prent met zestien lithografische voorstellingen. Rijksprentenkabinet, Rijksmuseum Amsterdam.
| |||||||||||||
[pagina 9]
| |||||||||||||
El Mundo Al Revés. Madrid, De Marès y Compañia, [1867-1874(?)], nr. 19. Spaanse centsprent met 48 voorstellingen van ‘de omgekeerde wereld’. Op de uitsnede, met de klok mee, de hond die jaagt op de jager; de verwisselde geslachten; de arme die een aalmoes geeft aan de rijke; en de stier die de matador met een zwaard doorsteekt. Collectie Arie van den Berg/Bijzondere Collecties van de UvA.
De omgekeerde wereld; de jager ontmoet een jagende haas. Duits, eind 19de eeuw. Bilderbogen nr. 34, twee lithografieën, gekleurd met sjablonen. Collectie Arie van den Berg / Bijzondere Collecties van de UvA.
Tableau du Monde Renvené. Nancy, Hinzelin, [1838-1844], z. nr. Vier houtsneden, met sjablonen gekleurd. Collectie Arie van den Berg/Bijzondere Collecties van de UvA.
Boerma, Aernout Borms en Jo Thijssen nieuwe verzamelingen gevormd, vaak met uniek materiaal. Nico Boerma schonk onlangs zo'n 4000 centsprenten aan de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam, terwijl de Koninklijke Bibliotheek in Den Haag van het echtpaar Borms-Koop circa 1200 centsprenten ontving. Arie van den Berg heeft inmiddels een deel van zijn enorme verzameling populair drukwerk overgedragen aan de Bijzondere Collecties van de UvA, waaronder vele centsprenten. Als verzamelaar gaat Van den Berg op een andere manier te werk dan Boerma, Borms en Thijssen. Zijn uitgangspunt is niet zozeer een bepaald genre of type drukwerk, maar de ontwikkeling en verspreiding van verhalen en thema's. Bovendien beperkt hij zich niet tot Nederlands materiaal en zoekt hij steeds naar internationale verbanden, vertalingen en varianten. Een illustratief voorbeeld is het thema van de ‘Omgekeerde wereld’, gebaseerd op het aloude principe van de ironische omkering. Als je de wereld op zijn kop zet, kun je niet alleen de lachers op je hand brengen maar ook wantoestanden aan de kaak stellen. Zo zijn er verhalen over de corrupte en zedeloze geestelijkheid, de ledige en decadente adel, de hebberige en gierige bankier of de domme en botte boer. Illustratief is een hilarische, negentiende-eeuwse Spaanse centsprent, waarop een man gedresseerd wordt door een paard of geslacht wordt door twee varkens, een schaap een kindje braadt aan het spit en een mens de dood te lijf gaat met een zeis. Dankzij zijn internationale benadering is Van den Berg soms in staat ogenschijnlijk verschillende verhalen aan elkaar te koppelen. Zo ontdekte hij dat de achttiende-eeuwse satirische lijkrede over de Franse doodgraver en klokkenluider ‘Michel Morin’ in het Nederlands is vertaald en bewerkt als ‘Steven van der Klok’. Het leven van deze held is overigens verre van spectaculair, wat zijn buitenlandse populariteit des te opmerkelijker maakt. Steven luidt de klokken, geeft les, jaagt vogels uit de kerk, beslecht ruzies, begraaft zijn grootmoeder en komt aan zijn einde doordat hij ongelukkigerwijs uit een boom valt. Steven van der Klok komt trouwens al voor op achttiende-eeuwse prenten, terwijl zijn Franse prototype alleen bekend is in negentiende-eeuwse versies. | |||||||||||||
Een kleine collage van beeldverhalenIn het verleden waren verhalen over vrijen en het huwelijksleven zeer gewild. De centsprenten kunnen gaan over vrolijke bruiloften (Kloris en Roosje), moeizame liefdes (Jan Klaasz en Saartje Jansz) en overspel (Urbanus en Isabel). Een hit zijn de verhalen waarin de vrouw de man domineert, zoals in het geval van Jan de Wasser en zijn vrouw Griet. In hun huwelijk heeft Griet letterlijk en figuurlijk de broek aan en doet jan alle ‘vrouwelijke’ taken in huis: hij kookt, doet de afwas, schrobt de vloer en bakert zelfs het kind. De moraal van dit verhaal was uiteraard dat dit huwelijk ‘verkeerd’ was en geen navolging verdiende.
Ook een klassiek verhaal als Jonathan Swifts Gulliver's Travels (1726) werd bewerkt tot centsprent. De satirische roman bestaat uit vier fantasierijke reisverslagen, waarvan vooral de eerste twee bekend zijn geworden bij het grote publiek. Gullivers eerste reis voert hem naar Lilliput, waar hij een reus is te midden van dwergen, de tweede | |||||||||||||
[pagina 10]
| |||||||||||||
Laet lieve kinderen, laet, de moordlust en bedryven / van deze groeten schurk, in uw geheugen blyven. Turnhout, Fr. A. Beersmans, [1866-1902] nr. 48. Centsprent met twintig voorstellingen over het leven en de avonturen van de beruchte misdadiger Cartouche, die in 1721 terechtgesteld was. Onder elke afbeelding een tweeregelig vers in het Nederlands en Frans. Collectie Nico Boerma/Bijzondere Collecties van de UvA.
| |||||||||||||
[pagina 11]
| |||||||||||||
naar Brobdingnag, waar hij een dwerg is te midden van reuzen. Op zijn derde reis belandt hij in het door de wetenschap gedomineerde Laputa, op de vierde komt hij terecht bij het intelligente paardenras der Houyhnhnms. Gulliver's Travets was een meesterlijke satire van menselijke eigenaardigheden en gebreken, verpakt in tot de verbeelding sprekende avonturen. Het werk was bij zijn verschijning direct een succes en werd binnen vijf weken twee keer herdrukt. Een Nederlandse vertaling verscheen al in 1727. Van Gulliver's Travels kwamen in de negentiende eeuw centsprenten en kinderboeken op de markt, die vooral de twee eerste en meest toegankelijke reisverhalen populariseerden. De prentmakers moesten natuurlijk het verhaal inkorten en verbeeldden vooral de meest heroïsche en humoristische passages.
Sprookjes werden vanaf de achttiende eeuw eveneens bewerkt tot centsprenten. Vele daarvan gaan terug op de zeventiende-eeuwse sprookjes van Charles Perrault, die niet per se voor kinderen waren bestemd. De aanpassingen voor een jeugdig publiek vonden veelal plaats in de negentiende eeuw, waarbij het rauwe stramien van Perrault nogal eens werd vervangen door het meer zachtaardige van de gebroeders Grimm. Toch zijn de prentmakers niet altijd met die pedagogische trend meegegaan, getuige een bloederige Roodkapje. In de Grimm-versie redt de houthakker Roodkapje en haar grootmoeder uit de buik van de wolf, zodat het verhaal een gelukkig einde heeft. Een negentiende-eeuwse prent van de Amsterdamse uitgever Erve(n) H. Rynders (1781-1854) houdt echter vast aan de versie van Perrault. Het sprookje eindigt simpelweg met het verscheuren van Roodkapje door de wolf. Niks geen moraal of happy end.
Rond 1500 werd het levensverhaal van Tijl Uilenspiegel door Hermann Bote opgeschreven en kort daarna (ca. 1510-1511) werd het als volksboekje gedrukt in Straatsburg. Aanvankelijk waren deze verhalen bedoeld als een morele les. Tijl is lui, eet te veel, steelt en wordt opgevoerd als afschrikwekkend voorbeeld voor de brave burger. In de loop van de tijd veranderde hij echter van een kwaadaardige schalk in een goedmoedige schelm. Als volksboek en centsprent werd hij een absolute bestseller die alle lagen van de bevolking aansprak. De beknotting van de anekdoten in de bewerking tot centsprent had soms ernstige inhoudelijke consequenties. Van de vele taalgrappen in het oorspronkelijke verhaal bleef weinig over. Ook zijn de scènes en de bijbehorende teksten sterk ingekort. In de prent Hier heeft de Jeugd tot haar geryf staat bij een plaatje met een berg schoenen: ‘Thyl krygt een schoen van d'een en ander/ En doet ze vegten onder malkander’. Er wordt niet uitgelegd dat Tijl eerst aan een groep kinderen heeft gevraagd hem een schoen te geven, deze aaneenreeg aan een touw, ermee danste en ze vervolgens op een hoop gooide. Waarop de kinderen wanhopig probeerden in deze chaos hun eigen schoen terug te vinden. In de negentiende eeuw neemt Tijls leven een opmerkelijke wending. De Vlaamse auteur Charles de Coster maakte van hem een zestiende-eeuwse vrijheidslievende geus, die het opnam tegen de Spaanse koning Philips II. De Coster schiep ook de alom bekende Lamme Goedzak als de vaste kompaan van Tijl Uilenspiegel. Het bestaan van Lamme Goedzak bleef niet beperkt tot de vuistdikke roman van De Coster, want op zijn beurt voedde dit personage weer de populaire prentcultuur. Helemaal origineel was deze figuur niet, want De Coster modelleerde hem naar de historische Jan de Wasser, de sullige prentfiguur die gekoeioneerd werd door zijn vrouw. De centsprent over Lamme Goedzak gaat dan ook vooral over zijn moeizame huwelijksleven en zijn bazige vrouw. De onderdrukking door zijn echtgenote valt hem zo zwaar dat hij eraan ten onder gaat en sterft.
De paar voorbeelden die hier besproken zijn illustreren de betekenis van populair drukwerk als centsprenten voor de Nederlandse vertelcultuur. Dit laagdrempelige medium verspreidde de verhalen op grote schaal, verlengde hun levensduur door de eindeloze reproductie met goedkoop materiaal en functioneerde als vehikel van narratief erfgoed dat in de handen van literatoren een nieuw leven kon gaan leiden. Alle reden dus om ze te verzamelen, bestuderen, ten toon te stellen, bewonderen en koesteren.
De Vertelling van Roodkapje. Amsterdam, Erven H. Rynder, [1781-1854], z.nr. Twaalf ingekleurde afbeeldingen. Wanneer de wolf bezig is Roodkapje te verslinden, houdt het sprookje abrupt op. Collectie Arie van den Berg/Bijzondere Collecties van de UvA.
|
|