De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 68]
| |
[pagina 69]
| |
Wie antiquariaten bezoekt, op boekenbeurzen snuffelt of op boekenwebsites surft, zal regelmatig deeltjes tegenkomen van de door Servire-De Baanbreker gepubliceerde series Russische prentenboeken. Opvallend is niet alleen het enthousiasme van handelaren en verzamelaars over deze boekjes, maar ook de onduidelijkheid omtrent hun datering in catalogi en andere publicaties: nu eens ‘de jaren twintig’, dan weer ‘de jaren dertig’ en soms een specifiek jaartal uit die periode. Het is daarom goed de feiten eens op een rijtje te zetten.
rechti
Omslag van het tijdschrift Nederland-Nieuw Rusland I (1929). nr. 3. In opdracht van de socialistische Vereeniging De Baanbreker bracht Uitgeverij Servire, destijds gevestigd in Den Haag, drie series Russische prentenboeken uit. De eerste twee zijn bijna vierkant van vorm (losse deeltjes 220 × 188 mm; gebonden 225 × 190 mm) en bestaan elk uit drie titels. De derde heeft een langwerpig formaat (losse deeltjes 295 × 220 mm; gebonden 300 × 220 mm) en bestaat uit twee titels. De prentenboeken komen voor als losse deeltjes en als seriebundels met een kartonnen omslag en een linnen rug. De onduidelijkheid over de datering is te wijten aan het ontbreken van een jaar van publicatie in zes van de acht deeltjes. Twee stuks, beide uit de tweede serie, zijn gedateerd 1930, of om precies te zijn mcmxxx. Dat biedt althans enig houvast voor de datering van de andere. | |
ExpositieVan 21 april tot 13 mei 1929 was in het Amsterdamse Stedelijk Museum de tentoonstelling ‘Grafiek en boekkunst uit de Sovjet-Unie’ te zien.Ga naar eind1 Een in het oog springend onderdeel was de presentatie van zo'n 150 kinderboeken, waarover de Nederlandse pers bijna zonder uitzondering lovend schreef. Natuurlijk was de taal een barrière voor de meeste bezoekers - ‘wat jammer dat we niet weten wat er staat’, was een veelgehoorde verzuchting.Ga naar eind2 Desondanks of juist daarom vielen de kleurenrijkdom en de interactie tussen beeld en taal op. Niet alleen de pers was enthousiast, ook vanuit pedagogische hoek kwamen positieve reacties. Een voor die tijd ongebruikelijk grote bezoekersstroom kwam naar het Stedelijk Museum om de tentoonstelling te bekijken. In de notulen van de Sovjet-organisatie die eraan meewerkte is sprake van zo'n 5000 bezoekers die ongeveer 700 kinderboeken kochten.Ga naar eind3 Dit aantal is nog exclusief de bezoekers die later dat jaar in Rotterdam en Arnhem de aldaar geëxposeerde delen van de tentoonstelling bezochten. We kunnen aannemen dat deze positieve reactie voor Vereeniging De Baanbreker een reden is geweest om Nederlandse vertalingen van deze Russische kinderboeken op de markt te brengen. Er is echter meer dan dit indirecte verband. Een van de betrokkenen bij de bewerkingen van de eerste serie Russische prentenboeken was onderwijsvernieuwer Ina Elisa Prins Willekes MacDonald (1886-1979), gewoonlijk Ina Prins genaamd. Samen met haar ex-man, de journalist Apie Prins, had zij in 1928 het Genootschap Nederland-Nieuw Rusland opgericht, de drijvende kracht achter de tentoonstelling in het Stedelijk Museum. In het derde nummer van het tijdschrift Nieuw Rusland, dat gelijktijdig met de tentoonstelling uitkwam, schreef zij een uitvoerige beschouwing over de Russische kinderboeken.Ga naar eind4 In gewijzigde vorm werd dat artikel later dat jaar gepubliceerd in het geïllustreerde maandblad De vrouw en haar huis.Ga naar eind5 Volgens haar sluiten de vormgeving en de inhoud van de Russische kinderboeken goed aan bij de belevingswereld van het kind. Ina Prins vormt de verbindende factor tussen de tentoonstelling, het Genootschap Nederland-Nieuw Rusland en de Russische prentenboeken van Uitgeverij Servire en Vereeniging De Baanbreker. Het Genootschap Nederland-Nieuw Rusland geeft ook uitsluitsel over de verschijningsdatum van de eerste serie Russische prentenboeken. Het vijfde nummer van het tijdschrift Nieuw Rusland (oktober-december 1929) | |
[pagina 70]
| |
bevat aan de binnenzijde van de achteromslag een advertentie van de uitgever: ‘15 november is de eerste serie verschenen.’Ga naar eind6 Ondanks het ontbreken van het verschijningsjaar in de boekjes zelf is hiermee een exacte datum gevonden! | |
Eerste serieDe eerste reeks omvat De gouden blaren, Het vroolijke onweer en Dieren in den Winter, die werden bewerkt door een duo in wisselende samenstelling. Ina Prins bewerkte met vertaalster Ljoeba Dworson (1893-1982) De gouden Noren en Dieren in den Winter, Eliza Hess-Binger (1878-1943) met dezelfde partner Het vroolijke onweer. Dworson, geboren in de Wit-Russische stad Witebsk, vertaalde in de jaren twintig diverse Russische klassieken in het Nederlands. Naar alle waarschijnlijkheid vertaalde zij de prentenboeken, terwijl Prins en Hess-Binger zich bekommerden om de juiste pedagogische vorm en stijl ten behoeve van de doelgroep. Hess-Binger, die in het vernietigingskamp Sobibor om het leven zou komen, schreef in de jaren twintig en dertig kinderliedjes en kinderboeken, terwijl Prins zoals gezegd een belangrijke onderwijsvernieuwer was. Deze eerste serie van drie kinderboekjes werd uitgegeven in de oorspronkelijke opmaak en typografie en in het oorspronkelijke formaat. Opvallend is dat alleen het tweede boekje terug te vinden is in de catalogus van de Amsterdamse tentoonstelling. Onder nummer 89 staat daar de Russische versie uit 1928 onder de titel Het vroolijke onweer.Ga naar eind7 Het boekje werd geschreven door Olga Goerjan en geïllustreerd door de Moskouse kunstenaar Boris Pokrovskij (1900-?). Hier stuiten we op een opmerkelijk aspect: alle drie de boekjes uit de eerste serie werden geïllustreerd door in Moskou werkende kunstenaars. Voor Nederlandse begrippen is dat weinig betekenisvol, maar voor Russische bestond tussen de steden Moskou en St. Petersburg (Leningrad) een wereld van verschil. De gouden blaren van Rashel Engel (1900-1944) werd geïllustreerd door Sofia Visjnevetskaja (1899-1962) en Jelena Fradkina (1902-1980), vermeld als respectievelijk Wyschnewetski en Fradkin. De Russische versie van dit boekje werd in contemporaine publicaties vaak als voorbeeld gebruikt om de interactie tussen tekst en beeld weer te geven. Het ontbreken daarvan in de catalogus van de Amsterdamse tentoonstelling wil overigens niet zeggen dat het daar niet te zien was. Dieren in den Winter van de beroemde negentiende-eeuwse Russische sprookjesschrijver Aleksandr Afanasjev (1826-1871) werd door Nikolaj Koeprejanov (1894-1933) geïllustreerd. Hier zou een misverstand kunnen ontstaan, want op de titelpagina staan de namen andersom vermeld: Koeprejanov als auteur en Afanasjev als illustrator. De uitgever heeft auteur en illustrator met elkaar verwisseld en werd niet gecorrigeerd door Dworson, voor wie Afanasjev zeker geen onbekende is geweest. | |
Tweede serie
Pagina en omslag van Het vroolijke onweer.
In de boekjes van de eerste serie worden de titels van de tweede aangekondigd voor het voorjaar van 1930. Dat de tweede reeks tijdens het verschijnen van de eerste al bijna klaar was blijkt uit de prijsvermelding - gebundeld | |
[pagina 71]
| |
f1,95 tegenover f 2,25 voor de eerste serie - en de specificatie van de inhoud. Ina Prins vermeldde in haar korte bespreking van de eerste serie al dat de volgende een verrassende kijk op de Russische volkshumor zou geven, vergelijkbaar met de dwaze vrolijkheid van Engelse verhaaltjes voor kinderen.
rechts
Pagina uit Volksrijmpjes. Pagina uit Dieren in de winter.
Omslag van De reis door Rusland.
Ze sloeg de spijker op z'n kop. Zowel Volksrijmpjes als Ben ik 't nou of ben ik 't niet? verschenen zonder auteursnaam. Het eerste bevat Russische rijmpjes, het tweede uit het Russisch vertaalde Engelse(!) nonsens-gedichtjes als ‘Humpty-Dumpty’, in het Nederlands vertaald als ‘Ei, Ei, Eierdop’. Beide boekjes met kinderrijmpjes werden geïllustreerd door de kunstenaar Vladimir Konasjevitsj (1888-1963) uit Leningrad/St. Petersburg. Het laatste boekje van de tweede serie is De reis door Rusland van het illustere duo van schrijver Samuil Marsjak (1887-1964) en illustrator Vladimir Lebedev (1891-1967). De tweede serie blijkt een volledig Leningradse aangelegenheid, waarmee de Nederlandse uitgever onbedoeld het verschil tussen de twee steden zichtbaar maakte. Ook kan worden gesteld dat de tweede serie voor een wat jonger publiek bedoeld is. De eerste serie in proza was volgens Ina Prins gericht op de leeftijdscategorie van vier tot acht jaar; de op rijm gestelde tweede lijkt voor de allerkleinsten bedoeld. Deze tweede reeks werd ruim een jaar na verschijnen door W. Jos de Gruyter uitvoerig besproken in Elsevier's Geïllustreerd Maandschrift van september 1931.Ga naar eind8 Hij memoreert ‘een primaire zuiverheid, een ongedwongen volkschheid en een argelooze levendigheid, die al te vaak zoek zijn in de meermalen droge, vaak artistiek gekun- | |
[pagina 72]
| |
[pagina 73]
| |
[pagina 74]
| |
p. 72-73 Pagina's uit Circus.
Omslag van de Franstalige, Belgische editie.
Omslag van Ijsco.
| |
[pagina 75]
| |
stelde, soms ronduit laffe, banale of sentimenteele kinderboeken van Westeuropeesche-Amerikaansche productie.’ Die ‘primaire zuiverheid’ schrijft hij toe aan de primitiviteit van het Russische volk, die hij gelijkstelt met kinderlijkheid. Ook interessant is deze waarneming: ‘En specifiek modern-Russisch is het ook, dat de grootste kunstenaars zich niet te goed voelen om aan deze uitgaven nu en dan mee te werken (Lebedeff toont zich in “De reis door Rusland” uit de tweede serie een Russische Van der Leck!) Terwijl bovendien geen illustrator in Rusland erover denkt, zijn teekeningen af te leveren en de verzorging van het overige aan een ander over te laten: hij maakt van het geheele boekje een nauwkeurig model.’ Met die opmerking raakt De Gruyter aan de kern van de artistieke kwaliteit van het Russische kinderboek uit de jaren twintig. | |
Derde serieHet formaat van de drie deeltjes uit de tweede serie is gelijk aan dat van de eerste, maar komt niet overeen met het oorspronkelijke Russische. Hoewel we het Russische origineel voor Volksrijmpjes en Ben ik 't nou of ben ik 't niet? niet hebben gezien, weten we op basis van het ons bekende voorbeeld van De reis door Rusland dat het formaat is aangepast. De Russische editie daarvan, als nummer 80 onder de titel Bagage in de catalogus van Amsterdam, is kleiner en meer langwerpig (195 × 145 mm). Het formaat van de derde serie wijkt af van dat van de eerste twee en sluit weer aan bij de Russische originelen. De laatste twee prentenboeken IJsco en Circus zijn opnieuw een Leningradse coproductie van Marsjak en Lebedev. Deze twee deeltjes kunnen zonder twijfel gerekend worden tot de beste voorbeelden van Russische (avant-garde) kinderboeken uit de jaren twintig. In de Amsterdamse catalogus is een illustratie uit IJsco afgebeeld, maar het boek zelf is niet in de lijst opgenomen. Circus wordt opgevoerd als nummer 84 in die catalogus. De verschijningsdatum van deze serie kunnen we niet exact aangeven. In zijn artikel van september 1931 spreekt De Gruyter over drie series van elk drie boekjes, die in het vorige jaar zijn verschenen. Volgens hem zou de derde serie dus nog in 1930 zijn verschenen en ook uit drie delen bestaan. Dat hij alleen de eerste twee bespreekt geeft aan dat hij de derde niet in handen heeft gehad, dan wel slecht heeft bekeken. Het ons bekende reclamemateriaal van de uitgever geeft evenmin uitsluitsel. Diens Circulaire no. 2 is geheel gewijd aan de eerste serie.Ga naar eind9 Naast drie proeven van illustraties bevat dit vouwblad citaten uit lovende kritieken over de tentoonstelling van Russische kinderboeken eerder dat jaar. Dezelfde citaten keren terug in de reclamevellen die zijn opgenomen in de kalender voor 1930 van Vereeniging De Baanbreker.Ga naar eind10 In de uitgeversfolders van 1931 en later is de derde serie wel opgenomen. Op grond van deze aanwijzingen vermoeden wij dat de verschijningsdatum van IJsco en Circus in het najaar van 1930 ligt. Het verschijnen werd in ieder geval niet gemeld in Nieuw Rusland; de aandacht van Ina Prins was op dat moment al meer gericht op onderwijsvernieuwing en de positie van de vrouw. | |
BestsellersDe uitgever meldt in zijn folder uit 1931 wel het grote succes van de series: ‘Deze Russische Prentenboeken hebben zich een vaste plaats in het Hollandsche kinderhart weten te veroveren. In nog geen twee jaar tijds werden - in Holland en Vlaanderen te zamen - reeds meer dan drie en zestig duizend van deze deeltjes verkocht.’Ga naar eind11 Dat aantal lijkt wat hoog gezien de oplages van vier- en vijfduizend exemplaren die in vijf van de zes deeltjes uit de eerste twee series vermeld staan. De Gruyter schetst waarschijnlijk een reëler beeld, wanneer hij in 1931 schrijft dat in de eerste maand na verschijnen 4000 exemplaren werden verkocht en in het eerste jaar 10.000. Tussen neus en lippen door wordt in de uitgeversfolder ook melding gemaakt van de Vlaamse uitgaven van de eerste twee series door uitgeverij De Wilde Roos in Brussel. De derde serie verscheen bij dezelfde uitgeverij onder haar Franse naam L'Eglantine alleen in een Franstalige versie. Overigens verschenen de series in België alleen gebundeld, niet als losse deeltjes.
Servire biedt de series ook in haar folders uit 1932 nog te koop aan.Ga naar eind12 De uitgeverij en Vereeniging De Baanbreker liepen met hun Russische prentenboeken voorop in Europa. Het waren de eerste vertalingen van Sovjet-Rusische prentenboeken die in het westen verschenen. |
|