De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 62]
| |
Een gevleugeld paard van tachtig jaar
| |
[pagina 63]
| |
Pegasus bestaat in 2014 tachtig jaar en is springlevend. Alle boeken van de uitgeverij sinds 1934, te beginnen met de Nederlandse vertaling van het Kommunistisch Manifest van Marx en Engels, staan keurig in het gelid in een lange boekenwand in het huidige onderkomen aan de Spuistraat 316 in Amsterdam; de boekhandel van Pegasus is vlak achter de uitgeverij gevestigd, met de ingang aan het Singel 367. Een bescheiden bedrijfsarchief is voor onderzoek beschikbaar. Oud-directeur Joop IJisberg (1943), die in 1969 toetrad tot het bestuur van Stichting Pegasus, in 1979 bij Pegasus ging werken en in 1980 directeur werd, kan veel vertellen over het roemruchte verleden. Kortom, er is genoeg materiaal voorhanden, maar tot dusverre heeft niemand de moeite genomen de geschiedenis van deze intellectuele overlevende van het Nederlandse communisme te schrijven. Dit artikel - het eerste van een drieluik dat in de komende twee nummers van De Boekenwereld wordt voortgezet - wil daartoe een aanzet zijn. Het is gebaseerd op literatuur, rapporten van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, herinneringen van Joop IJisberg en een goed gesprek met de tegenwoordige directeur Susan van Oostveen.Ga naar eind1
De eerste Nederlandstalige uitgave van Het Communistisch Manifest was in 1934 tevens de eersteling van Pegasus. Nog datzelfde jaar verscheen een tweede, ‘verbeterde’ druk onder de titel Het Kommunistisch Manifest: de ‘c’ was een ‘k’ geworden. Collectie Pegasus, Amsterdam.
| |
De voorgeschiedenisDe oprichter van Pegasus was Daan Goulooze (1901-1965), telg uit een overtuigd socialistisch gezin. Zijn vader was lid van het syndicalistische Nationaal Arbeids Secretariaat (NAS) en Ferdinand Domela Nieuwenhuis was de held des huizes. Daan kwam via het NAS terecht bij de Sociaal-Anarchistische Jeugd Organisatie (SAJO), waar hij al snel de redactie deed van het blad De Opstandeling. Daar ontstond zijn fascinatie voor de gedrukte propaganda en het uitgeversvak. De liefde voor het uitgeven werd versterkt door zijn overtuiging dat de communistische gedachte niet alleen werd gerechtvaardigd door de historische ontwikkeling, maar om rationele en morele redenen zo waardevol was dat iedereen haar moest kunnen bestuderen. En dat kon natuurlijk alleen als deze mens- en maatschappijvisie in gedrukte vorm werd verspreid. In de jaren twintig sloot Goulooze zich aan bij de Communistische Partij Holland (CPH) en wierp zich op de publicatie van het blad De Jonge Communist.Ga naar eind2 Hij veranderde de naam in De Jonge Arbeider en kwam voor de Communistische Jeugdbond in het partijbestuur. Dat belastte hem met het uitgeven van brochures en boeken, voorlopig bij hem thuis als voortzetting van het Agentschap Amstel dat sinds een paar jaar als uitgeverij fungeerde. De partij had zich tot dan toe beperkt tot het drukken en verspreiden van brochures en was niet toegekomen aan het publiceren van belangrijke communistische geschriften in het Nederlands. Goulooze haalde deze achterstand in hoog tempo in. Volgens zijn biograaf Ger Harmsen gaf hij in 1932 zelfs al een roman uit, ideologisch verantwoord uiteraard.Ga naar eind3 Dat was Het eerste meisje; een romantische geschiedenis, geschreven door de Russische auteur Nikolaj Bogdanow. Het boek ging over de manier van leven en de gedachtewereld van de leden van de Komsomol, de communistische jeugd organisatie in de Sovjet-Unie, en besteedde vee! aandacht aan de seksuele ethiek in die beweging. | |
De oprichtingIn 1934 ging de partijdrukkerij Atalanta in Amsterdam failliet en werd de partijkrant De Tribune enkele maanden verboden, omdat de berichtgeving over het Jordaanoproer de autoriteiten onwelgevallig was.Ga naar eind4 Een en ander maakte de noodzaak van een meer slagvaardige propaganda duidelijk. Daartoe werd in februari van dat jaar Uitgeverij Pegasus opgericht, die meteen agent werd voor buitenlandse communistische bladen als de Deutsche Volkszeitung en Neuland, een Duits ‘Godloozen-tijdschrift’ zoals De Tribune het op 16 maart aankondigde. Daan Goulooze werd volgens het Handelsregister ‘procuratiehouder’ en in de praktijk bedrijfsleider, en bleef dat tot 1940.Ga naar eind5 Zijn mede-oprichters waren de jurist Alex de Leeuw, die de naam Pegasus bedacht, en de ingenieur Anton Struik, die als lid van het partijbestuur achter de schermen grote invloed had en tevens redacteur was van het in 1935 opgerichte maandblad Politiek en Cultuur. De Leeuw ontleende de naam Pegasus aan de Griekse mythologie en had daarbij waarschijnlijk geen associatie met de ideologie die de uitgeverij wilde uitdragen. Het was in de communistische wereld niet ongebruikelijk om namen te ontlenen aan de Griekse mythologie, want | |
[pagina 64]
| |
Marx had Prometheus al tot heilige op de atheïstische kalender uitgeroepen. Pegasus was het gevleugelde ros waarop de dichters aan de werkelijkheid ontstegen. Goulooze en de zijnen wilden van hun uitgeverij meer maken dan alleen een partij-instituut. Pegasus heeft vanaf het begin een duidelijke lijn gevolgd: de politieke vorming was niet het enige doel, de verspreiding van cultuur was minstens zo belangrijk. Dat laatste hoefde niet alleen met behulp van eigen uitgaven te gaan, de boekhandel verkocht ook die van anderen.Ga naar eind6
Pegasus begon op de Nieuwe Prinsengracht 29, alweer het huisadres van Daan Goulooze, maar verhuisde met ingang van 1 februari 1935 naar de Hemonystraat 5 in Amsterdam-Zuid. Op dat adres bleef de uitgeverij gevestigd tot het uitbreken van de oorlog. In oktober 1937 erkende de Vereeniging ter Bevordering van de Belangen des Boekhandels zowel de uitgeverij als de boekhandel, die voortaan alles mocht verkopen wat in Nederland verscheen.Ga naar eind7 Harmsen schetst de spagaat waarin Pegasus vanaf het begin heeft gezeten. Bij het kiezen van publicaties gingen Goulooze en zijn collega's uit van auteurs die een algemeen links standpunt verkondigden, maar tegelijk stelde de partij steeds strakkere eisen aan de uitleg van de communistische leer en werd iedere wat vrijere interpretatie onmiddellijk voorzien van het gevaarlijke stempel ‘trotskisme’.Ga naar eind8 Goulooze was in zijn element. In hoog tempo publiceerde hij in zeven deeltjes van elk 32 pagina's het A.B.C. van het Communisme, met als hekkensluiter het Beknopt overzicht van de Nederlandsche Arbeidersbeweging van het communistische Tweede Kamerlid Louis de Visser. Daarop volgden tussen 1934 en 1940 de 24 delen van de Marxistische Bibliotheek, die voor het eerst de werken van Marx, Engels, Lenin en ook Stalin in het Nederlands toegankelijk maakte. Voor Lenins werken stonden twaalf delen op het programma, maar door het uitbreken van de oorlog in 1940 bleef de reeks bij negen steken. Susan van Oostveen benadrukt dat bijna alle Nederlandse uitgaven van de marxistische klassieken nog leverbaar zijn en indien nodig worden herdrukt. | |
Een breed fondsGoulooze lijkt vrij te zijn geweest van de onder communisten gangbare vooroordelen jegens intellectuelen. Hij legde makkelijk contacten met progressieve auteurs buiten de enge communistische kring en wist lezers te trekken die niet tot de eigen parochie behoorden. Goulooze wilde met de uitgaven van Pegasus zijn geestverwanten niet alleen politiek opvoeden, maar ook vertrouwd maken met aardrijkskunde, geschiedenis en literatuur, dus ook met poëzie. Om die reden verkocht Boekhandel Pegasus een bloemlezing van Vondels gedichten, die in 1937 was verschenen bij de gelijknamige uitgeverij en was bezorgd door de neerlandici J.A.N. Knuttel - partijlid - en J.W. Verkruisen. De werken van de marxistische historicus Jan Romein, die al in 1927 uit de partij was getreden, werden niet bij Pegasus uitgegeven, maar waren wel in de winkel verkrijgbaar. Uitgeverij en boekhandel speelden in de jaren dertig een opvallende literaire en culturele rol in het fanatieke, maar ook optimistische linkse Nederland. Een keur van vooruitstrevende intellectuelen voelde zich aangetrokken door het communisme. Als hoeder van de arbeidersbeweging was Pegasus uiteraard ook bereid om minder goed opgeleide lezers een helpende hand toe te steken. Met dat doel verscheen in 1937 Pegasus' Vreemde Woordenboek, samengesteld door Siegfried van Praag. De uitgeverij publiceerde wetenschappelijke uitgaven over het socialisme van partijgenoten als Sebald Rutgers (Indonesië), Alex de Leeuw (Het socialisme en de natie) en Johan Visscher (Geschiedenis van de Nederlandsche Arbeidersbeweging). Door aan de jonge uitgeverij een echte boekhandel te verbinden stimuleerde Goulooze de distributie van de communistische literatuur.
Een blik op het fonds toont de verscheidenheid. Zo gaf Pegasus in 1935 de bundel Verzamelen. Gedichten uit van de socialistische en later nationaal-socialistische domineeszoon en dichter Martien Beversluis. De catalogus van 1937 vermeldt een bloemlezing van Multatuli, die werd bezorgd door Siegfried van Praag, Johannes Voskuil en Anna Maria van Gogh-Kaulbach. Eveneens in 1937 verscheen De Rode Komeet. Een avontuurlijke reis, een science-fiction verhaal van Robert Geoffrey Trease waaraan ene Gerard Revers meewerkte: pseudoniem van Gerardus Johannes Marinus van het Reve, onder communisten beter bekend als Gerard Vanter en de vader van Gerard en Karel van het Reve.
Het oudste vignet met het gevleugelde paardje werd ontworpen door Harry van Kruiningen (alias Henry Adelbert Janssen, 1906-1990), die later een bekende grafische kunstenaar werd. Collectie Koninklijke Vereniging van het Boekenvak/Bijzondere Collectief van de UvA.
Het eerste deeltje van de educatieve reeks Het ABC van het Communisme verscheen in 1934 en was te koop voor 15 cent. Collectie Pegasus, Amsterdam.
Brochure over Lenin, ca. 1937. Universiteitsbibliotheek Amsterdam.
En natuurlijk liet Pegasus Russische romans vertalen, zoals in 1937 De heldendaad: een vertelling van Boris Matveevič en in 1938 In storm geboren van Nicolaj Alekreevič. Ook de Duitse schrijver Lion Feuchtwanger werd in 1938 opgenomen in het fonds met zijn Succes: | |
[pagina 65]
| |
roman in vijf boeken. De romans van de communistische schrijver Theun de Vries verschenen in deze tijd nog niet bij Pegasus; zijn in Friesland gesitueerde romancyclus Stiefmoeder aarde werd in 1936 uitgegeven door Van Loghum Slaterus in Arnhem. Pas in 1954 zou een roman van De Vries bij Pegasus uitkomen, namelijk Hagel in het Graan, het derde deel van de trilogie 1848. Daar bleef het niet bij. Eveneens in 1937 verscheen het verslag van de reis die het CPN-Kamerlid Roestam Effendi had gemaakt naar de Sovjet Unie: Van Moskou naar Tiflis: mijn reis naar de nationale Sovjet Republieken van de Kaukasus. De uit Nederlands-Indië afkomstige Effendi stond in de jaren dertig binnen de communistische partij in hoog aanzien als fel debater in de Kamer. Hij was toen en bleef ook later een geestverwant van Daan Goulooze. Bij de interne perikelen in de CPN rond en tijdens de zogenoemde juli-conferentie in 1945 koos hij diens kant en in januari 1946 volgde zijn onvermijdelijke royement. Natuurlijk speelde de uitgeverij van de CPN ook een rol in de papieren strijd met de nazi's. Dat gebeurde met artikelen en polemieken in Politiek en Cultuur, maar ook met Het Rassenvraagstuk van de neuroloog Gerrit Kastein uit 1938. In 1941 noemde Het Kompas, orgaan van het Marxistisch Jeugd Comité, in een terugblik op de Februaristaking dit boek een belangrijk wapen in de strijd tegen de rassenwaan.Ga naar eind9
Daan Goulooze (1901-1965) op latere leeftijd. Collectie Pegasus, Amsterdam.
De catalogus van Pegasus voor 1936-1937, in een voor die tijd moderne vormgeving. Collectie KVB/Bijzondere Collecties van de UvA.
En dan was er van 1936 tot 1939 de Spaanse Burgeroorlog, waarin linkse Nederlanders als vrijwilligers meevochten aan de Republikeinse kant. De internationale strijd tegen het fascisme was een bron van inspiratie voor een uitgeverij als Pegasus. Van het Reve publiceerde onder zijn pseudoniem Gerard Vanter in 1939 bij Pegasus Nederlanders onder commando van Hollander Piet in Spanje. Achter Hollander Piet ging de communist Piet Laros schuil, die vanaf 1937 als commandant van een Nederlandse compagnie in de Internationale Brigade meevocht met het Republikeinse leger. | |
De boekhandelsOp 2 december 1936 opende Pegasus in Amsterdam zijn eerste boekwinkel, die de weinig communistische naam Cultura kreeg. Deze was tot april 1940 gevestigd op de Utrechtsestraat 40 en daarna nog enkele maanden op nummer 51 van dezelfde straat. De Tribune noemde het een ‘smaakvolle winkel’, maar vond het toch belangrijker dat nu eindelijk de volledige marxistische literatuur in Amsterdam verkrijgbaar was, in het Nederlands maar ook in de andere moderne talen. De krant voegde daaraan met nadruk toe dat Cultura ook werk van burgerlijke auteurs verkocht, zowel verhalend proza als politiek en wetenschappelijk.Ga naar eind10
Het ‘boekenhuis’ Cultura, de winkel van Pegasus op de Utrechtsestraat nr. 40. Foto Cas Oorthuys (1908-1975) in De Acht en Opbouw 8 (1937) nr. 1, UBA.
Het moderne interieur van Cultura, met Gispen-stoelen en Esperanto-affiches. De vormgeving was van Cas Oorthuys, die was opgeleid als bouwkundige maar later vooral bekend werd als fotograaf. Foto Cas Oorthuys in De Acht en Opbouw 8 (1937) nr. 1, UBA.
In 1937 en 1938 volgden boekwinkels in Rotterdam en Den Haag, die maar kort bestonden. De Haagse heette De Vonk, die in Rotterdam Pegasus. Het bestaan van een communistische boekwinkel was niet zonder risico. Op 1 december 1939 meldde het Volksdagblad dat op Cultura een ‘laffe aanslag van trotskistische zijde’ was gepleegd. Een man van ongeveer dertig had een steen door de ruit van de Amsterdamse boekhandel gegooid. Op het papier waarin die was verpakt stond een trotskistische leus. De stenengooier bleek een volgeling van P.J. Schmidt, in 1932 | |
[pagina 66]
| |
de oprichter van de Onafhankelijke Socialistische Partij. Boekhandel Cultura was vaker inzet van politieke rellen. Op 16 maart 1940 meldde De Tijd dat de officier van justitie in Amsterdam veertien dagen gevangenisstraf had geëist tegen een man die daar een ruit had ingegooid uit woede over de Russische inval in Finland. Hij kreeg 25 gulden boete...Ga naar eind11 | |
Politiek en CultuurGeheel binnen de ideologie die Pegasus werd geacht uit te dragen past het maandblad Politiek en Cultuur. Het verscheen in 1935, aanvankelijk onder de titel Kommunisme. Maandschrift voor marxistisch-leninistische theorie en praktijk. Een jaar later kreeg het de titel die het, met een onderbreking in de jaren 1940-1945, tot 1995 zou voeren, eerst als uitgave van de CPN en na de opheffing van de partij in 1991 van de Stichting Politiek & Cultuur.Ga naar eind12 Alex de Leeuw was de ziel en Ko Beuzemaker de hoofdredacteur van het blad, dat zo'n 3000 lezers op de hoogte hield van kunst en cultuur. Dat aantal groeide wellicht minder dan de partij graag wilde geloven, want in 1938 moest een actie 2500 nieuwe lezers opleveren. Dat werden er welgeteld 250, alleen in de provincie; Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Haarlem noteerden geen nieuwe abonnees. Het blad telde 64 pagina's en een abonnement kostte 50 cent per maand.
Gerrit Kastein, Het rossenvraagstuk (1938). Strijdschrift tegen het antisemitisme. Collectie Pegasus, Amsterdam.
Stella Blagojewa, Dimitrof. Leven en werk (1938). Vertaald door Wim van Reesema. Collectie Pegasus, Amsterdam.
I.E. Prins-Willekes McDonald, Tactiek in de opvoeding (ca. 1939). Brochure van de pedagoge en feministe Ina Prins. Collectie Pegasus, Amsterdam.
Politiek en Cultuur was een tijdschrift ‘voor alle anti-fascistische Nederlanders’ en een belangrijk wapen in de communistische strijd. Dat bleek uit bijdragen als die van Paul de Groot in mei 1937 over het noodzakelijke ‘eenheidsfront’ in de vakbeweging, waarin de SDAP en het NVV het moesten ontgelden.Ga naar eind13 Een blik op de auteurs en de onderwerpen in de eerste jaren maakt duidelijk dat de partij het maandblad zag als een propaganda- en scholingsperiodiek op hoog niveau. Het bevatte artikelen van Georgi Dimitrov over ‘De U.S.S.R. en de strijd van het internationale proletariaat’ en Paul de Groot over ‘50 jaar 1 Mei viering’. Een stokpaardje van het blad was het verwerpelijke trotskisme! Tegelijk maakte Politiek en Cultuur het tweede deel van zijn naam waar met artikelen van Theun de Vries over Heinrich Heine, A. Leuvens - een pseudoniem van de bekende componist Matthijs Vermeulen - over eigentijdse Nederlandse muziek en Cornelis Jan Kelk over tendensen gemeenschapskunst.Ga naar eind14 En ook oorspronkelijk literair werk vond een plek, zoals in 1939 de bundel Vier voor het Voetlicht, met verhalen van Theun de Vries, Klaas van der Geest, Gerard van het Reve sr. en Cees Kelk. Het tijdschrift publiceerde ook lange boekbesprekingen en plaatste satirische gedichten over politieke tegenstanders, zoals ‘Dictator in spé’ van G.J. Blink over Mussert.Ga naar eind15
Gerard Vanter [G. van het Reve sr.], Nederlanders onder commando van Hollander Piet in Spanje (1919). De Nederlandse compagnie in de Internationale Brigade werd geleid door ‘Hollander Piet’, alias Piet Laros (1901-1997). Collectie Pegasus, Amsterdam.
De laatste vooroorlogse catalogus van Pegasus (1939). Collectie KVB/Bijzondere Collecties van de UvA.
| |
[pagina 67]
| |
De bezettingGoulooze was aan het eind van de jaren dertig binnen de partij al een omstreden figuur. Zijn bijnaam was ‘Daantje GPOe’, verwijzend naar de nauwe band tussen hem en de Komintern. Zijn contactpersoon in Moskou was Georgi Dimitrov (1882-1949), de Bulgaarse communist die in 1933 met Marinus van der Lubbe terecht stond op verdenking van brandstichting in de Berlijnse Rijksdag, maar die in tegenstelling tot zijn Nederlandse medeverdachte werd vrijgelaten. Hij was de Nazi's te slim af. Dimitrov, sinds zijn optreden in de rechtszaal een communistisch idool, vestigde zich in Moskou en was van 1935 tot 1943 secretaris-generaal van de Komintern. De GPOe was de politieke politie waarmee Stalin de Sovjet-Unie onder de duim hield en zijn macht veilig stelde. Zij had tevens de leiding over de Afdeling voor Internationale Verbindingen van de Komintern (OMS), waarin Goulooze namens de Nederlandse partij actief was - vandaar zijn bijnaam. Als verbindingsman met Moskou en als uitgever was hij een spin in het web van de communistische beweging. Van 1932 tot 1935 was hij bovendien lid van het Politiek Bureau van de partij. Paul de Groot, die ook de mensen in zijn naaste omgeving wantrouwde, beschouwde hem als zijn rivaal binnen de CPN. Toen De Groot in 1938 partijsecretaris en daarmee partijleider werd, probeerde hij met enkele geestverwanten Goulooze uit de binnenste cirkel van de CPN te weren. Naast zijn geheime taak van de radioverbindingen met de Komintern mocht Goulooze alleen als bedrijfsleider van Pegasus optreden. De nieuwe kopstukken van de partij verweten hem dat hij als uitgever te weinig goedkope en populaire uitgaven liet verschijnen. Goulooze hield zijn contacten met Moskou warm en bracht ze in het geweer tegen het partijkader.Ga naar eind16 Zijn optreden kort na de capitulatie in 1940 was aanleiding tot een breuk met Paul de Groot, die na de oorlog zou leiden tot zijn definitieve breuk met de partij. Van Politiek en Cultuur is tijdens de Duitse bezetting nog één geruchtmakend nummer verschenen. In de meidagen van 1940 interneerde het Nederlands Militair gezag enkele communistische voormannen en verbood het Volksdagblad. Op 15 mei praatte het bestuur van de CPN al over mogelijke omschakeling naar de illegaliteit van de partij en haar organen, maar op aandringen van De Groot werd besloten eerst te onderzoeken welke mogelijkheden de legaliteit bood. De aanspraak op een legale status van de partij en haar organen kon worden gebaseerd op het Hitler-Stalin-pact van 1939, op grond waarvan de Sovjet-Unie immers de bondgenoot was geworden van Nazi-Duitsland. Op 24 juni 1940 hieven de Duitsers de publicatieverboden op, maar eerder al had De Groot met hen onderhandeld over het hervatten van de publicatie van het Volksdagblad en Politiek en Cultuur. In juni 1940 is het maandblad inderdaad nog één keer verschenen, met een omstreden anoniem artikel dat De Groot wellicht had geschreven, maar waarvoor hij in ieder geval verantwoordelijk was. De auteur verweet de leiders van de SDAP en het NVV dat zij in directe dienst stonden van hun Engelse partijgenoten. Hij vond het wenselijk het gezag van de ‘weggelopen regering’ niet te erkennen en tegenover Duitsland een ‘waarlijke neutraliteit’ in acht te nemen.Ga naar eind17 Goulooze telegrafeerde de drukproef naar Moskou, dat volgens hem liet weten de verspreiding ongewenst te vinden. De Groot trok zich daarvan niets aan, maar heeft Goulooze diens interventie nooit vergeven.Ga naar eind18 Het artikel leidde tot verwarring en boosheid onder de partijleden, al maakte hun reactie weinig uit. Op 27 juni 1940 verbood secretaris-generaal J.C. Tenkink van Justitie alle communistische bladen, waarmee de legale optie van Paul de Groot voorgoed uit het zicht verdween. Toen Seyss-Inquart op 20 juli de CPN officieel verbood, waren alle gebouwen verlaten, ook die van Pegasus en de boekhandel die op 19 september op last van de bezetter geliquideerd werd.Ga naar eind19 De Duitsers deden huiszoeking en namen in de boekhandel de voorraad van Politiek en Cultuur en een paar dozen verboden boeken in beslag.Ga naar eind20 Tijdens de bezetting leidde Goulooze een verzetsgroep die het radiocontact met Moskou onderhield. Tot de zomer van 1943 wist hij zijn zenders in de lucht te houden, maar toen werden zijn medewerkers opgepakt en werd zijn ‘apparaat’ ontmanteld. Goulooze, die inmiddels was toegetreden tot de partijleiding van de illegale CPN, werd in november 1943 gearresteerd. Hij werd onderworpen aan zware verhoren, maar weigerde namen prijs te geven van mensen die in het verzet zaten. Na Dolle Dinsdag werd hij overgebracht naar kamp Vught en vandaar naar het concentratiekamp Sachsenhausen. Hij overleefde de oorlog en keerde in de zomer van 1945 terug naar Amsterdam. Zoals in de volgende aflevering van dit drieluik zal blijken keerde hij niet terug naar Pegasus. |
|