De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 60]
| |
[pagina 61]
| |
In 1971 bracht uitgeverij Davaco een facsimile-editie uit van het anonieme traktaat Architectura Moderna uit 1631, voorzien van een voorwoord van Ed Taverne. Decennia later, in 2008, publiceerden Koen Ottenheym, Paul Rosenberg en Niek Smit hun studie naar het werk van Hendrick de Keyser. Ook dat werd afgesloten met een facsimile van dit merkwaardige boek, waarvan de auteur nog steeds niet met zekerheid kan worden vastgesteld.Ga naar eind1 Verschillende namen worden genoemd, waaronder uitgever Cornelis Danckerts van Seevenhoven en kunstschilder/architect Salomon de Bray, die in ieder geval een gedeelte heeft geschreven.Ga naar eind2 Het boek, grotendeels gebaseerd op de tekeningen die Hendrick de Keyser naliet aan zijn zoon Pieter, blijft een vreemde verschijning binnen de architectuurgeschiedenis. | |
Oud en nieuwItalië kan bogen op een rijke en lange traditie van architectuurtraktaten uit de zestiende en zeventiende eeuw, maar Nederland is in dat opzicht minder gezegend. In de Lage Landen waren de bouwkundige eerstelingen gewoonlijk vertalingen of bewerkingen van Italiaanse uitgaven. Daarbij namen de bezorgers een zekere vrijheid, maar gewoonlijk werden de grote voorbeelden van Vitruvius, Alberti en andere schrijvers nagevolgd. Een van de zeldzaamste Nederlandstalige architectuurtraktaten is ongetwijfeld Architectura Moderna, waarvan de programmatisch klinkende titel een nieuwe traditie lijkt te willen inluiden. In Frankrijk was de beroemde strijd tussen de Klassieken en de Modernen nog niet eens losgebarsten, maar in Nederland leek deze door dit boek op voorhand te zijn beslecht. Die constatering blijft echter steken aan de oppervlakte, want Architectura Moderna is een wolf in schaapskleding. Het werk van De Keyser wordt gepresenteerd als behorend tot een klassieke traditie die wordt geschraagd door imitatie (‘imitatio’) en verwerking (‘inventio’). De interactie tussen beide moet leiden tot ‘aemulatio’, de verbetering van het origineel. Deze dialectiek wordt in alle delen van het boek naar voren gebracht en wil de architectuur begrijpen als ‘bouwinge van onsen tijd’. Zij is een ‘wiskondige’ wetenschap die berust en bestaat ‘uyt ghewisse, seeckere, en waerachtighe kennisse’, maar die vooral terug moet keren op de ‘oude maniere van Bouwen’ zoals die in Italië in ere was hersteld. Om dit te bewerkstelligen krijgt de lezer ‘naeckte af-beeldinge, so der gronden als opstallen alles ten sekersten gedaen op zijn maet’ voorgeschoteld. Niet alleen werken van Hendrick de Keyser, ook die van andere architecten worden in plattegrond en opstand gepresenteerd als voorbeeldig. De Keyser wordt opgevoerd als de meester van de Nederlandse ‘inventio’. Hij is de Michelangelo van het Noorden die de architectuur bevrijdt van het juk van de barbaarse gotiek. Van klakkeloze navolging is geen sprake, steeds wordt aan de traditie een eigen draai gegeven. De nieuwe architectuur krijgt een waardigheid die overeenkomt met die van de nieuwe Republiek der Verenigde Nederlanden. Tolerantie en standvastigheid gaan hand in hand. | |
Eigenzinnige tweestrijdigheidIn Architectura Moderna komen slechts enkele prenten voor waarin perspectief wordt gebruikt: in de magistrale representatie van het interieur van de Amsterdamse Zuiderkerk, in die van het Delftse grafmonument van Willem van Oranje en in de titelprent, een van de meest zonderlinge illustraties van het boek. Aan deze gegraveerde titelpagina, een introductie en samenvatting van de inhoud, is in de literatuur weinig aandacht besteed. De allegorische voorstelling is echter opmerkelijk. Theorie (bedenker) en praktijk (uitvoerder) - herkenbaar aan de attributen - worden door een blok gescheiden waarop niet alleen de titel Architectura Moderna ofte Bouwinge van onsen tyt, maar ook de namen van de twee hoofdfiguren staan: Hendrick de Keyser, ‘Beelthouwer en Boumeester der stat Amsterdam’ en Cornelis Danckerts, ‘mr. Metselaer en Boumeester der voors. stadt’. Bovenop de titelcartouche staan de busten van beide bouwmeesters, enigszins naar elkaar toegedraaid. Daarboven zweven twee engelen waarvan de ene de loftrompet blaast. Het geheel is gesitueerd in een ruimte met een rondbooggewelf. Hendrick de Keyser was al in 1621 overleden; Cornelis Danckerts sr., de vader van de gelijknamige uitgever, leefde nog toen de Architectura moderna in 1631 uitkwam. De gegraveerde titelpagina is de eerste aanduiding dat we een gespleten wereld binnentreden, een gespletenheid die ook in het late werk van De Keyser tot uitdrukking komt. Nog meer dan het verwerkelijkte ontwerp laat de prent van het raadhuis van Delft zien dat de architect twee oplossingen zag die niet tot een eenheid konden worden gebracht - een tweestrijdigheid die zich tot in de aediculae met beelden zou voortzetten. Hetzelfde geldt trouwens voor het grafmonument van Willem de Zwijger.Ga naar eind3 Niet alleen vinden we weinig praalgraven die als een opengebroken prieeltje zijn bedacht, maar eigenlijk nergens wordt de dode op twee zo ostentatief verschillende wijzen gerepresenteerd, als gestorven vader des vaderlands en als wakker militair leider. Als we goed kijken zien we in de titelprent van Architectura Moderna al de eigenzinnigheid die de Nederlandse architectuur zal kenmerken. Eigenzinnigheid die steeds een tweezijdigheid kent, een ja en een nee: de woorden waarmee de Nederlander zo graag zijn verhaal begint en die de acceptatie van een nieuwigheid zowel bevestigen als ontkennen. |
|