De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 44]
| |
[pagina 45]
| |
Jan Alensoon (1683-1769) maakte geen grand tour, zoals jonge mannen die ondernamen ter afronding van hun opleiding. Hij was bijna veertig toen hij in 1723 uit Leiden vertrok, had rechten gestudeerd en was al in 1707 gepromoveerd.Ga naar eind1 Sindsdien had hij zich ontwikkeld tot een erudiet lid van de Leidse elite. Hij hield tijdens zijn reis een uitvoerig journaal bij, dat bewaard is gebleven in de Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam.Ga naar eind2 Zijn tocht voerde hem op de heenweg door Frankrijk, op de terugweg door Zwitserland en Duitsland. De bestemming was Italië, waar hij van eind oktober 1723 tot eind augustus van het volgende jaar verbleef. Wat hij met andere reizigers gemeen had was zijn grote bewondering voor de Romeinse oudheid en de Italiaanse cultuur.
Jan Alensoon door Frans van Mieris jr., 1718. Olieverf op koper, 14 × 11 cm. Museum De Lakenhal, Leiden.
| |
Steltlopers en gondeliersDankzij introductiebrieven en brieven die hij voor anderen meenam kwam hij onderweg in aanraking met tal van prominenten: ‘Donderdag den derden Februari een adresbrief van den Heer Theodorus Hartsoeker gebragt aan den vermaarden schilder Antonio Balestra’. Als heer van stand bestonden Alensoons contacten veelal uit adellijke lieden, deftige diplomaten en gewichtige raadsheren. Hoewel zijn dagboek voornamelijk is gewijd aan de kunstschatten die hij onderweg zag, beschrijft hij ook alledaagse taferelen. Onderweg had hij oog voor spelletjes als dobbelen, kolven, kegelen en kaatsen.Ga naar eind3 Vlak voor Mantua zag hij hoe modderige wegen werden ontweken: ‘Hier heb ik gesien dat (gelijk de jongens in Holland voor vermaak op stelten loopen, die soo lang zijn dat sij tot onder den arm koomen) de jongens alhier, om de gruwelijke modderige en voor menschen onbruijkbaare weegen, op stelten loopen met haar voeten ontrent anderhalf voet van de grond, zijnde de stelten niet langer als de knien, alwaar de selve vastgebonden worden. Hier meede gaan sij sonder stok of iets anders in de handen te hebben om sig somtijds te ondersteunen.’ Voortdurend lette hij op de verschillen met Holland: ‘in plaats van glasen in de vensters gebruijkt men veel geoliet papier’. Wat betreft servies: ‘in plaats van porceleijne koppjes gebruijkt men hier veel wijn roemertjes, welke, schoon van glas zijnde en langsaamerhand warm gemaakt, teegens 't kookend waater kunnen, en niet barsten door de hette.’ Door heel Italië groeiden de wijnranken ‘langs de boomen op, werdende de toppen of takken van de selve naa malkander toegetrokken en soo vastgebonden, maakende aldus tusschen de boomen hangende festoenen.’
In Venetië huurde hij de diensten in van een gondelier: ‘In plaats van koetsen gebruijkt men hier gondels, die alle met swarte stof, 't zij laaken of baij van buijten en binnen bekleed zijn, te weeten de tent alleen (...). Verders zijn de gondels swart geverft en de neusen met swaar yserwerk beslaagen. Voor in de gondel daar men intreed legt altijd een gecouleurd kleed of tapijt. De gondolier of schipper roeijd staande agter in de gondel met een riem. Wanneer men 'er twee heeft, roeijd de een agter en de ander voor.... Ik had een gondel met eene gondelier (of barcaruolo) voor vier Venetiaanse lire daags, dat is omtrent een gulden Hollands geld. Hij deed sijn eijge kost en was in mijn dienst om boodschappen te doen van 's morgens ten agt uuren tot middernagt, mits dat hij 's middags een uur voor hem had om te eeten.’ Alensoon was gevoelig voor natuurschoon. Gewend aan het vlakke landschap van Holland genoot hij van de vergezichten in de bergen: ‘Hier loopt, valt, en bruijst het riviertje seer schilderagtig door de klippen’. En: ‘Halfweegen de bergen was het neevelig en duijster, en onder aan de bergen scheen, soo als booven, ook de son, welk alles, als meede het seer sterk bruijssend riviertje, een heel schoon gesigt maakte.’ | |
Liefde voor muziekHet reisjournaal is niet het enige ongepubliceerde werk van Alensoon in de Bijzondere Collecties. Daar bevindt zich ook een ongedateerd manuscript, getiteld ‘J. Alen- | |
[pagina 46]
| |
zoon, Volstrekt onderwijs en noodzakelijke kennisse toebehoorende zoo wel tot alle muzicq als tot het clavecimbaal en verders tot de bas generaal en psalmen’.Ga naar eind4 Het nette, schoolse handschrift vermeldt de namen van de noten en de ‘waardij der noten, maaten & pausen’. Verder moest de leerling de verschillende muzikale afstanden tussen twee tonen onder de knie krijgen. Evenals tegenwoordig werden voor de benoeming van toonafstanden Latijnse rangtelwoorden gebruikt: prime, secunde, enz. Dissonanten of wringende samenklanken werden ‘bastaard’ genoemd, zoals een ‘bastaard secunde’. De jonge Alensoon gaf ook een samenvatting van de voornaamste regels voor het spelen van de basso continuo (‘bas generaal’). In de barokmuziek kwam die begeleidingspraktijk neer op het improviseren op basis van de gegeven baslijn en de cijfers daarbij, de zogenaamde becijferde bas. Om deze in de vingers te krijgen oefende hij op de psalmen, die hij alle 150 netjes overschreef.
Als jongenssopraan kon Alensoon waarschijnlijk mooi zingen. Na zijn stemwisseling - die in de achttiende eeuw rond de 17 à 18 jaar lag - besloot hij kennelijk zijn falsetstem te ontwikkelen. Naar eigen zeggen had hij een stembereik van maar liefst drie octaven. Wat hij onderweg het liefste deed was zingen. Om zijn falsetstem goed te laten uitkomen had hij een zangstuk voor twee stemmen ingestudeerd, dat hij herhaaldelijk voordroeg. Hij vertolkte daarin zowel de mannelijke als de vrouwelijke partij. Deze komische dialoog met continuo - helaas vermist - was gecomponeerd door Carlo Luigi Pietragrua, aan wie Alensoon in Milaan een bezoek bracht om de tekst te controleren. Nauwkeurig noteerde hij hoe verrukt iedereen was over zijn vertolking van dit tweestemmige lied. Zelfs de beroemde Venetiaanse componist Benedetto Marcello (1686-1737), die hem op klavecimbel begeleidde, ‘was seer verwondert mij aldus hoorende springen met de stem’. In de index die hij voor zijn dagboek samenstelde vermeldde hij: ‘Cantate (Italiaansche) voor twee stemmen, cant en bas, met eene stem gesongen’. Uit de vele paginaverwijzingen is meteen te zien dat hij gedurende zijn reis dit hitnummer vaak vertolkte: ‘5, 26, 38, 39, 54, 56, 69, 78, 96, 104, 105, 107, 126, 127, 134, 145, 146, 150, 151, 253, 254, 259, 303, 380, 382, 413, 414, 423, 443, 445, 454, 469’ - en overal oogstte hij veel bewondering. | |
Castraten
Italiaans landschap met reizigers. Schilderij van Timotheus de Graeff, ca. 1700. Rijksmuseum, Amsterdam.
In Italië ontmoette Alensoon vele castraatzangers, bij wie de hoge stem behouden was door de testikels permanent te beschadigen of uit te schakelen. Deze praktijk was geïnitieerd door de room-katholieke kerk ten behoeve | |
[pagina 47]
| |
van de hoge zangpartijen in liturgische muziek. Ook de opera, een opkomende wereldlijke kunstvorm, bood carrièremogelijkheden voor castraten, want de rol van de mannelijke held werd destijds voor hoge stem geschreven.Ga naar eind5 Met een van deze zangers, Carlo Scalzi (ca. 1700-na 1738), raakte Alensoon bevriend. Op zijn terugreis bezocht hij Scalzi in Genua, met wie hij een wandeling door de stad maakte.
Jan Alensoon, Dag-register van een reijs door Vrankrijk, Italie, Switserland ende Duijtschland, in 1723 en 1724. Openingspagina van het manuscript. Bijzondere Collecties van de UvA.
Elegant Italiaans gezelschap, deels gemaskerd. Alensoon beschrijft in zijn journaal de ‘masquerades’ tijdens het carnaval in Venetië. Schilderij door een navolger van Pietro Longhi, eerste helft 18de eeuw. Rijksmusesum, Amsterdam.
Bij wijze van veronderstelling kun je je afvragen of Alensoon homoseksuele belangstelling had. In ieder geval moge duidelijk zijn dat hij die geaardheid niet kon laten blijken - denk alleen maar aan de massale vervolging van homoseksuelen (een modern woord dat men destijds nog niet kende), die in 1730 losbarstte in de Republiek. Deze heksenjacht speelde zich ook af in zijn directe omgeving. Toen zijn broer Abraham lid was van de Leidse vroedschap, bekende een voormalige knecht van Willem Paedts, eveneens lid van deze vroedschap, ‘onbetamelyke en ongeoorloofde behandelingen, betastingen ofte bevoelingen omme daardoor de natuur aan te setten’ te hebben verricht met Zacharias Wilsma, na welke ‘aanhitsinge’ sodomie volgde.Ga naar eind6 En de zoon van de Leidse regent Frans van Kerchem moest op grond van soortgelijke verdenkingen overhaast de stad verlaten. Bij verstek werd hij levenslang verbannen en bij eventuele terugkeer zou hij de doodstraf krijgen. Deze vervolgingen, hoewel uitzonderlijk, zorgden voor veel opschudding. | |
Inscripties en penningenBehalve muziek had Alensoon nog twee liefhebberijen, namelijk inscripties en penningen. In Milaan en Rome besteedde hij veel tijd aan het overschrijven van inscripties op graftombes uit de Oudheid en de Renaissance, toen kennelijk een geliefde bezigheid van buitenlandse bezoekers. Ook wijdde hij zich aan het bestuderen van oude penningen, een liefhebberij die hij gemeen had met zijn goede Leidse vriend, de schilder Frans van Mieris jr. (1689-1763). Na zijn terugkeer in Leiden legde Alensoon zich toe op een vertaling van een Franse studie over gedenkpenningen door de Jezuïet Louis Jobert.Ga naar eind7 Hij vulde dat werk aan met een omvangrijke lijst van alle Romeinen die op de penningen voorkomen, ‘van Julius Caesar af tot Heraclius toe, met alle hunne Latynsche naamen, tytels, geslacht- en jaar-reekeningen’. Dit boek, Lodewyk Joberts kennisse der aloude en hedendaagsche gedenkpenningen, zynde hier bijgevoegd veele nieuwe ondekkingen (...), werd in 1728 te Leiden uitgeven. De omvangrijke publicatie met veel uitvouwbare prenten moet zeer kostbaar zijn geweest en is waarschijnlijk door hemzelf bekostigd.
In Rome had Alensoon gemusiceerd op een huisconcert bij de schilder Pier Leone Ghezzi (1674-1755), die een karikatuur van hem tekende. In het onderschrift deelde Ghezzi mee dat het voordragen van het tweestemmige lied de luisteraars deed lachen, en dat Alensoons voornaamste reisdoel was het leren kennen van verschillende zangmethodes.Ga naar eind8 Misschien kocht hij onderweg Opinioni de'cantori antichi, e moderni sieno osservazioni sopra il canto figurato, geschreven door de castraatzanger Pier Francesco Tosi (1654-1732) en in 1723 te Bologna verschenen. Deze invloedrijke verhandeling over de zangpraktijk in de barok behandelt zowel technische als sociale aspecten van | |
[pagina 48]
| |
Karikatuur van Alensoon door Ghezzi, 1724. Het Italiaanse onderschrift luidt in vertaling: ‘De Hollandse mijnheer d'Alenson, die de wereld rondreist om musici en zangers te ontmoeten en te beluisteren om de zangmethodes goed te leren, heeft zelf een gespleten stem die de mensen aan het lachen maakt. Hij kan zowel bas als falset zingen.’ Collectie Biblioteca Apostolica Vaticana, Rome.
De regenten van het Catharina- en Caeciliagasthuis door Frans van Mieris jr., 1730. Jan Alensoon is de tweede van links. Museum De Lakenhal, Leiden.
| |
[pagina 49]
| |
vocale muziek. Het traktaat biedt de eerste systematische aanpak van het leren zingen en benadrukt het belang van een grondige opleiding, niet alleen in het zingen maar ook in het componeren. Terug in Leiden vertaalde Alensoon dit zangtraktaat in het Nederlands. Hij besloot Tosi's werk drastisch in te korten en liet vooral de meer filosofische passages achterwege. In 1731 werd zijn vertaling gepubliceerd als Korte Aanmerkingen over de zangkonst, getrokken uit een Italiaansch boek, betyteld Osservazioni sopra il canto figurato di Pier-Francesco Tosi. Met deze vertaling had Nederland een primeur; pas in 1742 zou een Engelse uitgave volgen, Observations on the florid song door John Ernest Galliard, en in 1757 verscheen de Duitse Anleitung zur Singekunst, vertaald en van commentaar voorzien door Johann Friedrich Agricola. | |
Een eenzaam eindeVeel is er niet over Alensoon bekend. Hij bleef vrijgezel en was van 1720 tot 1747 regent van het Catharina- en Ceciliagasthuis in Leiden. Tot op de hoge leeftijd van 82 jaar bekleedde hij het ambt van ontvanger der extraordinaris verponding.Ga naar eind9 Drie jaar later, toen hij 85 was, schreef hij zich verrassenderwijs opnieuw in aan de Leidse universiteit.Ga naar eind10 Deels kan die opmerkelijke stap worden verklaard uit het feit dat stadsambtenaren zich niet mochten inschrijven aan de universiteit.Ga naar eind11 Alensoon kon zich dus pas inschrijven na zijn pensionering in 1765, al verklaart dat niet waarom hij het deed. Misschien had hij reden zich aan de stedelijke rechtspraak te onttrekken en onder te duiken in de juridische enclave die de universiteit binnen de stad vormde. Alensoon bleef tot na zijn tachtigste boeken kopen, bijvoorbeeld de driedelige Verzameling van pauselijke decreeten die in 1761 werd uitgegeven. Tegen het einde van zijn leven lijkt er echter sprake te zijn van geldnood, want twee jaar voor zijn dood werd een deel van zijn boeken, muziek en muziekinstrumenten geveild. De veiling, gehouden op 6 mei 1767, werd herhaaldelijk geadverteerd in de Leydse Courant.Ga naar eind12 Na zijn overlijden werd de rest van zijn bibliotheek geveild, waaronder een groot aantal juridische boeken.Ga naar eind13 De veilingcatalogus vermeldt verder vele klassieken, zoals Vergilius; geïllustreerde kunstboeken, bijvoorbeeld Entretiens sur les vies et sur les ouvrages des plus excellens peintres (Londen 1705), A.C. Daviliers Cours d'architecture (Parijs 1694), en F. Perriers Kunstkabinet (...) der antique stantbeelden staende binnen Rome (Den Haag 1737). Onder zijn muziekboeken treffen we aan Nouveaux recueils des airs d'opera et chansons (Parijs 1696), een editie van de Souterliedekens, en een volledige verzameling Nederlandse psalmvertalingen ‘geprint t'Utrecht 1698’.
Zijn overlijden geschiedde voor zover bekend zonder bericht in de pers; het is zelfs niet zeker dat hij in Leiden is overleden. Wel werd hij op 26 oktober 1769 in Leiden begraven, in zijn eigen graf in de Hooglandse Kerk, achter het koor.Ga naar eind14 Blijkbaar liet hij geen testament na, voor zover bekend ontbreekt een inboedelinventaris en een aanslag in de Collaterale Successie is evenmin te vinden. Na zijn dood is hij snel in vergetelheid geraakt. Uit Alensoons reisverslag rijst het beeld op van een geleerde en ruimdenkende man. Zijn verslag bevat geen gezeur over de kwaliteit van het eten of over slechte bedden. Integendeel, hij was nieuwsgierig naar andermans gewoontes. De vreemdelingen die hij onderweg ontmoette trad hij met openheid tegemoet. Als protestant bewonderde hij de pracht en praal van de katholieke kerken in Frankrijk en vooral in Italië. Zijn verhaal is een boeiende bron van persoonlijke belevenissen, beschrijvingen van klassieke bezienswaardigheden en bijzondere muzikale ervaringen. Als connoisseur gaf hij zijn mening vooral over muziek, architectuur, beeldhouw- en schilderkunst, in een uitgebreid en zeer zorgvuldig opgesteld verslag.Ga naar eind15
Helen Metzelaar verzorgde eind vorig jaar een selectie uit Alensoons reisverslag, dat verscheen onder de titel ‘Verwondering over mijn gezang’. Jan Alensoons muzikale ontmoetingen op zijn reis naar Italië, 1723-1724 (Amsterdam, Panchaud, 2013; voor €15 te bestellen op www.panchaud.nl). In de loop van dit jaar verschijnt onder haar redactie een integrale editie van het dagboek bij uitgeverij Verloren, onder de titel Jan Alensoon, met trekschuit en draagstoel. Dag-register van een reijs door Vrankrijk, Italie, Switserland ende Duijtschland, in 1723 en 1724. |
|