De Boekenwereld. Jaargang 30
(2014)– [tijdschrift] Boekenwereld, De– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 30]
| ||||||||||||||
[pagina 31]
| ||||||||||||||
Al sinds mijn studietijd verzamel ik natuurhistorische reisverhalen. Rond 1960 had je in de Kalverstraat in Amsterdam een pand waarin 's zomers een ijssalon zat en de rest van het jaar een zaak met uitgevers restanten (de term ‘ramsj’ was toen nog niet ingeburgerd). Daar vond ik een bundel postuum gepubliceerde opstellen van Frank Kingdon-Ward, Pilgrimage for Plants (1958). Kingdon-Ward (1885-1958) bleek een Britse plantenverzamelaar met een lange staat van dienst en sommige van die opstellen beschreven zijn reiservaringen. Zo merkte ik, enthousiast amateur-botanicus, dat ik het geweldig leuk vond om dergelijke verhalen te lezen.
Voorplat van de derde druk van James Orton, The Andes and the Amazons (1876). Artis Bibliotheek/ Bijzondere Collecties van de UvA.
Voorplat van de eerste druk van Adolf Miethe, Unter der Sonne Ober - Ägyptens (1909), Collectie auteur.
| ||||||||||||||
James Orton: de Andes en de AmazoneHet idee van het verzamelen van natuurhistorische reisverhalen was toen nog ver weg, maar geleidelijk kreeg ik meer zulke boeken op mijn planken, eerst meer van Kingdon-Ward (nog steeds een van mijn ‘top-tien’), later ook van andere auteurs zoals Reginald Farrer en Joseph Dalton Hooker. Tegen de tijd dat mijn pensionering naderde besloot ik zelf iets over dit onderwerp te gaan schrijven. In dezelfde periode ging het verzamelen versneld verder, mede dankzij het internet, niet alleen van botanici, maar ook van zoölogen en geologen. En nu ik sinds enige jaren optreed als ‘pleegvader’ van dit genre in de Artis Bibliotheek is er helemaal geen houden meer aan... Particuliere verzamelaars noch wetenschappelijke, historisch gerichte bibliotheken schaffen alle edities van een bepaald boek aan. Maar als er gekozen moet worden, wat is dan de ‘beste’ editie? Vanuit het gezichtspunt van geldbelegging heel vaak de eerste druk, maar dat aspect zal ik hier niet laten meetellen. Nadenken over de ‘beste editie’ levert allerlei vragen op, zoals ik aan de hand van een paar voorbeelden wil laten zien. Maar ik kan wel op het globale antwoord vooruitlopen: meestal is er geen ‘beste’ editie, want het hangt van je doelstellingen af. En als er gemeten aan jouw doelstellingen een beste editie is, dan hoeft dat nog niet de eerste te zijn. Een simpel voorbeeld. Predikant, wetenschapper en ontdekkingsreiziger James Orton (1830-1877) beschreef zijn reizen in The Andes and the Amazon, waarvan drie drukken bestaan (1870, 1871, 1876). De tweede druk is een ongewijzigde herdruk, zo te zien gedrukt van de stereotypen van de eerste. Maar de derde druk is een ander verhaal: die telt bijna driehonderd bladzijden meer, omdat nu ook een tweede expeditie beschreven wordt. Het eerste gedeelte van de derde druk is in feite een reprint van de vorige twee. In dit geval is het duidelijk: de derde druk is de beste. Op zijn derde en laatste expeditie sloegen Ortons begeleiders aan het muiten, hijzelf raakte gewond en overleed later tijdens deze tocht. | ||||||||||||||
Adolf Miettie: pionier van de kleurenfotografieEen ander voorbeeld. In 1909 verscheen in Berlijn het boek Unter der Sonne Ober-Ägyptens van de chemicus en fotografische pionier Adolf Miethe (1862-1927). Het is een reisverslag van een expeditie naar Egypte met als doel optische verschijnselen van de schemering in de woestijn te bestuderen. De tekst is prettig leesbaar, maar het boek is vooral aantrekkelijk door de vele goede zwart-wit en kleurenfoto's. Miethe was de uitvinder van een drieplatencamera (1903) voor kleurenfotografie, waarbij voor een kleurenplaat drie opnamen werden gemaakt met kleurenfilters voor geel, rood en blauw. Het resultaat bestond uit drie zwart-wit foto's. Door projecteren van de positieve afdrukken door soortgelijke filters ontstond bij superpositie een kleurenbeeld. Uit de drie foto's konden ook drie clichés gemaakt worden, voor elke kleur één, zodat de foto in driekieurendruk weergegeven kon worden. Het moeilijkste was het vinden van een fotografische emulsie die in ongeveer gelijke mate gevoelig was voor rood, geel en blauw, en juist op dit punt leverde Miethe een belangrijke bijdrage. Het proces gaf mooie resultaten, maar was te langzaam voor bewegende objecten. In Unter der Sonne zijn 45 met deze camera gemaakte foto's in driekleurendruk weergegeven, ingebed in de tekst. De typografie maakt een speelse indruk, doordat zwart-wit foto's door de tekst gestrooid zijn waarbij ze buiten de marge uitsteken of zelfs als kleine vignetten geheel in de marge staan. Bij de tweede druk is iets dikker papier gebruikt, blijven de zwart-wit foto's keurig binnen de marge en zijn de kleurenfoto's allemaal afzonderlijk gemonteerd, elk met een beschermend passe-partout om overzetten van de tegenoverstaande tekst te voorkomen. In de tekst is weinig gewijzigd. Het boek is veel dikker geworden, maar ook aantrekkelijker? Mijn eigen voorkeur gaat uit naar de meer speelse typografie van de eerste druk. Bovendien is de tekening op het voorplat van de band van de eerste druk aardiger. | ||||||||||||||
[pagina 32]
| ||||||||||||||
Miethe schreef nog een ander boek, Spitzbergen, das Alpenland im Eismeer (1925), op dezelfde wijze geïllustreerd, maar zonder beschermend passe-partout voor de kleurenfoto's. Waar in de foto's uit Egypte vooral het blauw van de hemel en het lichtbruin tot oker van de gesteenten domineren, biedt het landschap van Spitsbergen ook andere tinten. Miethe had in 1910 samen met graaf Ferdinand von Zeppelin (1838-1917) Spitsbergen bezocht voor meteorologisch onderzoek en voor een verkenning van de mogelijkheden van poolonderzoek per luchtschip. | ||||||||||||||
Oscar Kauffmann: jager in IndiaDerde voorbeeld: Oscar Kauffmann, Aus Indiens Dschungeln@@ (1911). De ondertitel luidt: Erlebrasse und Forschungen. Kauffmann (1874-1924), een kapitein in het Duitse leger, was bovenal een jager, maar uit zijn tekst blijkt dat hij zich ook wel dier-systematische vragen stelde, vandaar die ‘Forschungen’ in de ondertitel. Hij past in de traditie van de jager-natuurhistoricus waarvan Theodore Roosevelt een van de meest typische representanten was. Kauffmanns tekst laat zich wel plezierig lezen (tenminste, als je tegen jachtverhalen kunt). Hij was een traditioneel denkend man: ‘En zo wijst men beschuldigend op de mohammedaanse behandeling van de vrouw, terwijl wij onze vrouwen opvoeden tot het tegendeel van liefelijke vrouwelijkheid. Wij zijn niet bezig onze vrouwenkwestie op een meer gelukkige wijze op te lossen, in een tijd van zulke uitwassen als zich bijvoorbeeld vertonen in de beweging van de suffragettes en hun Amerikaanse geestverwanten. Waar blijft dan de vrouwelijke gratie en liefdevolle trouw?’ Aardiger zijn Kauffmanns natuurbeschrijvingen: ‘Hoe liefelijk klinkt de roep van de koekoek in onze streken! En hier heeft hij regelrecht gruwelijke verwanten, die men duizendvoudig “haal je de koekoek” toewenst. Kort voor de regentijd geven ze zonder ophouden een hele toonladder van weerzinwekkend gekrijs ten beste, totdat ze uiteindelijk midden in een octaaf plotseling schril afbreken. Deze toonladderstudie hoor je bijna de hele nacht door van verschillende kanten en met slechts korte pauzes. De Brits-Indiër heeft deze liefelijke nachtelijke zanger de fraaie naam van de “hersen-koortsvogel” gegeven, een benaming die karakteristiek en heel plausibel klinkt.’ Maar de voornaamste waarde van het boek ligt toch in het rijke fotomateriaal, waarin dorpsgezichten, feesten, mensen, landschappen enzovoort in het India van kort na 1900 vastgelegd zijn. In de eerste druk zijn de foto's met grote zorg gereproduceerd, enkele als diepdruk op mat dik papier, andere op glanzend wit of crème-oker getint papier. Na de Eerste Wereldoorlog verschenen nog een tweede (1922) en een derde (1923) druk bij een andere uitgever. Het fotomateriaal is grotendeels hetzelfde, maar veel minder effectvol gereproduceerd, alles als autotypie op crème-wit papier (lichter van tint dan het crème papier van de eerste druk); het contrast is in veel gevallen iets minder. En het resultaat mist de charme van het origineel, ook al blijven het goede foto's. Aangezien de uitsnede van de foto's meestal net iets anders is, vermoed ik dat de oorspronkelijke clichés verloren waren gegaan en dat voor de tweede druk nieuwe zijn gemaakt. Het statig ogende bandontwerp van de eerste druk is vervangen door een sobere, haast kale band. Dus de eerste druk is in dit geval de beste? Niette snel ja zeggen: de tweede druk beschrijft nog een derde expeditie naar Birma uit 1912-1913, die uiteraard in de eerste druk ontbreekt. Om Kaufmann ‘volledig’ te hebben heb je eigenlijk zowel een eerste als een tweede druk nodig.
De Magdalenabaai en de Rotgesberg op Spitsbergen. Kleurenfoto uit Adolf Miethe, Spitzbergen (1925). Artis Bibliotheek/Bijzondere Collecties van de UvA.
Voorplat van het eerste deel van Oscar Kauffmann, Aut Indiens Dschungeln (1911). Artis Bibliotheek/Bijzondere Collecties van de UvA.
‘Halali’: een gevelde gaurstier met daarop een tekkelachtig hondje. Titelplaat in diepdruk uit het eerste deel van Oscar Kauffmann, Aus Indiens Dschungeln (1911). Artis Bibliotheek/Bijzondere Collecties van de UvA.
| ||||||||||||||
[pagina 33]
| ||||||||||||||
Carl Schillings: flitslicht in AfrikaWeer anders ligt het bij de boeken van Carl Georg Schillings (1865-1921), een pionier van de dierfotografie in de vrije natuur. Schillings is net als Kauffmann een typische jager-natuurhistoricus, maar het wetenschappelijke element is bij hem sterker. Rond 1900 ging hij enkele malen op expeditie in Duits Oost-Afrika, het tegenwoordige Tanzania, en bracht daarvan veel materiaal mee voor Duitse musea. Zijn eerste boek Mit Blitzlicht und Büchse (1905) werd, nauwelijks gewijzigd, herdrukt in 1905, 1907, 1910, 1924. Tussen deze edities valt weinig te kiezen; ze zijn nagenoeg equivalent, afgezien van het voorwoord en dergelijke. Kennelijk beschouwde Schillings zijn teksten als historische documenten, want hij heeft achteraf slechts minimale verbeteringen aangebracht. In de eerste jaren na het verschijnen van Mit Blitzlicht und Büchse maakten Schillings foto's diepe indruk, met name zijn nachtopnamen met flitslicht. Door het verbeteren van de fotografische techniek werd hij echter al na enkele jaren ingehaald door reizigers die nog mooiere konden laten zien, zoals de Brit Alfred Radclyffe Dugmore (1870-1955), die met name in Oost-Afrika fotografeerde. Schillings had alleen relatief lichtzwakke tele-objectieven ter beschikking gehad.
Voorplat van de vijfde druk van Carl G. Schillings, Mit Blitzlicht und Büchse (1924). Alle drukken hebben hetzelfde bandontwerp, hoogstens variëren de kleuren iets. Collectie auteur.
Voorplat van Carl G. Schillings, Der Zouber des Eleléscho (1906). Artis Bibliotheek/Bijzondere Collecties van de UvA.
Voorplat van de tiende druk van Carl G. Schillings, Mit Blitzlicht und Büchse im Zauber des Eleléscho (1921). Bandontwerp van Ludwig Sutterlin. In alle drukken voorde Tweede Wereldoorlog is hetzelfde ontwerp gebruikt, al varieert de achtergrondkleur van oker tot dieprood. Collectie auteur.
Na het eerste boek volgde een jaar later Der Zauber des Eleléscho (1906), wat de tekst betreft minder interessant dan zijn voorganger; het werd dan ook niet herdrukt. In plaats daarvan verscheen vanaf 1910 in tal van drukken een volksuitgave, onder de titel Mit Blitzlicht und Büchse im Zauber des Eleléscho, waarin de meest geslaagde en minst tijdgebonden gedeelten van beide boeken werden gecombineerd, met een selectie van de beste foto's. Alle uitgaven vóór 1940 zijn praktisch identiek. Ik heb maar enkele drukken van deze volksuitgave kunnen inzien. De tekst is op ruwer, goedkoper, houthoudend papier gedrukt, de foto's zijn apart op kunstdrukpapier afgedrukt, maar door de keuze van een sepia tint in plaats van zwart is er enig contrastverlies. Op het eerste gezicht zou je dus zeggen dat je beter de oorspronkelijke twee boeken kunt aanschaffen dan de volksuitgave. Schillings eerste boek verscheen al in 1905 in twee Amerikaanse uitgaven, de ene ongeautoriseerd, bekort en de andere door de auteur geautoriseerd, niet bekort en het volgende jaar herdrukt. Van Im Zauber des Eleléscho verschenen in 1907 een Engelse vertaling in een Britse en een Amerikaanse editie. Maar dan is het in het Engelstalige gebied ook afgelopen met de interesse in de boeken van Schillings. De interesse uit Nederland kwam laat: in 1923 verscheen een vertaling Met Flitslicht en Buks, met aantekeningen van A.F.J. Portielje, in 1925 gevolgd door een goedkopere, ingekorte tweede druk met minder foto's, de tekst op goedkoper papier. De Duitse volksuitgave als zodanig is nooit vertaald, Portieljes bekorting bestond uit het weglaten van bepaalde hoofdstukken, zonder daar Im Zauber des Eleléscho in te betrekken. En daar blijft het bij, wat de interesse in het buitenland betreft.
Een aanstormende neushoorn frontaal gefotografeerd. Foto uit Arthur Radclyffe Dugmore, Camera Adventures (1910). Artis Bibliotheek/Bijzondere Collecties van de UvA.
Als het om receptiegeschiedenis gaat, dat wil zeggen, om de vraag hoe de boeken van Schillings ontvangen werden door het publiek, is ook die volksuitgave interessant. Waarom bleef de Duitse volksuitgave onverminderd | ||||||||||||||
[pagina 34]
| ||||||||||||||
populair, met herdrukken tot na de Tweede Wereldoorlog, terwijl er in het buitenland geen belangstelling meer voor was? De populariteit is op zich goed te begrijpen: het boek was betaalbaar en Schillings tekst is boeiend om te lezen. Maar de foto's waren kwalitatief na 1910 ruimschoots ingehaald door concurrenten als Dugmore, wiens boeken overigens wel in het Duits vertaald werden, ook na de Eerste Wereldoorlog. Dugmores tekst is veel minder interessant dan zijn foto's. Hij fotografeerde niet alleen, maar schilderde ook dieren; sommige van zijn schilderijen werden in zijn latere boeken (The Wonderland of Big Game, 1925) gereproduceerd, maar alleen in zwart-wit. Voor de receptie van Schillings kunnen twee mogelijke verklaringen aangevoerd worden, die beide te maken hebben met de Eerste Wereldoorlog. Enerzijds na de oorlog een afkeer van alles wat Duits was bij het Angelsaksische publiek, en anderzijds, bij het Duitse publiek, een heimwee naar de verloren kolonie Duits Oost-Afrika. In dit verband is het aardig op te merken dat de edities tussen 1910 en 1914 van de volksuitgave, en de vierde druk van de grote uitgave Mit Blitzlicht and Büchse (1910) een facsimile bevatten van een brief van Theodore Roosevelt, de voormalige president van de Verenigde Staten. | ||||||||||||||
Eduard Strasburger: een botanische gids voor de RivièraVijfde voorbeeld: de beroemde Pools-Duitse botanicus Eduard Adolf Strasburger (1844-1912), hoogleraar in Bonn en schrijver van een talloze malen herdrukt Lehrbuch der Botanik. In de jaren rond 1900 placht hij voor zijn gezondheid de wintermaanden en het vroege voorjaar door te brengen aan de Franse Rivièra. Hij schreef daarover een aardig boek, Streifzüge an der Rivièra, dat het midden houdt tussen reisherinneringen en een botanische gids voor de streek. De eerste druk kwam uit in 1895, de tweede in 1904, en de derde, waarvan het persklare manuscript bij zijn dood in 1912 op zijn werktafel werd aangetroffen, in 1913. De tekst werd steeds uitgebreider en de tweede en derde drukken hebben bijzonder aardige plantentekeningen van Louise Reusch; deze zijn bij wijze van spreken door het boek heen gestrooid, waarbij de tekst de omtrekken van de afbeeldingen volgt. Het illustratiemateriaal van de tweede en derde drukken is vrijwel hetzelfde, een enkele tekening is door een andere vervangen. Maar zijn de tweede en derde druk daarmee gelijkwaardig? Nee, want de derde druk heeft honderd bladzijden meer tekst. Dus voor de derde druk kiezen? Dat valt nog te bezien: bij de exemplaren van de derde druk die ik in handen heb gehad was dwarslopend papier gebruikt, dat gaat op den duur bobbelen in de rug. Ik heb zelf een exemplaar van de tweede druk, blijkens een handtekening voorin ooit het bezit van Hendrik Heukels (1854-1936), bekend door zijn schoolflora (tegenwoordig, in totaal veranderde vorm, toe aan zijn 23ste druk en de 24ste is in voorbereiding). Voor een florist zoals ik een aardige ‘provenance’. | ||||||||||||||
Frank Kingdon-Ward: het land van de blauwe papaversZesde voorbeeld. Als bewonderaar van de boeken van Kingdon-Ward had ik op zeker moment van vrijwel al zijn boeken originele drukken - zo niet letterlijk een eerste druk, dan toch een ongewijzigde nadruk van de eerste druk. Alleen niet van een van zijn vroegste boeken, The Land of the Blue Poppy uit 1913 (volgens sommigen zijn beste boek, maar dat betwijfel ik). In dit boek beschrijft Kingdon-Ward zijn eerste zelfstandige expeditie in zuidwestelijk China.
Pagina uit Eduard Strasburger, Streifzüge an der Riviera (1904), met de afbeelding van een gele hoornpapaver. Collectie auteur.
Stofomslag van Patrick M. Synge, Mountains of the Moon, Travel Book Club editie (1938). Collectie auteur.
Foto in diepdruk uit Patrick Synge, Mountains of the Moon (1938). Rozet van een reuzenlobelia (Labelia becquaertil). Collectie auteur.
In dit geval heb ik mij lange tijd beholpen met een herdruk uit 1973, typografisch goed verzorgd, maar met onbevredigende reproductie van de foto's in sepia op vrij ruw papier, waardoor contrastverlies was opgetreden. Later heb ik nog een facsimile-reprint van de Cambridge | ||||||||||||||
[pagina 35]
| ||||||||||||||
University Press gehad, waarbij de foto's een zekere matheid hadden - tekst en foto's waren op hetzelfde matte papier afgedrukt. Aangezien Kingdon-Ward goede foto's maakte, zoals ik aan zijn latere boeken had kunnen constateren, bleef dit irriteren. Anderzijds: het prijsverschil tussen een origineel en de latere herdrukken is aanzienlijk... maar daar ben ik op zeker moment toch maar overheen gestapt. Eindelijk rust! Kingdon-Wards Riddle of the Tsangpo Gorges (1926) is een tamelijk zeldzaam boek, waarin een expeditie uit 1924-25 beschreven wordt naar het dal van de Tsangpo in Tibet, dat wil zeggen de bovenloop van de Brahmaputra. Waar de Tsangpo door de keten van de Himalaja heen breekt, om in het laagland van India verder Brahmaputra te heten, vormt hij een zeer moeilijk begaanbare kloof. Kingdon-Ward en zijn metgezel, de jonge graaf Cawdor, drongen een eind in de kloof door, verder dan hun voorgangers Bailey en Morshead, in de verwachting een spectaculaire waterval tegen te komen, gezien het grote hoogteverschil dat de rivier moet overbruggen. Maar ze vonden een lange reeks stroomversnellingen en enkele niet zeer spectaculaire watervallen, waarvan de hoogste door Kingdon-Ward op twaalf meter werd geschat. Recente exploratie heeft uitgewezen dat deze waterval in werkelijkheid 21 meter is en dat zich verderop een andere bevindt van 30,5 meter. Door een rotsuitloper was deze onzichtbaar gebleven voor Cawdor en Kingdon-Ward. The Land of the Blue Poppy kreeg een moderne heruitgave in 2001, die veel extra materiaal bevat, onder andere een beschrijving van recente pogingen om de kloof verder te verkennen. Verder veel kleurenfoto's van het landschap en van planten die Kingdon-Ward noemt, maar die niet werden afgebeeld in de oorspronkelijke editie. Bovendien zijn veel foto's van Kingdon-Ward zelf gereproduceerd van de oorspronkelijke negatieven, bewaard in de archieven van de Royal Geographical Society. Daardoor is de reproductie vaak nog iets beter dan in de oorspronkelijke uitgave. Kortom, een fantastische heruitgave eigenlijk. Ik weet maar twee minpuntjes te noemen. Ten eerste, de regels zijn te lang voor prettig lezen, en ten tweede, de weglating van enkele naar tegenwoordige maatstaven ‘politiek incorrecte’ uitlatingen is historisch gezien een doodzonde. In heel veel opzichten is de moderne uitgave aan te bevelen. Maar er is met moderne hulpmiddelen zoveel toegevoegd dat het effect op de lezer toch heel anders is dan van de oorspronkelijke uitgave. Doordat de eerste druk zoveel minder illustraties heeft, en dan nog alleen in zwart-wit, komt het voor de lezer meer aan op het beschrijvend vermogen van de schrijver. Eigenlijk willen we beide uitgaven ter beschikking hebben! | ||||||||||||||
Patrick Synge: reis naar de MaanbergenEen laatste voorbeeld. In 1937 verscheen van de botanicus en horticulturist Patrick Synge (1910-1982) Mountains of the Moon, waarin hij een expeditie naar de hoge bergen in equatoriaal Afrika beschrijft: Ruwenzori (Rwenzori), Mount Kenya, Mount Elgon, de Birunga (Virunga) vulkanen. Een van de deelnemers was de schilder Stuart Somerville (1908-1983), van wie een aantal schilderijen in zwart-wit is gereproduceerd en bovendien twee in kleur, apart gemonteerd op stevig papier. Het boek is verder geïllustreerd met goede foto's, in lichtdruk - een zeer hoogwaardig procédé - gereproduceerd. Tot de botanische specialiteiten van de equatoriale bergen behoren reuzenlobelia's in diverse soorten, en boomvormige Senecio-soorten. Senecio heet in het Nederlands ‘kruiskruid’, maar die voorwereldlijk uitziende boomvormige monsters worden tegenwoordig vaak tot een apart geslacht Seneciodendron gebracht, wat je in het Nederlands als ‘boomkruiskruid’ zou kunnen vertalen. Het boek bevat enkele mooie foto's van deze plantenreuzen. In 1938 volgde een goedkopere Travel Book Club editie, met de foto's in raster-diepdruk weergegeven. De reproducties in kleur van Somervilles schilderijen zijn weggelaten. Er ontbreekt nog iets anders in de goedkope uitgave: een uitslaande kaart van Ruwenzori en omgeving, die wel aanwezig was in de eerste druk. Voor een bibliofiel is het duidelijk: je moet de eerste druk hebben. Wat mij betreft is het verschil tussen die twee edities niet zo heel groot. Want hoewel lichtdruk als een zeer hoogwaardig procedé voor de reproductie van foto's bekend staat, is in dit geval het kwaliteitsverschil met die in rasterdiepdruk vrijwel verwaarloosbaar: meestal lijkt de lichtdruk marginaal beter, maar in sommige gevallen de weergave in rasterdiepdruk. De kaart van Ruwenzori voegt niet zo heel veel toe, omdat er geen expeditieroute ingetekend is. En zelf word ik ook niet warm of koud van die reproducties in kleur... Weeg je ook nog het stofomslag mee, dan is het exterieur van de Travel Book Club editie een stuk aantrekkelijker dan dat van de eerste druk.
De conclusie moet zijn dat elke editie - afgezien van ongewijzigde herdrukken - interessant kan zijn. Dat betekent ook, zeker in het geval van een wetenschappelijke bibliotheek, dat we niet te snel een editie als overbodig of irrelevant moeten beschouwen. Daarom dienen we ook voorzichtig te zijn met ontdubbelen, want dat is lastiger dan het lijkt - immers, van te voren staat niet vast welke wensen de gebruikers kunnen hebben. | ||||||||||||||
Besproken boeken
|
|